Uitspraak
1.[eiser],
[eiseres],
1.[gedaagde 1],
mr. J.M. SCHAEFFER,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderden eisers, [eiser] en [eiseres], de nietigverklaring van de uiterste wilsbeschikking van hun moeder, [erflaatster], die op 1 augustus 2011 was opgemaakt. De eisers stelden dat hun moeder op het moment van het opmaken van het testament niet wilsbekwaam was, als gevolg van een geestelijke stoornis. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de wilsbekwaamheid van [erflaatster] zorgvuldig onderzocht. Het testament had tot gevolg dat [eiser] en [eiseres] als erfgenamen werden uitgesloten, wat hen een legaat toekende ter grootte van hun legitieme portie. De rechtbank heeft vastgesteld dat [erflaatster] op het moment van het opmaken van het testament leed aan ernstige vasculaire dementie, wat haar vermogen om de gevolgen van haar testament te overzien, ernstig belemmerde. De rechtbank heeft daarbij ook gekeken naar verklaringen van medische professionals en getuigenissen van kleinkinderen van [erflaatster], die bevestigden dat zij in een verwarde toestand verkeerde. De rechtbank concludeerde dat de notaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de wilsbekwaamheid van [erflaatster] en dat de uiterste wilsbeschikking niet in overeenstemming was met haar werkelijke wil. Op basis van artikel 3:34 BW heeft de rechtbank de primaire vordering van eisers toegewezen en de uiterste wilsbeschikking van [erflaatster] nietig verklaard. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.