Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het zesde middel
Het middel slaagt.
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Beslissing
1 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van vier tabletten MDMA in zijn woning. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van deze verdovende middelen, enkel gebaseerd op het feit dat hij hoofdbewoner was en toegang had tot alle ruimtes in de woning. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze motivering niet toereikend was. De verdediging had betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de tabletten, en dat de omstandigheden niet duidelijk maakten wanneer de tabletten in het kastje waren geplaatst. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder feit 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen.