Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelklaagt dat de bewezenverklaring onbegrijpelijk is, althans onvoldoende met redenen omkleed. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring, delen van de pleitnota en de bewijsmotivering weer.
Primair vrijspraak - ontbreken redelijk vermoeden van schuld en dringende noodzakelijkheid(…)
Gezoem ventilatoren en afgeplakte ramenDan het gezoem van de ventilatoren en het zien van afgeplakte ramen. De verdediging is zeer blij met het feit dat er, in opdracht van Uw Hof, foto’s zijn gemaakt van de garage. Want laten we nu eerlijk zijn: afgeplakte ramen? Welke ramen? Dit is wel hetgeen in een ambtsedig proces-verbaal is opgenomen, maar in realiteit zijn de ramen ver te zoeken. Een ambtsedig proces-verbaal waar wij met z’n allen zoveel waarde aan hechten dat het zelfs bijzondere bewijskracht heeft. En de rechtbank heeft dit in haar vonnis overgenomen ter onderbouwing van het redelijk vermoeden van schuld en uiteindelijk ook het medeplegen. Ten onrechte!
24 maart 2015!Dit is bijna een jaar eerder. Daarbij moet worden opgemerkt dat in het destijds opgemaakte mutatierapport de verbalisant een hennepgeur zou hebben geroken bij [a-straat 2] toen hij voorbij fietste. [a-straat 2] bevindt zich aan de andere kant van de woning van cliënte en al helemaal van de garage. Op 16 februari 2017 heeft de betreffende verbalisant deze waarneming netjes verwoord in een proces-verbaal van bevindingen op verzoek van de officier van justitie, daar er alleen een mutatie was gemaakt. Op zich al een opmerkelijk verzoek om te doen twee jaar later, maar wat opmerkelijker is is dat de verbalisant het veel concreter kan verwoorden in 2017 dan in 2015.
(…)
Subsidiair vrijspraak - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs
Uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 26 juni 2018 alsmede het procesdossier blijkt het navolgende: de garage zat niet echt aan de woning vast, daar er nog een voorportaal A en weer een voorportaal B tussen zat. De garage was derhalve niet direct toegankelijk vanuit de woning. De deur naar dit voorportaal A zat altijd op slot. Cliënte had geen sleutel van deze deur bij zich, maar de sleutel lag, voor zover haar bekend, in een lade. Zij kon hier gewoon bij.
nietde exclusieve toegang had tot de kwekerij maar haar partner wel. De planten bevonden zich derhalve
juist nietin de machtssfeer van cliënte. Uit het dossier kan ook niet worden opgemaakt dat de sleutel in de lade is aangetroffen. De betreffende deur is afgesloten aangetroffen en is door een sleutelspecialist geopend. Er was geen sprake van beschikkingsmacht aan de zijde van cliënte.
juist niet genoemdin het proces-verbaal ‘aantreffen hennepkwekerij’. De welbekende hennepgeur wordt pas genoemd op het moment dat de verbalisanten de kweekruimte betreden. Indien er daadwerkelijk sprake zou zijn een dermate bijzondere sterke hennepgeur, dan hadden de verbalisanten dit wel genoemd in hun proces-verbaal van bevindingen. De geur die ooit in het verleden is geroken aan de buitenzijde, betreft een mutatie d.d. 24 maart 2015 (ruim een jaar eerder) waarbij is opgemerkt dat de geur het sterkst was ter hoogte van [a-straat 2]. Cliënte heeft in ieder geval nooit iets geroken en haar verklaring wordt op dat punt niet uitgesloten door het dossier.
Cliënte heeft ook nooit met een hennepkwekerij te maken gehad en zij heeft ook geen idee om wat voor ‘gezoem’ het gaat. Op welk ‘gezoem’ had zij moeten anticiperen? Zij heeft geen idee! Dan wordt haar vervolgens verweten dat zij de praktijken van haar partner wel moet hebben gezien. Dit wordt door de rechtbank op geen enkele wijze onderbouwd. De genoemde bedrijvigheid blijkt namelijk nergens uit. Wat wel blijkt uit de verklaring van cliënte, is dat zij 3 dagen in de week werkte en derhalve niet thuis was. Voor het overige droeg zij de zorg voor de dochter van partijen alsmede voor haar moeder. Haar partner, [medeverdachte], verklaart dat hij wist wanneer cliënte niet thuis was. Hij kon op basis van haar agenda plannen wanneer hij aan de kwekerij kon werken. Hij heeft ook niet veel hoeven timmeren en zagen, want alles stond op schragen. Duidelijk moge zijn dat [medeverdachte] er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat cliënte de kwekerij niet zou ontdekken.
1. De rechtmatigheid van het binnentreden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op het adres [a-straat 1] te [plaats] op 15 maart 2016 608 hennepplanten aangetroffen zijn in de garage die via een halletje in rechtstreekse verbinding met de woning stond. [7] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft opgezet. [8] De medeverdachte en verdachte [verdachte] stonden sinds 1 december 2006 op het adres [a-straat 1] ingeschreven blijkens het GBA. [9] Medeverdachte [medeverdachte] was de vriend van de verdachte (
het hof begrijpt: haar partner) en samen hadden zij een minderjarig dochtertje dat ten tijde van de (
naar het hof begrijpt: op 15 maart 2016 aangetroffen) hennepkwekerij 4 jaar oud was. [10] Blijkens het kadaster blijkt de woning tevens gezamenlijk eigendom te zijn van de verdachte en de medeverdachte. [11]
De garage was vanuit het woonhuis via een tussendeur bereikbaar en bestond uit een voorruimte en de kweekruimte zelf. In de voorruimte hingen 42 transformatoren, een schakelbord met tijdschakelaar, een voedingscomputer met drie pompen, een opticlimate en een gaskachel voor C02 bemesting. [12] Het betrof een zeer professioneel ingerichte hennepkwekerij. De tussendeur naar de woning kon worden afgesloten door middel van een sleutel. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij wist waar deze sleutel zich bevond en dat zij daarover kon beschikken. [13]
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte op 15 maart 2016 opzettelijk 608 hennepplanten aanwezig heeft gehad in het pand aan de [a-straat 1] in [plaats].
Tenlastegelegd is dat verdachte de hennepplanten op 15 maart 2016 tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.