Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beslissing
30 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag over de vernietiging van inbeslaggenomen tabaksproducten. De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten tabak en sigaretten, zijn op 11 augustus 2020 vernietigd na een machtiging van de officier van justitie. De klager heeft vervolgens een klaagschrift ingediend, waarin hij verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank heeft op 21 maart 2022 geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn beklag, omdat het beslag was beëindigd door de verleende machtiging tot vernietiging.
Het cassatiemiddel stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beslag was beëindigd zonder dat voorafgaand aan de vernietiging een waardebepaling had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat, gelet op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, het beslag al was beëindigd op het moment van de beslissing op het klaagschrift. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen zijn vernietigd op basis van de machtiging, en dat de beëindiging van het beslag niet afhankelijk is van een waardebepaling.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de klager verworpen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de rechtbank de klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. De beslissing is genomen op 30 mei 2023 door de Hoge Raad der Nederlanden, Strafkamer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.