Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.Het verloop van de zaak
Opmerking A-G: In dat advies schrijft de advocaat-generaal:“De Hells Angels riem stond niet op de beslaglijst en is daarom niet door het gerechtshof verbeurd verklaard”]. De riem kan niet meer worden teruggegeven, omdat die al is vernietigd. Mocht de riem onterecht zijn vernietigd, dan kan de klager een vergoeding krijgen. Ik meen echter dat de riem niet onterecht is vernietigd. (…) De klager zegt (…) zelf ook dat hij de riem droeg als hij naar de begrafenis ging van één van de members. De riem is vergelijkbaar met de patches die wel verbeurd zijn verklaard door het hof. Ook de riem draagt uit dat men met de Hells Angels te maken heeft, terwijl deze club recentelijk is verboden door de Hoge Raad. (…)
3.De ontvankelijkheid van het klaagschrift/de klager
voorkomendat de riem op de beslaglijst zou komen te staan en dat het hof over de riem zou beslissen. Dat is gelukt. Door deze strategie is het hof wat betreft het beslag op de riem buiten spel gezet.
4.Het middel
NJ2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis, het voor de beklagrechter geldende kader uiteengezet. [12] Uit dat kader blijkt dat de beklagrechter zich in deze fase terughoudend dient op te stellen. Het gaat immers om een fase waarin het opsporingsonderzoek nog niet behoeft te zijn afgerond en de strafrechter zich nog moet uitspreken over de strafzaak. [13] Opheffing van het beslag en teruggave daarvan aan de beslagene (of aan een ander die redelijkerwijs als rechthebbende op het voorwerp kan worden aangemerkt) is in deze fase niet aan de orde zo lang het strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. Dat is het geval wanneer het beslag kan bijdragen aan de waarheidsvinding van het strafbare feit, dan wel “niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen”. In dat geval zal de beklagrechter het beklag ongegrond verklaren. Als het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beklag ontbreekt, zal de beklagrechter het beklag gegrond verklaren.
omdatdeze niet op de tijdens de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker door het openbaar ministerie verstrekte beslaglijst stond, (…) onjuist (is).” Uit de korte toelichting op de deelklacht blijkt dat de steller van het middel uit de formulering van het hof afleidt dat het hof van oordeel is dat de zittingsrechter op grond van art. 353 Sv alleen verplicht is te beslissen over voorwerpen die op de beslaglijst als bedoeld in art. 309 Sv staan vermeld.