In zijn deskundigenrapport van 28 februari 2018 heeft de deskundige naar aanleiding van door hem verricht onderzoek de aan hem voorgelegde vragen of bij erflaatster sprake was van een stoornis van de geestvermogens en zo ja, of op 1 augustus 2011 sprake was van deze stoornis en of deze stoornis een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsverklaring betrokken belangen heeft belet of dat de wilsverklaring onder invloed van de geestelijke stoornis is gedaan, als volgt beantwoord:
“1. Was bij de erflaatster sprake van een stoornis van de geestvermogens.
Antwoord: Er is voldoende onderbouwing om vast te stellen dat er bij mw [X] (erflaatster; hof) sprake was van cognitieve stoornissen.
De eerste melding die ik daarvan kon vinden in het medische dossier is van de specialist ouderengeneeskunde J.T.H. Hoijtink. Op 3-9-2010 spreekt hij van een cerebro vasculair accident gepaard gaande met cognitieve stoornissen, tijdsoriëntatie, fatische stoornissen en stoornissen in de executieve functies met verlies van overzicht en planning. Het onderzoek voor deze verklaring vond plaats op 4-8-2010. Hij stelt vast dat deze cognitieve stoornissen mw [X] belemmeren in het zorg dragen voor haar financiële zaken. Deze beoordeling is verricht in het kader van een onderbewindstelling. Later geeft dhr Hoijtink in een toelichting per mail (dd 31-8-2017) aan dat de cognitieve stoornissen beperkt zijn in ernst en dat er geen sprake is van dementie.
(…)
15 november vindt er mailcontact plaats tussen [getuige A] en dhr Hoijtink. [getuige A] geeft in deze mail aan mw [X] in staat te achten de wijziging in het testament te beoordelen. Echter gezien de onderbewindstelling wil ze hiervan medische bevestiging. Op 24 december antwoordt dhr Hoijtink dat hij mw [X] op 24-11-2010 wederom heeft gesproken en haar wilsbekwaamheid daarbij heeft beoordeeld. Hij acht haar naar aanleiding van deze beoordeling in staat de essentie van een testament te begrijpen en hierover bewuste keuzes te maken.
Naar aanleiding van deze tweede beoordeling heb ik ook enkele vragen gesteld aan collega Hoijtink.
(…)
vraag 4. Vond u dat mevrouw in de maanden tussen de twee beoordelingen achteruit was gegaan?
Antwoord collega Hoijtink; Nee, ik trof in november dezelfde mw. [X] aan als in augustus 2010. Met dezelfde (lichte) symptomatologie en ook met dezelfde ideeën.
Naar aanleiding van de eerste verklaring afgegeven op 3-9-2010 vraagt notaris [W] op 25 juli 2011 een toelichting. De bewoordingen in deze verklaring, die handelde over de onderbewindstelling, waren zodanig dat zij zich afvroeg of mw [X] is staat zou kunnen zijn een testament op te maken. Op 27 juli 2011 gaf dhr Hoijtink het antwoord dat een zelfde vraag in november 2010 heeft geleid tot een tweede huisbezoek (24-11-2010) waaruit dhr Hoijtink concludeerde dat mw [X] is staat is de essentie van een testament te begrijpen en hierover bewuste keuzes te maken.
26-1-2011 staat in de journaalregels van de huisarts vermeld dat mw [X] is gevallen. Er leek geen fractuur. (…) Er volgde een röntgenfoto op 2-2-2011 waarbij geen fractuur werd beschreven,. (…) 5-2-2011 volgde een verpleeghuisopname vanwege mogelijk toch een fractuur die door de zoon werd gevonden en aanhoudende pijn en een zorgprobleem. 7-2-2011 werd ze op eigen verzoek en op verzoek van partner en dochter weer naar huis vervoerd. In de korte verpleeghuisopname is in de nacht verwardheid beschreven passend bij een delier. De huisarts beoordeelde Mw [X] op 7-2-2011 als iets in de war. (…) Op 16-2 en 25-2-2011 meldt de huisarts een duidelijke verbetering waarbij niets werd vermeld over de cognitieve stoornissen. Op 28-2, 8-3 en 21-3-2011 werd door de huisarts een urineweginfectie vastgesteld en met antibiotica behandeld. 22-3-2011 beschrijft de huisarts dat het veel beter gaat met mw [X] en dat ze weer loopt.
