Conclusie
mr. S.F. Sagel
niet verschenen
1.Feiten
2.Procesverloop
Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Amsta tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 november 2017;
wijst de overige verzoeken van [de werknemer] af;
veroordeelt Amsta in de kosten van het geding in beide instanties (…);
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.”
3.Juridisch kader
- herstel van de arbeidsovereenkomst onder het oude ontslagrecht (3.3-3.10);
- vernietiging van de opzegging en herstel van de arbeidsovereenkomst onder de Wwz (3.11-3.18);
- wie herstelt de arbeidsovereenkomst? (3.19-3.33);
- voorzieningen treffen bij herstel van de arbeidsovereenkomst (3.34-3.40);
- transitievergoeding na herstel van de arbeidsovereenkomst (3.41-3.67);
- analoge toepassing optelregel bij berekening opzegtermijn (3.68-3.70);
- dictum van een beslissing tot herstel in hoger beroep (3.71-3.72).
De rechter kan de werkgever die schadeplichtig is geworden volgens artikel 1639v BW of die de dienstbetrekking kennelijk onredelijk opzegt, ook veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen.”
de herstelvordering is het resultaat van de moderne opvatting”. [5] Aanvankelijk, in 1907, werd er namelijk als vanzelfsprekend vanuit gegaan dat steeds
eenzijdigeen einde kon worden gemaakt aan de dienstbetrekking, indien een van de partijen deze niet wilde voortzetten. Deze gedachte werd met de introductie van de herstelsanctie verlaten. De wetgever wilde dat de rechter kon beoordelen of de eenzijdige opzegging aanvaardbaar was, en desgewenst de verplichting kon opleggen om de arbeidsovereenkomst te herstellen. In de memorie van toelichting was daarover het volgende vermeld: [6]
een vorm van schadevergoedingis, namelijk schadevergoeding anders dan in geld, sluit hierbij aan. [11] Ook dat impliceert immers dat het gaat om een veroordeling door de rechter van een partij om een bepaalde prestatie te leveren. Die prestatie is dan het herstellen van de arbeidsovereenkomst.
dienstbetrekking’werd gewijzigd in
‘arbeidsverhouding’. [12]
nemerte veroordelen de arbeidsovereenkomst met de werkgever te herstellen uit de wet gehaald. [13] En in de tweede plaats vond er wederom een wijziging in terminologie plaats: ‘
arbeidsovereenkomst’in plaats van
‘arbeidsverhouding’. Hier lag geen speciale gedachte achter: [14]
lid (…)Als de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld vanwege de schending van deze wederindiensttredingsvoorwaarde, dan veroordeelt hij de werkgever altijd de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van de datum waarop deze was geëindigd.Hiervoor is gekozen omdat de eerdere ontbinding door de kantonrechter (die hiermee materieel ongedaan wordt) al onherroepelijk kan zijn geworden.”
nietalsnog de opzegging vernietigen. De appelrechter kan in dat geval alleen de werkgever veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen. Als de rechter niet tot herstel wenst over te gaan, kan aan de werknemer een billijke vergoeding worden toegekend. Over de ratio van de herstelsanctie in hoger beroep is in de memorie van toelichting het volgende vermeld: [23]
de werkgever veroordeelt tot herstelvan de arbeidsovereenkomst.
een veroordeling door de kantonrechter van de werkgever tot herstel van de arbeidsovereenkomst. Dit staat in art. 7:682 lid 1, aanhef en onder a BW, art. 7:682 lid 2, aanhef en onder a BW, art. 7:682 lid 4, aanhef en onder a BW en in art. 7:682 lid 5, aanhef en onder a BW.
door de rechter. Zie de volgende passages uit de memorie van toelichting (mijn onderstreping): [29]
“Net als voor andere werknemers geldt ook voor hen[huishoudelijk personeel dat is uitgesloten van de preventieve toetsing, toevoeging A-G]
– zoals dat nu ook het geval is – dat voor een rechtsgeldig ontslag er sprake moet zijn van een redelijke grond voor ontslag en het ontbreken van een opzegverbod. Is dat niet het gevaldan kan de desbetreffende werknemer de rechter verzoeken zijn arbeidsovereenkomst te herstellenof de opzegging te vernietigen als de opzegging in strijd is met een opzegverbod.”
“Herstel van de arbeidsovereenkomst is op grond van de artikelen 2:134 en 2:244 BW niet mogelijk, waardoor het in de praktijk zo is dat als de AvA of RvC de bestuurder de wacht aanzegt, de rechter aan de bestuurder een schadevergoeding toekent als hij meent dat daar reden toe is (bijvoorbeeld de opzegging kennelijk onredelijk acht). Deze (in de jurisprudentie aanvaarde) praktijk wordt met onderhavig wetsvoorstel bestendigd. Daarvoor wordt geregeld dat voor opzegging geen schriftelijke instemming is vereist (dus geen preventieve toets bij het ontbreken daarvan) en datherstel van de arbeidsovereenkomst door de rechterniet mogelijk is.”
lid (…)Als de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld vanwege de schending van deze wederindiensttredingsvoorwaarde,dan veroordeelt hij de werkgever altijd de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van de datum waarop deze was geëindigd. Hiervoor is gekozen omdat de eerdere ontbinding door de kantonrechter (die hiermee materieel ongedaan wordt) al onherroepelijk kan zijn geworden.”
lid voorziet erin dat de rechter, als hij het verzoek van de werknemer inwilligt en de werkgever opdraagt de arbeidsovereenkomst te herstellen, bepaalt op welk tijdstip de overeenkomst wordt hersteld.Daarbij wordt in herinnering geroepen dat de arbeidsovereenkomst – anders dan bij een vernietiging van de opzegging – niet door de gerechtelijke beschikking zelf wordt hersteld. De rechter draagt de werkgever in de beschikking op om de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als de vorige.Voor de bepaling van het aantal dienstjaren tellen de dienstjaren uit de vorige arbeidsovereenkomst mee; zie artikel 7:672, achtste lid (nieuw), BW.Ook bepaalt de rechter in zijn beschikking of een aan de werknemer toegekende transitievergoeding moet worden terugbetaald.”
De regering is van mening dat het niet wenselijk is over te gaan tot een systeem waarin alleen de mogelijkheid van vernietiging van de opzegging overblijft. Het behouden van de mogelijkheid van herstel van de arbeidsovereenkomst naast de vernietiging van de opzegging is met name van belang voor de situatie waarin de werkgever de arbeidsovereenkomst met toestemming van UWV heeft opgezegd. Als UWV toestemming heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, is het uitgangspunt dat de werkgever ervan uit mag gaan dat er een redelijke grond is voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst.In dat licht zou een vernietiging van de opzegging door de rechter teveel nadelige consequenties voor de werkgever met zich meebrengen – zoals loondoorbetaling over de periode waarin als gevolg van het ontslag niet is gewerkt – waar de rechter geen rekening mee kan houden bij de beslissing om de opzegging al dan niet te vernietigen. Ook de mogelijkheid van een gedektverklaring van de nietigheid biedt daarvoor geen soelaas aangezien dat wil zeggen dat de opzegging door de te beschermen partij (in casu de werknemer) alsnog wordt bevestigd waardoor de opzegging niet meer in rechte is aan te vechten.In een systeem waarin de werkgever wordt veroordeeld de arbeidsovereenkomst te herstellen, kan wel rekening gehouden worden met belangen van werkgever en werknemer, doordat de rechter voorzieningen kan treffen met betrekking tot de rechtsgevolgen van de onderbreking, dat wil zeggen de periode die gelegen is tussen de opzegging en het moment van herstel van de arbeidsovereenkomst.”
tot herstel van de arbeidsovereenkomst veroordelen, en voorzieningen treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst.
te dragen aan de werkgever.
de werkgever opdraagt de arbeidsovereenkomst te herstellen. De onder 3.21 aangehaalde passages uit het algemene gedeelte van de toelichting waarin gesproken wordt over ‘herstel door de rechter’, lees ik dan als een verkorte aanduiding van de mogelijkheid dat de rechter de herstelsanctie oplegt.
