Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- [eiser] met mr. Bouwman;
- aan de kant van Hoist Finance: mr. Pijnacker.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2021 een tussenvonnis gewezen in een kort geding tussen een eiser en Hoist Finance AB. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Bouwman, vorderde de wijziging van zijn BKR-registratie, die hem belemmert in het verkrijgen van een hypotheek voor de aankoop van een woning. Hoist Finance, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A.P. Pijnacker, voerde verweer en stelde dat de eiser niet ontvankelijk was in zijn vordering omdat hij te laat had gereageerd op een eerdere afwijzing van zijn verzoek tot verwijdering van de registratie.
De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 24 december 2020 voorlopig geoordeeld dat de eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering en heeft het voornemen uitgesproken om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de grondslag van BKR-registraties. De rechter heeft de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de voorgestelde vragen. De eiser heeft gesteld dat hij sinds drie jaar schuldenvrij is en dat de registratie hem onevenredig veel nadeel toebrengt.
De voorzieningenrechter heeft uiteengezet dat er onduidelijkheid bestaat in de rechtspraak over de vraag of de registratie door Hoist Finance rechtmatig is. De rechter heeft de Hoge Raad gevraagd om verduidelijking over de toetsing van de verwerking van persoonsgegevens door kredietinstellingen en de rechten van betrokkenen onder de AVG. De zaak is aangehouden totdat de Hoge Raad zijn oordeel heeft gegeven, waarna partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over het antwoord van de Hoge Raad.