A
Brief van Prof. dr. Ph. Scheltens, neuroloog VUmc Alzheimercentrum (hierna: Scheltens) van 6 augustus 2012:
“De kenmerken van een vasculaire dementie zijn allereerst die van een dementie, d.w.z. een verlies van de cognitieve vermogens t.o.v. een eerder niveau, dat interfereert met het dagelijks leven, ergo dat vanwege de cognitieve beperkingen, problemen oplevert bij het uitvoeren van de alledaagse handelingen. I.t.t. de ziekte van Alzheimer is het geheugen meestal minder sterk aangedaan (. . .).
Geen enkele dementie, dus ook niet in de vasculaire vorm, impliceert wilsonbekwaamheid. Dit hangt af van vele factoren (. . .). Er zijn verschillen in het kunnen oordelen over deelname aan wetenschappelijk onderzoek, euthanasie, of onterving.
Op mijn verzoek ontving ik de CD met daarop een CT hersenen d.d. 3-11-2011 (. . .). Hierop is (. . .) in het geheel geen corticale infarcten(hof: te zien)
. Hetgeen vreemd is in het licht van de beschreven ‘afasie’ (. . .).
(. . .)
Redenerend vanuit de medische informatie die voorhanden is, in combinatie met de CT-scan, kan er gesproken worden van cognitief verval en traagheid (. . .) Echter, deze informatie is van NA de testamentswijzigingen. Van vóór de testamentswijziging dateren de twee observaties van collega Hoijtink, op 4-8-10 en 24-11-10 die haar wilsbekwaam acht voor het wijzigen van het testament, overeenkomstig de indruk van de notaris van november 2010, maart 2011 en augustus 2011.
Al met al zou ik concluderen dat de diagnose vasculaire dementie pas deugdelijk onderbouwd kan worden met de informatie van NA de testamentswijziging. Aangenomen moet derhalve worden dat patiënte ten tijde van het ondertekenen van het nieuwe testament op 1-8-11 wilsbekwaam was.”
B
E-mail van Scheltens van 30 augustus 2015:
“bij deze mijn commentaar (. . .) op de punten die Prof de Deyn noemt in zijn email aan de heer [geïntimeerde sub 1] , dd 22-10-2013.
(. . .) valt op dat De Deyn slechts een beperkte en bevooroordeelde (door zoon) versie van de casus krijgt voorgelegd, hetgeen De Deyn niet in staat stelt een gewogen oordeel te geven, gebaseerd op alle klinische gegevens + de CT scan.
(. . .)
het staat vast dat patiënte NA haar testamentswijziging door collega Janse op 22-12-11 als dement wordt beschouwd. Echter, zoals ik heb beschreven in mijn brief van 6-8-12, heeft drs Hoijtink op 24-11-10 nog beschreven dat zij patiënte wel in staat acht de essentie van een testament te begrijpen en keuzes te maken. Hieruit zou men ook kunnen opmaken dat er kennelijk wisselingen in het klinisch beeld bestaan, die passend zijn bij een vasculaire oorzaak van cognitieve stoornissen.
Ook na lezing van de correspondentie tussen Prof De Deyn en de Heer [geïntimeerde sub 1] , blijf ik derhalve bij mijn mening dat er onvoldoende harde gronden zijn om te veronderstellen dat patiënte tijdens het wijzigen van het testament NIET wilsbekwaam was.”
C
E-mail van Hoijtink van 31 augustus 2015:
“(. . .) Uit de periode 2008 tot en met 02-08-2011 komt een opvallend consistent beeld naar voren.
(. . .) 2009: Mw [X] krijgt een CVA. De afkorting CVA staat voor Cerebro-Vasculaire Aandoening.
Dit is niet een bepaalde aandoening, maar een verzamelbegrip.
(. . .) De term CVA kan dus gebruikt worden voor een klinisch licht beeld of voor een klinisch ernstig beeld.
04-08-2010: Een medische verklaring mijnerzijds in verband met een eventuele onderbewindstelling. (. . .)
Wat ik in deze verklaring niet aangeef is de ernst van het CVA (namelijk beperkt).
Wat ik ook niet aangeef is de ernst van de cognitieve stoornissen(namelijk ook beperkt).
Van dementie (dus ook vasculaire dementie) is geen sprake.
24-11-2011(het hof begrijpt: 24-11-2010)
: Naar aanleiding van een verzoek van de notaris bezoek ik haar uit zorgvuldigheid nogmaals.