Mediant-beschikking als in de
Vlisco-beschikking het volgende heeft overwogen: [37]
Vlisco-beschikking tegen het idee gekeerd dat de rechter zelf de bevoegdheid heeft om de arbeidsovereenkomst te herstellen: [40]
Mediant-beschikking zijn de volgende gevallen relevant. Ronde haakjes kunnen bedoeld zijn (i) om een verklaring of toevoeging te geven, dus ter verduidelijking. Verder kan het plaatsen van een zinsdeel tussen ronde haakjes bedoeld zijn (ii) als alternatief voor komma’s, om een bepaalde toevoeging iets minder gewicht te geven. Het plaatsen van haakjes kan echter ook (iii) een alternatief aanduiden. Als voorbeeld van dat laatste staat er in de Schrijfwijzer: ‘U kunt dit vragen aan (de vervanger van) de leidster’. De vraag kan dus worden gesteld óf aan de leidster óf aan de vervanger van de leidster. Kennelijk hebben Houweling c.s. de ronde haakjes in deze laatste betekenis gelezen, als alternatieve mogelijkheden.
Mediant-beschikking zijn bedoeld op de eerste manier, dus
ter verduidelijking. Ook Mees leest de bewuste overweging op deze manier; de haakjes betekenen ‘
lees als’. [43] De overweging houdt dan dus in dat de rechter de herstelsanctie op kan leggen, wat
neerkomtop ‘
de werkgever veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen’. Deze lezing lijkt mij het meest aannemelijk, vooral nu uit de wetsgeschiedenis zó duidelijk blijkt dat de herstelsanctie inhoudt dat de rechter de werkgever veroordeelt tot herstel van de arbeidsovereenkomst. De bewuste overweging betekent dus “
dat de appelrechter of de verwijzingsrechter de werkgever kan veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen”.
Vliscoen
Mediantkunnen daaraan worden toegevoegd.
nietbetekent dat de oude arbeidsovereenkomst achteraf geacht wordt nooit te zijn beëindigd.
Meriant-beschikking heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het treffen van voorzieningen bij onderbreking van de arbeidsovereenkomst na herstel niet verplicht is. [49] Het is aan de rechter overgelaten om als bij herstel van de arbeidsovereenkomst een periode van onderbreking van die overeenkomst optreedt, te beslissen of daarvoor een voorziening moet worden getroffen, en, zo ja, welke voorziening.
door de onderbreking. Ik heb daarop gewezen in mijn conclusie voor de
Meriant-beschikking en daar opgemerkt dat de te treffen voorzieningen blijkens de wettekst niet zien op ‘de onderbroken periode’, maar op ‘de onderbreking van de arbeidsovereenkomst’. De tweede formulering laat een ruimere interpretatie toe dan de eerste formulering. [50]
Meriant-beschikking zou kunnen worden afgeleid dat de Hoge Raad deze zienswijze niet deelt, nu overwogen is: “
…bij herstel van de arbeidsovereenkomst, als daarbij een periode van onderbreking van die overeenkomst optreedt, moet [de rechter] beslissen of daarvoor een voorziening moet worden getroffen, en, zo ja, welke voorziening.” Gesproken wordt immers over ‘
een periode van onderbreking’; daarvan is geen sprake als uiteindelijk geen
periodevan onderbreking bestaat omdat met terugwerkende kracht is hersteld. Maar of de Hoge Raad dit inderdaad zo heeft bedoeld, weet ik niet.
lid voorziet erin dat de rechter, als hij het verzoek van de werknemer inwilligt en de werkgever opdraagt de arbeidsovereenkomst te herstellen, bepaalt op welk tijdstip de overeenkomst wordt hersteld. Daarbij wordt in herinnering geroepen dat de arbeidsovereenkomst – anders dan bij een vernietiging van de opzegging – niet door de gerechtelijke beschikking zelf wordt hersteld. De rechter draagt de werkgever in de beschikking op om de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als de vorige. Voor de bepaling van het aantal dienstjaren tellen de dienstjaren uit de vorige arbeidsovereenkomst mee; zie artikel 7:672, achtste lid (nieuw), BW.Ook bepaalt de rechter in zijn beschikking of een aan de werknemer toegekende transitievergoeding moet worden terugbetaald.”