Op 8-7-2011 vindt er een gesprek plaats met de huisarts, Mw [X] en echtgenoot. De conclusie uit dit gesprek luidt; algehele achteruitgang. De anamnese meldt; “paar maanden geleden gevallen, gestruikeld/uitgegleden over gladde vloer. (…) Zorgen om dikke enkels, looppatroon en vergeetachtigheid. Lichamelijk onderzoek meldt duidelijke woordvindstoornissen van mw, geheugen niet goed te beoordelen. (…) Op 18-7-2011 vindt wederom een gesprek met de huisarts plaats over de gang van zaken. De huisarts beschrijft hierbij; “het geheugen lijkt wel goed, echter houdt woordvindstoornissen en toch ook wisselend in de war volgens zorg. Er volgt een verwijzing naar de geriatrie met als toegangspad (soort zorgpad wat aangevraagd wordt lijkt me) “functionele achteruitgang”. Reden van verwijzing en vraagstelling luidt; “algehele achteruitgang, mn woordvindstoornissen, achteruitgang looppatroon en mogelijk ook cognitieve stoornissen.
Over de verwijzing van de huisarts naar de geriater heb ik per mail nog een aantal aanvullende vragen gesteld aan collega De Kort (de huisarts van erflaatster; hof) en per brief heb ik antwoorden ontvangen (zie bijlage 2).
Vraag 1. Ik las in het medisch dossier dat u mevrouw 18-7-2011 heeft verwezen naar de geriater. U geeft daarbij in het dossier aan dat ze het eens is met de verwijzing. Is dat iets wat ze in deze tijd zelf goed kon aangeven?
Antwoord collega De Kort: Ik heb bij de verwijzing aangegeven dat mevrouw dat wel wilde. Blijkbaar achtte ik haar daar dus toe in staat.
Vraag 2. U schrijft in de verwijzing dat er naast lichamelijke klachten mogelijk ook cognitieve stoornissen waren. Bij beoordeling van de geriater was er inmiddels een ernstige dementie. Maakte mevrouw tijdens de gesprekken met u ook al een (ernstig) demente indruk of leken er toen slechts lichte cognitieve stoornissen te bestaan?
Antwoord collega De Kort; In het eerste gesprek wat ik destijds met haar had vielen de herhalingen en woordvindstoornissen op. Op basis daarvan kan ik geen diagnose stellen, noch de ernst van een mogelijke diagnose dementie inschatten.
(…)
Al met al lijkt er dus een beeld te bestaan van een cognitieve stoornis zonder dat er dementie is vastgesteld. Maar vooral lijkt er sprake te zijn van een algehele achteruitgang die mogelijk is versterkt door een bedlegerige periode na een val met veel pijn. Het gaat hier zover ik kan beoordelen over een zeer kwetsbare vrouw met multiproblematiek. Uit de rapporten van dhr Hoijtink maar ook uit het dossier van de huisarts kan ik niet opmaken dat er sprake is van dementie voor de datum 1 augustus 2011.
Als ik de samenvatting vanuit het medisch dossier van hierboven lees dan kom ik tot het antwoord nee. Er zijn echter na 1 augustus op medisch vlak wel zaken gebeurd die hier twijfel zouden kunnen geven. Cruciaal blijft natuurlijk wel hoe mw [X] op 1 augustus was. Hierover is van een medicus geen informatie en is er alleen een gedetailleerde beschrijving van de 2 getuigen die bij het tekenen van het testament aanwezig waren.
Zoals boven vermeld is er 18-7-2011 een verwijzing gestuurd voor beoordeling van de geriater. Niet met de vraagstelling dementie maar met de vraagstelling; ‘Algehele achteruitgang, mn woordvindstoornissen, achteruitgang looppatroon en mogelijk ook cognitieve stoornissen”. Er is in het dossier van de huisarts geen test over specificatie van de cognitieve stoornissen te vinden maar dit lezende lijkt de huisarts op dat moment geen ernstige dementie te signaleren. In mijn praktijk waar ik veel patiënten met dementie beoordeel signaleer ik dat bij een ernstig gevorderde dementie een huisarts geen bevestiging nodig heeft van een medisch specialist. Hoe ernstig de cognitieve stoornissen ten tijde van de verwijzing waren is uit het dossier en uit de aanvullende antwoorden van collega De Kort niet op te maken.
Uit het medisch dossier van de huisarts blijkt een progressief ziektebeeld met wisselende periodes van verwardheid. (…)
Op 31-10-2011 vond een consult plaats bij de geriater collega Janse en collega neuroloog Smidt.
Conclusie van dit polikliniek bezoek: