Conclusie
1.Feiten
Hierbij verklaar ik dat [erflaatster] geboren: [geboortedatum] -1928 (...)
Op 15 oktober heb ik met u overleg gehad aangaande de verklaring welke u heeft afgegeven voor de onderbewindstelling van de goederen van [erflaatster] . (…)
Ik geef als uitdrukkelijke wens te kennen dat ten aanzien van de medische behandelingen waarvan in deze akte sprake is (...) nooit contact wordt opgenomen met de navolgende personen mijn zoon, de heer [eiser 1] , (...) en mijn dochter, mevrouw [eiseres 2] (…).
Algemeen
Aan mij is gevraagd om op korte termijn [erflaatster] (…) een testament te laten tekenen.
De medische verklaring waarover U beschikt is opgesteld op 04-08-2010.
Hiermee bevestig ik (...) mijn verklaring afgegeven in juli 2011 (…) ten behoeve van [erflaatster] , aan Notaris [betrokkene 4] , in het kader van het te passeren testament van [erflaatster] .”
Zoals besproken kan door mij op dit moment geen verklaring van erfrecht worden afgegeven. De reden daarvan is, zoals jou bekend, datje broer [eiser 1] en je zuster [eiseres 2] mij hebben meegedeeld de geldigheid van het testament van je moeder te betwisten.
2.Procesverloop
sprake was van cognitieve stoornissen.
Vasculaire dementie is typisch vrij geleidelijk progressief met stapsgewijze achteruitgang. Er zijn echter in de literatuur casus beschreven met een zeer snelle progressie. Deze snelle progressie heb ik ook in mijn eigen praktijk enkele malen geobserveerd.
Er kan sprake zijn van een dementie met daarnaast een delier door andere somatische aandoeningen zoals infecties. Er zijn zeker urineweg infecties geweest die verwardheid gaven. Zo’n delier herstelt niet altijd en kan tot een cognitieve en functionele achteruitgang leiden.
Er is een andere diagnose die niet is overwogen en die derhalve niet is aangetoond of uitgesloten. Snel progressieve dementie komt bv voor in het kader van een paraneoplastisch syndroom. Dit is een aandoening die voorkomt in het kader van een kwaadaardige aandoening en die in een snel tempo cognitieve achteruitgang geeft. Ook cerebrale vasculitis kan een snel progressieve dementie geven met vasculaire afwijkingen op de CT scan.
3.Inleidende opmerkingen
4.Bespreking van het cassatiemiddel
Subonderdeel 1Ais gericht tegen rov. 2.1 van het eindarrest. Hierin heeft het hof geoordeeld dat de vijf producties (producties 18-22) [30] die [eisers] bij hun slotakte in het geding hebben gebracht en waartegen door appellanten bezwaar is gemaakt, buiten beschouwing worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Daartoe heeft het hof overwogen dat deze producties eerst in de allerlaatste fase van de procedure zijn overgelegd terwijl voor het overleggen van producties geen gelegenheid was geboden, appellanten daar niet meer op hebben kunnen reageren en niet is gesteld of gebleken dat de betreffende producties niet eerder in het geding hadden kunnen worden gebracht.
sluitend bewijsheeft verlangd van de stelling dat erflaatster ten tijde van het opmaken van de uiterste wilsbeschikking leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis toen een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsverklaring betrokken belangen heeft belet ofwel dat de wilsverklaring onder invloed daarvan is gedaan als bedoeld in art. 3:34 lid 1 BW. Het subonderdeel suggereert dat [eisers] in een onmogelijke bewijspositie verkeerden, omdat het sluitende bewijs alleen kon worden geleverd door onderzoek van erflaatster zelf. Het hof had daarom behoren te overwegen dat [eisers] (kort gezegd) het bestaan van een geestelijke stoornis
aannemelijkmoeten maken, aldus het subonderdeel.
subonderdeel 2B, die inhoudt dat rov. 2.19 en rov. 2.23 [39] van het eindarrest onvoldoende begrijpelijk zijn gemotiveerd indien en voor zover het hof de in subonderdeel 2A genoemde maatstaf wel degelijk zou hebben gehanteerd.
subonderdelen 3A en 3B). Deze subonderdelen klagen dat het – bij gebreke van een grief op dit punt – onjuist althans onbegrijpelijk is dat het hof bij zijn oordeelsvorming (in rov. 2.24 van het eindarrest) niet tot uitgangspunt heeft genomen of relevant heeft geacht dat, zoals de rechtbank in rov. 4.4 van haar vonnis heeft vastgesteld, erflaatster onmiddellijk voordat zij haar kinderen zou onterven nog heeft gezegd dat ze niet wilde dat iemand tekort zou komen. Uit dit feit zou onmiskenbaar blijken dat bij erflaatster niet de wil aanwezig was om [eisers] te onterven.