zal dat ook het geval zijn …’). Bij herstel van de arbeidsovereenkomst tegen een later moment, hangt het af van de omstandigheden van het geval of een aan de werknemer toegekende transitievergoeding moet worden terugbetaald. Wat dit precies betekent en om welke omstandigheden het dan gaat, is niet verder toegelicht.
Bij herstel van de arbeidsovereenkomst zal dat ook het geval zijn …”. Benadrukt wordt dat bij herstel van de arbeidsovereenkomst het juist anders ligt dan bij vernietiging van de opzegging, omdat herstel niet betekent dat de rechtsgrond aan de reeds verschuldigde transitievergoeding is komen te ontvallen. Zo schrijven Houweling c.s.: [53]
dat ook bij herstel van de arbeidsovereenkomst de transitievergoeding moet worden terugbetaald’. En dus níet dat ‘
ook bij herstel de rechtsgrond onder de transitievergoeding is komen te ontvallen’. Het accent ligt in de aangehaalde passage naar mijn mening dus op de verplichting tot
terugbetalenvan de transitievergoeding, en niet op de vraag wat de juridische grondslag daarvoor is.
materieelhetzelfde zou moeten uitpakken als een vernietiging van de opzegging. Zie de onder 3.25 geciteerde passage uit de memorie van antwoord: [56]
te dragen aan de werkgever.”
nietde rechtsgrond onder de aanspraak op de transitievergoeding doet vervallen. De consequentie daarvan is dat als de rechter wil bereiken dat er geen aanspraak bestaat op de transitievergoeding en dat een reeds betaalde transitievergoeding wordt terugbetaald, hij daartoe een afzonderlijke, expliciete beslissing moet nemen. Alleen dat kan ertoe leiden dat herstel met terugwerkende kracht tot aan het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, materieel hetzelfde effect heeft als vernietiging. Art. 7:682 lid 6 BW biedt de grondslag om een dergelijke beslissing te nemen (zie onder 3.34-3.40).
De regering meende dat de rechter kon bepalen dat een transitievergoeding moet worden terugbetaald. Hof ’s-Hertogenbosch 30 juni 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2643, JAR 2016/196, m.nt. Van Tuyll van Serooskerken overweegt dat nu de beslissing tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kan worden vernietigd een redelijke uitleg van de bepalingen van de Wwz ertoe leidt dat de werknemer de ontvangen transitievergoeding terugbetaalt, en dat het hof ervan uitgaat dat partijen overeenkomstig handelen. Het is de vraag of een dergelijke overweging ten overvloede juist is.Ondanks de opdracht tot herstel blijft de ontbindingsbeschikking en dus de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in stand en is er dus een grondslag voor het betalen van de transitievergoeding. Bedacht moet worden dat de opdracht kan worden verstrekt de arbeidsovereenkomst later dan tegen de datum waartegen die ontbonden, te herstellen.Waar art. 7:683 lid 4 BW het bepaalde in art. 7:682 lid 6 BW van overeenkomstige toepassing verklaart, kan het hof dat de opdracht tot herstel uitspreekt, tevens een voorziening treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst. Die voorziening kan ook luiden dat de werknemer een bedrag gelijk aan de transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd is waarmee terugbetaling feitelijk wordt geregeld. Dan moet de werkgever wel om een dergelijke beslissing vragen.Overigens geldt dan weer dat het hof zich er rekenschap van dient te geven dat de werknemer bij een volgend ontslag over de diensttijd gelegen voor de ontbindingsdatum op grond van art. 7:673 lid 5 geen transitievergoeding meer toekomt, waarvoor het evenzeer een voorziening zou kunnen treffen.”
