5.8.Het hof overweegt als volgt.
In het rapport van MTH wordt vermeld dat het kantoorpand van de Stichting en haar werkmaatschappijen (hierna gezamenlijk IIF) eigendom is van [verzoeker] en zijn broer, dat de stichting Take Off het pand huurt en dat IIF onderhuurt van deze stichting. Verder dat er een huurprijsverhoging heeft plaatsgevonden in 2014, dat op dat moment de stichting Take Off het gehele pand verhuurde aan IIF en dat niet is gebleken van een huurovereenkomst tussen Take Off en IIF. Uit het verslag van MTH blijkt verder uit de daarin opgenomen de notulen van de vergadering van het bestuur van de Stichting van januari 2014 dat is besproken dat huurkosten zullen oplopen tot € 68.000,- .
Voorts is in de jaarrekening 2014 van IIF (prod 33 verweerschrift eerste aanleg) die op 16 februari 2015 naar [verzoeker] is verstuurd door de opsteller, [naam] , een stijging van huisvestingskosten van 2013 naar 2014 van € 28.500,- naar € 76.760,- opgenomen.
Per 5 oktober 2015 is [bestuurslid 1] benoemd als ‘interim gedelegeerd bestuurslid’, hij was vanaf dat moment enig bestuurder van de Stichting. In de notulen van de bestuursvergadering van 5 oktober 2015 is opgenomen dat [bestuurslid 1] bereid was deze taak op zich te nemen “na verdieping in de afgelopen weken”.
Uit de door [bestuurslid 1] aan [verzoeker] verzonden mail met als onderwerp: samenvatting van de “meeting […] / […] IIF” van 12 november 2015 (prod 1 beroepsschrift) blijkt dat [verzoeker] op verzoek van [bestuurslid 1] de structuur van IIF heeft uitgelegd. In dit verslag is onder meer opgenomen: “ [naam] (dwz: [verzoeker] ) geeft aan dat het pand waarin IIF is gehuisvest eigendom is van de gebroeders [[naam verzoeker]] en dat sinds verleden jaar IIF het gehele pand huurt en alle onderhoudskosten voor rekening van IIF komen”.
[bestuurslid 1] vraagt daarop in zijn mail “of het nieuwe huurcontract is opgemaakt en door een genomen bestuursbesluit is bekrachtigd? Zo niet laten we dit dan alsnog goed regelen en bestuurlijk behandelen en bekrachtigen.” Verder vraagt hij bij diezelfde mail “in ieder geval een kopie van het laatste huurcontract.“
In de mail van [bestuurslid 1] van maandag 16 november 2015 aan [verzoeker] met hetzelfde onderwerp schrijft [bestuurslid 1] onder 6. onder meer “Waarom is het huurcontract met de stichting Take Off afgesloten ? (…) Bovendien blijkt uit het kostenoverzicht dat de Stichting IIF de huur heeft betaald. (…) N.B. stuur me even het huurcontract op tussen Stichting Take off en jij en je broer. Dan ga ik na hoe we dit op de juiste manier kunnen formaliseren.”
Ter zitting in hoger beroep heeft [bestuurslid 1] onweersproken verklaard dat hij [verzoeker] na het uitkomen van het rapport van MTH heeft gevraagd om ‘de huurkwestie’ te regelen en dat [verzoeker] zijn belofte daarover niet is nagekomen.
5.9.Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden blijkt dat de situatie rondom de huur van het bedrijfspand van IIF Holding BV - wat daarvan verder ook zij - reeds bestond sinds 2014 en ook kenbaar was uit de jaarstukken 2014.
Gesteld noch gebleken is van enig verwijt vanuit IIF Holding BV als werkgever aan [verzoeker] inzake zijn functioneren in de periode voorafgaand aan oktober 2015.
Van enige discussie omtrent de situatie van de huur van het pand waarin IIF Holding BV is gevestigd, zij het huurverhoging danwel huuruitbreiding, is niets gebleken.
Zo [verzoeker] als werknemer al voor de gang van zaken rondom de huur(uitbreiding) verantwoordelijk gehouden kan worden, hetgeen door [verzoeker] wordt betwist, dan heeft dat, zo volgt uit het voorafgaande, indertijd niet tot enig concreet ingrijpen van de kant van IIF Holding BV als werkgever geleid. Evenmin heeft [bestuurslid 1] als de nieuwe bestuurder van de Stichting opgetreden jegens [verzoeker] toen hij expliciet van de situatie op de hoogte werd gesteld door [verzoeker] in november 2015.
