ECLI:NL:HR:2016:2008

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
15/00993
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof Amsterdam inzake het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen in een woning en het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen in een schuur. De bewezenverklaring van het medeplegen van deze feiten was in het geding. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering, waardoor de bestreden uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een complexe bewijsvoering waarbij de rol van de verdachte en de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning centraal stonden. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de feiten zoals ten laste gelegd.

Uitspraak

30 augustus 2016
Strafkamer
nr. S 15/00993
CB/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2015, nummer 23/000706-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot een zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het derde en het vierde middel

2.1.
De middelen klagen onder meer dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank Amsterdam met aanvulling van gronden bevestigd. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat zij:
1. "op 8 februari 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,74 gram van een materiaal bevattende heroïne en 781,29 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 240 pillen van een materiaal bevattende methadon;"
2. "op 8 februari 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne voor te bereiden hoeveelheden versnijdingsmiddel en één weegschaal voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL132E 2011034399-10 van 9 februari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 24-25.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 8 februari 2011 hield ik op [a-straat] te Amsterdam Zuidoost als verdachte aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] in [geboorteplaats] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011034399-46 met bijlagen van 15 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , niet doorgenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ik verklaar dat bij de doorzoeking op februari 2011 (de rechtbank begrijpt: op 8 februari 2011) van het perceel [a-straat] te Amsterdam de volgende goederen werden aangetroffen en in beslag genomen:
Itemnummer 4001630, 24 doordrukstrippen met 240 methadonpillen, werden in een tas in de schuur behorende bij de woning aangetroffen.
Itemnummer 4001632, 1 tas met daarin 12,4 kilo boorzuur, werd in de schuur aangetroffen.
Itemnummer 4001633, 1 tas met daarin 25 kilo fenacetine, werd in de schuur aangetroffen.
Itemnummer 4001634, 1 zak met 367 gram cocaïne (in slikkersbollen), werd aangetroffen in slaapkamer II.
Itemnummer 4001638, 5 plastic zakjes met 409 gram cocaïne (in slikkersbollen), werden aangetroffen in slaapkamer II.
Itemnummer 400639, 1 electronische weegschaal met daarop resten cocaïne; deze weegschaal werd aangetroffen op de keukentafel in de woonkamer.
Itemnummer 4001640, 1 plastic bolletje en 1 zakje met in totaal 0,75 gram cocaïne, werden aangetroffen in slaapkamer I.
Itemnummer 4001642, 1 plastic bolletje met 0,32 gram cocaïne, werd aangetroffen in slaapkamer I (de rechtbank begrijpt, gelet op het onder 5 opgenomen bewijsmiddel: op de tafel in de woonkamer).
Itemnummer 4001644, 4,22 gram cocaïne, werd aangetroffen op de vloer van de woonkamer.
Itemnummer 4001645, 1 opscheplepel en 1 tafelmes met cocaïneresten, werden aangetroffen op de keukentafel in de woonkamer (de rechtbank begrijpt, gelet op het onder 3 opgenomen bewijsmiddel: op de grond in de woonkamer).
Itemnummer 4001646, 1 portemonnee met 5 bolletjes met in totaal 2,74 gram heroïne, werd aangetroffen onder de bank in de woonkamer.
Bij dit proces-verbaal is als bijlage gevoegd een plattegrond woning met kamerindeling.
De andere bijlage houdt in:
Een verslag d.d. 11 februari 2011, laboratoriumnummer 227N11 van drs. P. Hommerson, politiedeskundige, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte NN [a-straat] .
Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde politiedeskundige, zakelijk weergegeven:
Item 4001630, 24 doordrukstrippen met 240 witte tabletten, bevat methadon;
Item 4001632, 1 boodschappentas met daarin 1 vuilniszak met 12,4 kg wit poeder, bevat boorzuur;
Item 4001633, 1 tas met daarin 1 vuilniszak met 25,0 kg wit poeder, bevat fenacetine;
Item 4001634, 1 waardezak met 367g witte, cilindervormige brokjes, bevat cocaïne;
Item 4001638, 5 plastic zakjes met 409g witte, cilindervormige brokjes, bevat cocaïne;
Item 4001639, 1 Tanita electronische weegschaal met een geringe hoeveelheid wit poeder, bevat cocaïne;
Item 4001640, 1 plastic bolletje en 1 plastic zakje met 0,75g wit poeder, bevat cocaïne;
Item 4001642, 1 plastic bolletje met 0,32g wit poeder, bevat cocaïne;
Item 4001644, 4,22g wit poeder, bevat cocaïne;
Item 4001645, 1 opscheplepel en 1 tafelmes met een geringe hoeveelheid wit poeder, bevat cocaïne;
Item 4001646, 1 portemonnee met daarin 5 plastic bolletjes met 2,74g crèmekleurig poeder, bevat heroïne.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011034399-47 van 21 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , niet doorgenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
In het door mij opgestelde proces-verbaal van bevindingen 2011034399-46 staat abusievelijk dat het in beslag genomen goed met itemnummer 4001642 in slaapkamer I is aangetroffen. Dit moet zijn aangetroffen op de tafel in de woonkamer. Tevens staat er abusievelijk dat het in beslag genomen goed met itemnummer 4001645 op de keukentafel in de woonkamer is aangetroffen. Dit moet zijn aangetroffen op de grond in de woonkamer.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011034399-49 van 4 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , niet doorgenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 8 februari 2011 vond er een inval plaats op het adres [a-straat] te Amsterdam Zuidoost naar aanleiding van een anonieme tip dat er in de woning een vuurwapen en een grote hoeveelheid verdovende middelen aanwezig zouden zijn. In de woning werd een grote hoeveelheid harddrugs (cocaïne) aangetroffen. Bij de doorzoeking van de woning zijn diverse overzichtsfoto's gemaakt. Ik verklaar dat op deze foto's het volgende is te zien: Pagina 156 onderste foto: een foto gemaakt van verpakkingsmateriaal aangetroffen op de eetkamertafel in de woonkamer.
5. De ter terechtzitting van 19 mei 2011 in deze rechtbank afgelegde verklaring van verdachte, opgenomen in het door de voorzitter en de griffier ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting, niet doorgenummerd.
Ik woon vanaf 5 oktober 2010 in de woning op het adres [a-straat] te Amsterdam. Ikzelf mijn broer, mijn zoon en mijn dochter hebben een sleutel van de woning. Verder heeft niemand een sleutel van de woning. Ik laat familie en vrienden in huis binnen zoals de vrouw van [betrokkene 1] . Ik laat [betrokkene 1] ook binnen, hij is een vriend van mijn broer. Verder laat ik niemand anders binnen in de woning. Op 8 februari 2011 was ik de hele dag thuis. Om ongeveer 20.00 uur is [betrokkene 2] gekomen. Hij is samen met mij naar mijn slaapkamer gegaan. Op de plattegrond is dat slaapkamer III.
[betrokkene 1] is als het ware een familielid, een vertrouwd persoon. De huisdeursleutel is dezelfde sleutel als de sleutel van de schuur. Mijn kinderen slapen in slaapkamer II. Ik kom daar ook want ik maak die kamer schoon en doe er de was. De zakken met bolletjes in slaapkamer II kunnen zeker niet van mijn zoon zijn. Toen de politie kwam, was ik in de keuken. [betrokkene 1] was ook in de keuken. Mijn broer [betrokkene 3] was boven. Ik heb de woonkamer eerder die dag schoongemaakt met een zwabber en een veger. Ik heb de woonkamer en die ruimte waar de cocaïne is aangetroffen ook schoongemaakt.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2011034399-38 van 9 februari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pag. 66-70.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 3] , zakelijk weergegeven:
Ik woon op [a-straat] te Amsterdam Zuidoost. Mijn zus, mijn neefje mijn andere neef en ik wonen in het huis. Ik slaap in kamer I. In kamer II slaapt mijn neefje. Mijn zus slaapt in kamer III."
2.2.3.