met terugwerkende kracht wellicht niet tot terugbetaling hoeft te leiden. Voorts is in de parlementaire geschiedenis opgemerkt dat een met terugwerkende kracht herstelde arbeidsovereenkomst niet als een onderbreking moet worden gezien. Dat betekent dat de transitievergoeding onverschuldigd betaald is. Artikel 7:672 lid 8 BW daarentegen impliceert dat er na herstel sprake is van verschillende arbeidsovereenkomsten, die wat de opzegtermijn betreft door deze bepaling als één worden beschouwd. Wij nemen aan dat die bepaling alleen geldt voor arbeidsovereenkomsten die niet met terugwerkende kracht zijn hersteld.Het zou vreemd zijn wanneer een werknemer uiteindelijk beter af is dan zonder ontslag (hij zou dan én een met terugwerkende kracht herstelde arbeidsovereenkomst hebben én een transitievergoeding mogen behouden). In geval van een verzoek tot herstel (of vernietiging) doet een werkgever er niettemin goed aan altijd – in de vorm van een tegenverzoek – om terugbetaling van een reeds betaalde transitievergoeding te verzoeken dan wel de rechter te verzoeken te bepalen dat deze kan worden verrekend.”
Het
eerste argumentis dat er anders een verschil ontstaat met de situatie waarin de kantonrechter de opzegging vernietigt waardoor er automatisch geen aanspraak meer bestaat op de transitievergoeding. Materieel komt de beslissing van de appelrechter tot herstel echter op hetzelfde neer, namelijk dat ten onrechte is opgezegd. De keuze van de wetgever dat de appelrechter niet de opzegging kan vernietigen maar slechts de herstelsanctie kan opleggen, hangt samen met de keuze om het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter geen schorsende werking te geven en de daaraan gekoppelde bevoegdheid van de rechter om maatwerk te leveren voor wat betreft het moment waarop de arbeidsovereenkomst weer moet herleven (zie onder 3.16). Er is géén sprake van een achterliggende gedachte, dat herstel principieel tot iets anders zou moeten leiden dan vernietiging van de opzegging. Hetzelfde geldt voor de de gevallen waarin de kantonrechter de opzegging niet kan vernietigen, maar slechts de herstelsanctie kan opleggen (zie onder 3.14). Ook daar ligt
inhoudelijkgeen andere doelstelling aan ten grondslag. Hieruit volgt m.i. dat er geen rechtvaardiging is om bij herstel tot een andere uitkomst te komen dan bij vernietiging van de opzegging, voor wat betreft de aanspraak van de werknemer op de transitievergoeding.
Het
tweede argumentis dat het niet wenselijk is dat de werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt hersteld, in de situatie komt dat hij én zijn arbeidsovereenkomst terug heeft én de transitievergoeding kan behouden. Deze werknemer zou daarmee in een gunstiger positie komen te verkeren dan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst gewoon is blijven doorlopen. Dat lijkt mij niet te rechtvaardigen.
eerste gevalis dat de rechter herstelt tegen de datum waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd of door de kantonrechter is ontbonden. Zoals gezegd bestaat er geen aanspraak meer op de transitievergoeding.
tweede gevalis dat waarin de rechter herstelt per een latere datum dan die waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd of ontbonden, maar
minder dan zes maandendaarna. De lengte van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst tot maximaal zes maanden is relevant vanwege art. 7:673 lid 4 sub b BW (de ‘zes maanden-optelregeling’). Deze bepaling luidt als volgt:
terugbetalenvan de transitievergoeding en niet op de vraag of er nog een grondslag voor de transitievergoeding is na herstel van de arbeidsovereenkomst (zie onder 3.47). Als er grond is voor verrekening van de transitievergoeding met schade die de werknemer heeft geleden door de onderbreking van de arbeidsovereenkomst, hoeft niet de gehele transitievergoeding te worden terugbetaald.