Ik constateer dat er in de tussenliggende tijd niet veel veranderd is. Ik verklaar daarom dat moeder ten aanzien van een testamentsaanpassing wilsbekwaam is.
Hiermee wordt de inschatting van de notaris gebaseerd op twee gesprekken met moeder, bevestigd.
18-07-2011: Er wordt door de huisarts een huisbezoek gebracht en een langdurig arts/patient gesprek vindt plaats.
Een van haar constateringen is dat er geen sprake is van dementie.
(. . .)
Maart en 01-08-2011: De notaris beschouwd(hof: beschouwt)
haar als wilsbekwaam.
Concluderend komt er dus een consistent beeld naar voren op basis van contacten met meerdere medici en niet-medici gedurende meerdere momenten gedurende precies een jaar.
En dat consistente beeld is: wel licht te noemen vasculaire cognitieve stoornissen, maar zeker geen wilsonbekwaamheid of dementie.
(. . .)
Op 08-11-11 wordt de urine door de huisarts nagekeken (. . .).
(. . .) wijst op een forse urineweginfectie. Deze urineweginfectie zou gezien de testwaarden heel goed al wat langer aanwezig kunnen zijn. Volgens de thuiszorg is moeder verward.
De huisarts gebruikt hier niet de term delier. Maar toch zou hier heel goed sprake van geweest kunnen zijn.
(. . .) kan een delier (met wisselend bewustzijn, wisselende aandacht en wisselende cognitieve stoornissen) in deze novemberperiode heel goed een aantal weken aanwezig hebben kunnen zijn.
In aanwezigheid van een delier mag een diagnose dementie eigenlijk niet zomaar gesteld worden.
(. . .)
Op 03-11-11 is er een CT scan gemaakt. Er blijkt spraken(hof: sprake)
van ernstige vasculaire encephalopathie.
Belangrijk is in dit verband dat dit een term is die beschrijft wat er op beeldend onderzoek zichtbaar is.
(. . .) er is geen NPO verricht.
Een Neuro-Psychologisch Onderzoek behelst een uitgebreid psychologisch testpakket.
Hieruit kunnen symptomen naar voren komen die een diagnose dementiesyndroom kunnen ondersteunen, in combinatie met afwijkingen bij beeldend onderzoek.
Beeldend onderzoek alleen is onvoldoende voor het diagnosticeren van een klinisch beeld cq dementie.
(. . .) 22-12-11 Geriater Janse: het geheugen is niet goed te beoordelen door fatische stoornissen.
Waarschijnlijk (!) al forse cognitieve stoornissen in het kader van een (vasculaire) dementie.
Er is dus ook door Janse helemaal niet met zekerheid een diagnose dementie gesteld
(. . .).
(. . .) De analyse van Prof. Scheltens dd 06-08-2012 wordt door mij (. . .) volledig gedeeld.”
D
Een brief van W.P.M. van Jaarsveld , huisarts (hierna: Van Jaarsveld ) van 25 november 2015. Van Jaarsveld is als onafhankelijk huisarts gevraagd de chronologische weergave van de toetsingsmomenten van de wilsbekwaamheid van erflaatster te verifiëren. Daartoe heeft hij het medische dossier van erflaatster ter beschikking gesteld gekregen van de huisartsen J.M. de Kort-Beuker en haar voorganger J.H. van Es , almede de medicatielijst van de apotheek.
Met het medisch dossier van erflaatster als leidraad heeft hij een overzicht gegeven over de periode vanaf augustus 2010 tot de datum van haar overlijden. Uit dit overzicht blijkt het volgende. In 2010 bevatten de journaalregels geen bericht over Alzheimer/dementie, noch is medicatie hiervoor voorgeschreven. Op 31 januari 2011, enkele dagen na de val van erflaatster, heeft de huisarts geconcludeerd dat geen sprake is van beginnende Alzheimer/dementie. Ook in de periode tot 22 december 2011, de datum van de brief van geriater Janse naar de huisarts, is in de journaalregels geen sprake van Alzheimer/dementie. Op 6 april 2012 heeft huisarts erflaatster bezocht voor controle en in de journaalregels vermeld dat erflaatster aardig vrolijk en helder is en adequaat reageert. In het journaalbericht van 25 april 2012 is sprake van een telefonisch gesprek met [geïntimeerde sub 1] over erflaatster. Over de inhoud van dit gesprek is het volgende vermeld:
….. zoon is het niet eens met de diagnoses in de brieven van de neuroloog en de geriater (december aan dokter De Kort ) (. . .)herkent zich niet in een dementieel beeld.”