In voormeld vonnis is voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden gezegd dat zijn cliënt over de op verschillende plaatsen in beslag genomen verdovende middelen beschikkingsmacht had. Verdachte heeft verklaard dat zij reeds 3 tot 4 maanden niet in de schuur is geweest. Verdachte heeft daarnaast verklaard bijna een week voor haar aanhouding voor het laatst in slaapkamer II te zijn geweest en niet te weten hoe de tassen met de slikkersbollen in deze kamer terecht zijn gekomen.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte als één van de hoofdbewoners van de woning moet worden aangemerkt. Zij had een sleutel van de woning en de daarbij behorende schuur. Over alles wat zich in de woning en de schuur bevond had verdachte aldus beschikkingsmacht. Verdachte heeft daarnaast - samen met haar broer, medeverdachte [betrokkene 3] - wetenschap gehad van de aanwezige verdovende middelen en daarmee samenhangende goederen. In de slaapkamer van haar broer zijn een weegschaal en cocaïne aangetroffen en haar broer is bovendien eerder veroordeeld in het kader van de Opiumwet. Naar analogie moet ook verdachte - net als haar broer - worden veroordeeld voor de voorbereidingshandelingen die haar onder 2 ten laste zijn gelegd. De aangetroffen goederen die onder 2 zijn genoemd, zijn naar algemene bekendheid bedoeld om verdovende middelen te versnijden.
Met de officier van justitie - en anders dan de raadsman - is de rechtbank van oordeel dat van alle aanwezige verdovende middelen en daarmee samenhangende goederen in de woning van verdachte en de medeverdachte, haar broer [betrokkene 3] , kan worden gezegd dat zij daarover beschikkingsmacht had, alsmede over de versnijdingsmiddelen in de schuur. Verdachte en haar broer kunnen immers worden aangemerkt als de hoofdbewoners van de woning. Verdachte had toegang tot alle in de woning aanwezige ruimten en de daarbij aanwezige schuur. Op 4 verschillende plaatsen zijn handelshoeveelheden verdovende middelen dan wel versnijdingsmiddelen aangetroffen en in de woonkamer annex keuken verdovende middelen in combinatie met goederen die worden gebruikt bij het verwerken van verdovende middelen. In slaapkamer I - de slaapkamer van de broer van verdachte - is een bolletje en een zakje bevattende cocaïne aangetroffen. In slaapkamer II is een hoeveelheid slikkersbollen bevattende cocaïne aangetroffen. In de schuur die bij de woning hoort zijn hoeveelheden boorzuur, fenacetine en methadon aangetroffen. Naar algemene ervaringsregels zijn dit zogenaamde versnijdingsmiddelen waarmee verdovende middelen worden bewerkt en/of verwerkt. In de woonkamer van de woning zijn hoeveelheden cocaïne en heroïne aangetroffen. Daarnaast is in de woonkamer op of in de nabijheid van de eettafel op de grond een aantal goederen aangetroffen die kennelijk bedoeld waren voor het bewerken en/of verwerken van verdovende middelen. Het betreft een weegschaal, een lepel en een broodmes, alle met poederresten waarvan is vastgesteld dat zij cocaïne bevatten. Ook werd op tafel plastic verpakkingsmateriaal voor verdovende middelen aangetroffen.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. Dat geldt eveneens voor de in de schuur aanwezige versnijdingsmiddelen. Daar komt nog bij dat verdachte volgens haar eigen verklaring ten tijde van haar aanhouding in de keuken was. Het betreft hier een open keuken. Verdachte bevond zich - gelet op de plattegrond - aldus in de nabijheid van voornoemde eettafel. De stelling van verdachte dat zij voornoemde goederen en verdovende middelen niet heeft gezien acht de rechtbank - gelet op de plaats waar deze in de woonkamer zijn aangetroffen - onaannemelijk. Ook overigens vindt de verklaring van verdachte dat zij in het geheel niet wist van de verdovende middelen en versnijdingsmiddelen geen steun in de bewijsmiddelen en is onvoldoende door verdachte onderbouwd om deze geloofwaardig te achten. Daarbij merkt de rechtbank ten slotte nog op dat verdachte in het verleden is veroordeeld wegens het invoeren in Nederland van verdovende middelen."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk de in de bewezenverklaring genoemde middelen aanwezig dan wel voorhanden heeft gehad, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Voor zover de middelen hierover klagen zijn ze gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 augustus 2016.