ECLI:NL:HR:2012:BX4260

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01327
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepplanten in een bedrijfspand

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 oktober 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1972, die samen met zijn broer een schildersbedrijf exploiteerde. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van hennepplanten in hun bedrijfspand aan de [a-straat 1] te Utrecht. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie dat door de verdachte is ingesteld, waarbij mr. A.A. Bart als advocaat optreedt. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De bewezenverklaring van het Gerechtshof steunt op verschillende proces-verbalen van de politie, waarin is vastgesteld dat op 15 januari 2008 in het bedrijfspand hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte en zijn broer werden als eigenaren van het pand aangemerkt, en de hennepkwekerij was in het pand gevestigd. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen verklaard op de hoogte te zijn geweest van de hennepkwekerij en heeft niet gedistantieerd van de activiteiten van zijn broer.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met zijn broer aanwezig heeft gehad, toereikend gemotiveerd is. Het middel dat klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de bewijsvoering kan volgen, faalt. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof, waarmee de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van hennepplanten.

Uitspraak

4 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/01327
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 8 oktober 2010, nummer 21/003938-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Bart, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering kan volgen.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 15 januari 2008 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht West, nummer PL0917/08-015680, van 19 maart 2008, met de daarbij behorende bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, (bladzijden 10 t/m 14 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 10:
In het onderzoek werden als verdachte aangemerkt
[Medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], [woonplaats], en
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], [woonplaats].
Beide personen zijn eigenaar van het schildersbedrijf dat in het perceel (het hof leest in: [a-straat 1] te Utrecht) werd gehuisvest. Op 15 januari 2008 werd binnengetreden.
bladzijde 11:
Ik zag dat in de door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] omschreven ruimten hennepplanten van het geslacht Cannabis, vermeld op de lijst II onderdeel B van de Opiumwet geteeld werden. Ik telde in totaal 79 planten in ruimte 3. Voorts zag ik 156 lege potten, waarin geen planten meer stonden, in ruimte 1. De hennepplanten werden door mij, hennepcoördinator, geschat op ongeveer 1 week oud. Door mij zijn twee representatieve plantjes uit ruimte 3 als monster veilig gesteld alsmede monsters van aangetroffen plantdelen. Deze zijn door mij geanalyseerd.
2. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Paardenveld, nummer PL0917/08-015680, van 15 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, (bladzijde 19 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 19:
Op 15 januari 2008 heb ik onderzoek ingesteld in verband met een aantal in beslag genomen planten uit een hennepkwekerij. Ik onderzocht deze planten middels determinatie ter vaststelling van de plantensoort. In elke kweekruimte werden in totaal twee monsters genomen van de aanwezige planten. Ik zag aan de kleur, de vorm en de stand van de bladeren op de stengel van de geselecteerde planten dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van hennepplanten. Tevens rook ik dat de geur die de planten verspreidden overeen kwam met de kenmerkende geur van hennepplanten. Ten behoeve van de drugsidentificatie werd gebruik gemaakt van een door de politie Utrecht voorgeschreven drugstestkit van de fabrikant [A] BV. Ik gebruikte daarbij een ampul van de drugsidentificatietest "cannabis", waarmee hennep, waaronder wordt begrepen elk deel van de plant van het geslacht cannabis dan wel gebruikelijke vaste mengsels van hennephars en plantaardige elementen van hennep kunnen worden aangetoond. De testwerkzaamheden werden uitgevoerd conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Ik zag dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden dat de in beslag genomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis. Deze plantensoort staat vermeld op lijst II, onderdeel B, van de Opiumwet.
3. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 15 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 4], surveillant van politie, (bladzijden 33 t/m 36 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 33:
Ik en mijn broer [verdachte] zijn eigenaar van het pand, de [a-straat 1] te Utrecht. Ik en mijn broer hebben daar een schildersbedrijf. Het is een kooppand en is in ons beider bezit.
bladzijde 34:
De hennepkwekerij, zoals die is aangetroffen, heb ik ingericht. Ik ben met de bouw van de kamers ongeveer een half jaar geleden begonnen. Half november 2007 heb ik voor het eerst de planten neergezet. Dit is nu de tweede keer dat ik stekjes heb staan.
4. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof van 24 september, 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik word [verdachte] genoemd. Ik wist wel dat er een hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat 1] te Utrecht van ons schildersbedrijf was. Het pand is van mijn broer [medeverdachte] en mij. De hennepkwekerij was boven de zaak gevestigd.
5. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, (bladzijden 42 en 43 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 42:
U vraagt mij of ik een persoon ken die de naam [betrokkene 1] heeft. Ik ken een persoon met de voornaam [voornaam betrokkene 1]. Als we het over dezelfde persoon hebben, dan heeft die [betrokkene 1] de spullen voor de hennepkwekerij voor ons naar Utrecht gebracht. Als jullie in januari dit jaar bij ons binnenkwamen, dan is het bouwen van de kweekruimten ongeveer een half jaar daarvoor begonnen."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, te weten het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennepplanten, moet worden aangemerkt als medepleger, nu verdachte willens en wetens heeft samengewerkt met zijn broer en mededader bij het voorhanden hebben van de hennepplanten. De hennepkwekerij bevond zich in het bedrijfspand van verdachte en zijn broer. Verdachte wist dat zijn broer de hennepkwekerij in hun bedrijfspand exploiteerde. Hij heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Aldus heeft verdachte de hennepkwekerij tezamen en in vereniging met in ieder geval zijn broer aanwezig gehad."
2.4. Het oordeel van het Hof dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander of anderen aanwezig heeft gehad, is gelet op hetgeen het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld, toereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 4 september 2012.