3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiser] c.s. en Goedvast zijn op 5 juli 2002 overeengekomen dat Goedvast alle aandelen van de aan [eiser] c.s. toebehorende besloten vennootschap Duinzigt Woonservice B.V. (hierna: Duinzigt) kocht voor een bedrag van € 36.302,-.
(ii) De tussen partijen ter zake van die koopovereenkomst gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een brief van 27 juni 2002. Die afspraken houden onder meer in dat Duinzigt “geheel schoon [wordt] opgeleverd”, dat er geen rekening-courantverhoudingen met de directie/aandeelhouders zullen bestaan, dat alle door Duinzigt ontvangen huren zullen zijn betaald aan de verhuurders, dat er geen achterstanden/schulden/vorderingen (te verwachten) zijn bij/van de fiscus en de bedrijfsvereniging, en dat er op 1 oktober 2002 op alle Duinzigt-rekeningen samen een positief saldo zal zijn van € 10.500,-.
(iii) De overdracht van de aandelen heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2002. Vanaf die datum is Goedvast de bedrijfsvoering van Duinzigt gaan verrichten. Zij heeft daarbij met betrekking tot de periode vóór 15 oktober 2002 onder meer geconstateerd dat door Duinzigt ontvangen huren nog niet aan de verhuurders waren afgedragen, dat de fiscus nog vorderingen op Duinzigt had, en dat er nog andere verplichtingen van Duinzigt jegens derden waren.
3.2.1Goedvast heeft in dit geding onder meer gevorderd dat [eiser] c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen.
3.2.2In hoger beroep heeft Goedvast alsnog een concreet bedrag aan schadevergoeding gevorderd, te weten € 97.013,-. Het hof heeft een deskundige benoemd teneinde te worden voorgelicht onder meer met betrekking tot de vraag welke schulden Duinzigt op 15 oktober 2002 had aan derden, belastingen en sociale premies daaronder begrepen. Nadat de deskundige zijn rapport had uitgebracht, heeft het hof in zijn eindarrest [eiser] c.s. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 50.638,65 in hoofdsom.
3.3.1Onderdeel 1 komt op tegen rov. 6, waarin het hof de schuld van Duinzigt uit hoofde van omzetbelasting heeft vastgesteld op € 5.066,-. Het onderdeel klaagt dat het hof geen aandacht heeft besteed aan het verweer dat [eiser] c.s. ten aanzien van deze schuld hebben gevoerd. Het onderdeel wijst erop dat [eiser] c.s. in hun akte na deskundigenbericht hebben aangevoerd dat Goedvast niet heeft aangetoond dat deze schuld door haar is voldaan door betaling of verrekening. Voorts wijst het onderdeel erop dat [eiser] c.s. ten aanzien van de vennootschapsbelasting een gelijkluidend verweer hebben gevoerd en dat het hof dit verweer wel heeft gehonoreerd.
3.3.2Het hof heeft in rov. 5 ten aanzien van de vennootschapsbelasting overwogen dat, gelet op het verweer van [eiser] c.s., van Goedvast verwacht had mogen worden dat zij de desbetreffende post zou hebben onderbouwd door het in het geding brengen van bescheiden zoals een betalingsbewijs of verrekeningsbeschikking, en dat bij gebreke daarvan de schuld niet als vaststaand kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de omzetbelasting heeft het hof in de bestreden beschikking geen aandacht besteed aan het door [eiser] c.s. gevoerde (gelijksoortige) verweer. Zijn oordeel ter zake van de omzetbelasting is dan ook ontoereikend gemotiveerd. De klacht is dus gegrond.
3.4.1Onderdeel 2 is gericht tegen rov. 9, waarin het hof onder meer het volgende heeft overwogen:
“9. (…) Deze post heeft betrekking op de huurontvangsten die na aftrek van de courtage doorbetaald moeten worden aan de verhuurders. De deskundige sluit zich aan bij de bevindingen en conclusie van accountant [de accountant] (…) in zijn, door Goedvast overgelegde, rapporten (…). [eiser] c.s. gaan er niet mee akkoord dat de deskundige zonder eigen onderzoek het rapport van Hooreman volgt (…). Het hof gaat hieraan voorbij. De deskundige heeft in zijn verantwoording te kennen gegeven dat hij de werkwijze van Hooreman voor de vaststelling van deze schuld aanvaardbaar vindt en dat hij geen aanwijzingen heeft om te twijfelen aan diens deskundigheid. De deskundige heeft in zijn rapportage met dezelfde, ook bij hem ingebrachte bezwaren van [eiser] c.s. rekening gehouden. Het hof acht zich in het licht daarvan voldoende voorgelicht om tot een vaststelling van deze schuld en wel op voormeld bedrag van € 23.801,50 te komen.”
3.4.2Het onderdeel klaagt dat onbegrijpelijk is dat het hof de in het deskundigenbericht vermelde bedragen heeft overgenomen. Volgens het onderdeel voldoet het deskundigenbericht niet aan de daaraan te stellen eisen, nu de deskundige de bevindingen van de door Goedvast ingeschakelde accountant zonder eigen onderzoek heeft overgenomen.
3.4.3Bij de beoordeling van deze klacht wordt het volgende vooropgesteld. Voor de rechter geldt een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen, in zijn beslissing zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (vgl. HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921, NJ 2011/599). 3.4.4Het hof heeft in navolging van de deskundige het uit hoofde van de huurontvangsten door [eiser] c.s. aan Goedvast verschuldigde bedrag vastgesteld op € 23.801,50. Blijkens de gedingstukken hebben [eiser] c.s. deze schuld voor een bedrag van € 4.199,74 gemotiveerd betwist, onder meer in hun reactie op het concept-deskundigenbericht. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht, in aansluiting op de mededeling dat hij geen aanwijzingen heeft om te twijfelen aan de deskundigheid van de accountant, onder meer vermeld: “Het opnieuw uitvoeren van de werkzaamheden (…) lijkt mij niet rationeel gezien het bedrag van € 4.199,74 dat gemotiveerd betwist wordt”. Ook in hun akte na deskundigenbericht hebben [eiser] c.s. de schuld voor genoemd bedrag van € 4.199,74 betwist.
3.4.5In het licht van de (niet-inhoudelijke) reactie van de deskundige op het standpunt van [eiser] c.s. en de herhaalde betwisting door [eiser] c.s. in hun akte na deskundigenbericht van het bedrag van € 4.199,74, heeft het hof door de conclusie van de deskundige op dit punt zonder meer te volgen, zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd. De klacht slaagt.