derde geval, herstel van de arbeidsovereenkomst tegen een datum die gelegen is meer dan zes maanden ná het tijdstip van ontbinding of opzegging. Deze situatie heeft zich voorgedaan in de onderhavige zaak: het hof heeft de arbeidsovereenkomst herstelt tegen 1 november 2017, terwijl de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden had per 1 januari 2017. De werknemer ziet zich daardoor geconfronteerd met een onderbreking van de arbeidsovereenkomst van tien maanden.
onzekeris of de werknemer ooit een aanspraak zal krijgen op de transitievergoeding uit de herstelde arbeidsovereenkomst. Als er geen beëindiging van die arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever plaatsvindt (vóór de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer, zie art. 6:673 lid 7, aanhef en sub b, BW), zal hij immers nooit aanspraak op de transitievergoeding krijgen. [64] In dit opzicht is de hier geschetste situatie niet vergelijkbaar met de werknemer die een deeltijdontslag krijgt en dientengevolge recht heeft op een partiële transitievergoeding, zoals beslist is in de
Kolom-beschikking. [65] Bij deeltijdontslag staat immers vast dat de werknemer een deel van zijn uren uit de arbeidsovereenkomst voorgoed heeft verloren. In de onderhavige situatie heeft de werknemer zijn arbeidsovereenkomst weer terug, en is het enige probleem – afgezien van mogelijke schade als gevolg van de onderbreking – dat bij een
eventueeltoekomstig ontslag de eerdere dienstjaren niet mee kunnen tellen.
opzegtermijnvoor het geval een arbeidsovereenkomst is hersteld op de voet van art. 7:682 of 7:683 BW. De regeling houdt in dat bij de berekening van de opzegtermijn in het geval een herstelde arbeidsovereenkomst wordt opgezegd,
ook de eerdere arbeidsovereenkomst wordt meegeteld. [66] De werknemer behoudt dus bij een herstelde arbeidsovereenkomst zijn anciënniteit voor wat betreft de berekening van de opzegtermijn die in acht moet worden genomen. Evenzo zou de werknemer bij een herstelde arbeidsovereenkomst zijn anciënniteit moeten behouden
voor wat betreft de berekening van de transitievergoeding bij een eventueel ontslag uit die herstelde arbeidsovereenkomst.Als de rechter in deze zin een voorziening treft, wordt voorkomen dat de werknemer de hiervoor onder 3.63 geschetste nadelige gevolgen ondervindt.
verstaat dat de kantonrechter bij beschikking van (…) ten onrechte het verzoek van [werkgever] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] heeft toegewezen.” [70] Voor deze formulering zal gekozen zijn omdat de appelrechter niet de ontbinding kan vernietigen, maar wel in het dictum van de beschikking tot uitdrukking wil brengen dat naar zijn oordeel ten onrechte is ontbonden. Heel duidelijk is de formulering naar mijn mening niet, omdat er in feite staat dat de beschikking van de kantonrechter waarin is ontbonden, door de appelrechter zo wordt begrepen dat ten onrechte is ontbonden. Dat is nogal cryptisch; de ‘klare taal-bokaal’ zal er in ieder geval niet mee worden gewonnen. De ‘verstaat-dat-constructie’ spreekt mij dan ook niet erg aan. Omdat in het dictum alleen beslissingen thuishoren waarbij de rechter partijen iets oplegt, is de formulering strikt genomen ook overbodig. Als de appelrechter voor de duidelijkheid toch in het dictum tot uitdrukking wil brengen dat de kantonrechter ten onrechte heeft ontbonden, zou wellicht ook kunnen worden beslist: “
oordeelt dat de kantonrechter bij beschikking van…
het verzoek van [werkgever] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] ten onrechte heeft toegewezen”.
4.Bespreking van de klachten
subonderdelen 1b, 1c en 1dhouden in dat de rechter moet motiveren waarom de transitievergoeding moet worden terugbetaald, en dat een verzwaarde motiveringsplicht geldt bij herstel tegen een tijdstip dat meer dan zes maanden gelegen is na het tijdstip van de eerdere beëindiging.
tweede onderdeelricht zich tegen de in het dictum neergelegde beslissing van het hof tot vernietiging van de gehele beschikking van de kantonrechter.