dat is weer een “hear say” die bovendien eenzijdig is en niet bevestigd wordt door [betrokkene 4] of [betrokkene 7] ”).
onderdeel 5heeft betrekking op de beoordeling van de door [eisers] geleverde kritiek dat de deskundige niet over de verpleegrapporten heeft beschikt. Het hof heeft de conclusie van de deskundige inzichtelijk en voldoende gemotiveerd geacht (rov. 2.14) en overwogen dat de deskundige weliswaar niet over de verpleegrapporten heeft beschikt, maar dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot het oordeel moeten leiden dat de deskundige zonder deze rapporten niet tot zijn conclusie heeft kunnen komen (rov. 2.16). Volgens onderdeel 5 zijn deze overwegingen rechtens onjuist dan wel onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd, omdat (i) uit niets blijkt dat [eisers] hadden moeten onderbouwen waarom de deskundige ook over de verpleegrapporten diende te beschikken, (ii) het ‘onmiskenbaar logisch’ is – gegeven de instructie van het hof bij arresten van 9 mei 2017 en 12 juni 2018, waaruit volgt dat de deskundige door partijen volledig diende te worden geïnformeerd en de deskundige partijen volledig diende te informeren – dat de deskundige ook over de verpleegrapporten diende te beschikken en (iii) [eisers] wel degelijk hebben toegelicht waarom kennisname door de deskundigen van de verpleegrapporten noodzakelijk is.
70.[ [eisers] ]
wijzen er voorts op dat het CT onderzoek bevestigt dat er sprake is van ernstige vasculaire dementie. Dr. Roks bevestigt dat er uit de CT scan blijkt dat er geen recente infarcten zichtbaar zijn. Met andere woorden: daarmee bevestigt dr. Roks dat het CT onderzoek, met alle consequenties van dien, representatief is voor het moment van het passeren van het testament. Uit de conclusie van dr. Roks blijkt dus dat in de periode van 1 augustus tot 3 november 2011 er geen belangrijke cerebro vasculaire incidenten zijn geweest.
er recht op dat dit CT onderzoek door een daartoe bevoegd hoogleraar (neuro)radiologie wordt beoordeeld, nu dit kennelijk van belang is voor de beoordeling. Uiteraard een onafhankelijke hoogleraar ( [eiser 1] is zelf ook hoogleraar radiologie). (…)
handhaven dat erflaatster/moeder op 1 augustus 2011 onvoldoende in staat is geweest de gevolgen van haar handelen te overzien en te onderkennen welke de gevolgen daarvan waren. Zij handhaven uitdrukkelijk hun bewijsaanbod, zoals ook al eerder is gedaan met betrekking tot het horen van diverse getuigen omtrent de situatie voorafgaande aan c.q. kort nadien dan wel ten tijde van het passeren van de uiterste wilsbeschikking, voor zover op hen enige bewijslast rust, waarbij zij ook nog verwijzen naar hetgeen ten aanzien daarvan in onderhavige memorie is gesteld.”
[deskundige 1] noch Roks zijn bevoegd of bekwaam als neuroloog tot het beoordelen van een CT onderzoek van de hersenen. Dit behoort wel tot het vakgebied van [eiser 1] . De uitgebreide witte stof afwijkingen ( graad 3 ) ontstaan niet in een jaar laat staan in 3 maanden! De witte stof afwijkingen passen inderdaad bij vasculaire dementie zoals [deskundige 1] zegt en zijn dus zeker representatief voor het moment dat het testament werd gepasseerd.(…)”
De deskundige stelt op basis van het aan hem verstrekte dossier vast dat de processtukken twee beelden van erflaatster geven: ten eerste een zeer demente indruk en ten tweede een juist heldere indruk. Hij komt tot deze vaststelling op basis van de zich in het dossier bevindende (getuigen)verklaringen. Zo bevinden zich in het dossier (de door [eisers] aangehaalde) verklaringen van de kinderen van [eisers] die verklaren dat erflaatster in de zomer van 2011 en op haar verjaardag op [geboortedatum] 2011 een warrige, verwarde en niet heldere indruk maakte, niet goed uit haar woorden kon komen en geestelijk niet in staat leek om helder na te denken en een waardeoordeel te geven. Daartegenover bevinden zich in het dossier verklaringen van verschillende derden, (…) die een ander beeld van erflaatster schetsen. In deze verklaringen komt onder andere naar voren dat erflaatster in de zomer van 2011 helder van geest was, wist wat zij wilde, een goed beoordelingsvermogen had en dat haar geheugen nog goed werkte. Volgens [X] was erflaatster op haar verjaardag in 2011 als vanouds en vol belangstelling. Ook [Y], de schoonzus van erflaatster (…) heeft verklaard dat zij in de maanden juli en augustus (2011) gewoon met erflaatster kon praten en dat zij normaal contact hadden.