Weliswaar heeft [bestuurslid 1] in november 2015 aangegeven dat het belangrijk was om een juiste huurovereenkomst op te stellen en deze op de juiste manier te formaliseren maar daaraan heeft hij verder geen enkele consequentie verbonden. Gesteld noch gebleken is dat van de kant van IIF Holding BV in de richting van [verzoeker] duidelijk is gemaakt dat voor haar de situatie niet (langer) acceptabel was of dat het van groot belang was dat deze urgent zou worden geregeld door [verzoeker] . Evenmin is gebleken dat de Stichting (als bestuurder van IIF Holding BV) sinds november 2015 enige maatregel heeft genomen om [verzoeker] aan te sporen, bijvoorbeeld in de vorm van het geven van een opdracht en het stellen van een deadline om tot de door IIF Holding BV noodzakelijk geachte actie over te gaan, laat staan dat is aangegeven welke actie dat dan zou hebben moeten zijn.
De stelling van IIF Holding BV dat [verzoeker] informatie over de situatie omtrent de huur van het pand heeft achtergehouden jegens de nieuwe bestuurder van de bestuurder van zijn werkgever IIF Holding BV moet gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden als onvoldoende onderbouwd worden verworpen. Hiermee vervalt de grondslag van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van IIF Holding voor zover dat is gebaseerd op de gang van zaken rondom de huur van het bedrijfspand.
De grieven van [verzoeker] tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij in dit verband zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat dit een ontbinding van de arbeidsovereenkomst in september 2016 zou rechtvaardigen, slagen derhalve. In hoger beroep heeft IIF Holding BV ten aanzien van de gestelde belangenverstrengeling toegevoegd dat [verzoeker] met een eigen bedrijf IIF Holding BV beconcurreerde. [verzoeker] heeft dat betwist. Het hof gaat aan deze stelling voorbij nu deze onvoldoende is gemotiveerd.
5.10.Daarmee komen op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep de overige feiten en omstandigheden die IIF Holding BV heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat er sprake was van dermate verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] dat dit een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou rechtvaardigen, aan de orde .
IIF Holding BV heeft hierbij verwezen naar een aantal afzonderlijke feiten en omstandigheden zoals die zijn aangevoerd in het verzoekschrift in eerste aanleg.
Het betreft hier de door de kantonrechter in ro 5.6 benoemde punten a tot en met f. Voor de leesbaarheid worden deze punten hier herhaald:
[verzoeker] zou verwijtbaar hebben gehandeld door
Een nieuw aangetreden bestuurslid van de Stichting proberen te verleiden het bestuurslidmaatschap van een ander bestuurslid van de Stichting te beëindigen
De bestuurdersvergoeding voor dat bestuurslid stop te hebben gezet;
Niet goed te hebben meegewerkt aan het onderzoek dat het bestuur van de Stichting had opgedragen aan MTH;
Achter de rug van de bestuurders van de Stichting een zogenaamd corporate governance stuk op te stellen en op te sturen (aan de bestuursleden) waarin meer macht aan de directeur van werkgever, zijnde [verzoeker] , wordt toegekend;
Slecht beheer van de investeringsportefeuille;
Betrokkenheid te hebben bij dreigementen van derden aan het adres van het bestuur van de Stichting en het aanvankelijk ontkennen van enige betrokkenheid daarbij.
5.11.Het hof is van oordeel dat hetgeen IIF Holding BV ten grondslag heeft gelegd aan haar stelling over het verwijtbaar handelen van [verzoeker] , mede in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [verzoeker] , onvoldoende is ter onderbouwing van de verwijtbaarheid van het handelen van de werknemer die voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst vereist is. Het hof verwijst hierbij naar de overwegingen van de kantonrechter terzake zoals neergelegd in ro 5.7 tot 5.11 en onderschrijft diens oordeel. Ten aanzien van de verwijten a, b en f voegt het hof daar nog aan toe dat deze betrekking hebben op handelen van [verzoeker] in zijn hoedanigheid van stichtingsbestuurder tijdens de periode waarin hij bestuurslid van de Stichting was en niet op handelen van [verzoeker] als werknemer van IIF Holding BV.
5.13.Ten aanzien van de ernst van het beweerde verwijtbaar handelen is voorts nog van belang dat [verzoeker] voor wat betreft het portefeuillebeheer, waarbij IIF Holding BV onweersproken de uiteindelijke beslissingen neemt, ook nog onweersproken heeft aangevoerd, onder verwijzing naar de doelstelling van IIF, dat investeringen in ‘start-ups’ sowieso grote risico’s meebrengen en dat eerst op de lange termijn het werkelijke resultaat daarvan kan worden vastgesteld.
Verder ontbreekt in alle genoemde gevallen inzicht in de aard en omvang van acties die door IIF Holding BV als werkgever zijn genomen om te voorkomen dat [verzoeker] in de toekomst gelijksoortige beweerdelijke missers zou maken, hetgeen van haar als goed werkgever verwacht mag worden. Evenmin blijkt van beoordelingsgesprekken of enige vorm van begeleiding met behulp waarvan het [verzoeker] zo nodig duidelijk is gemaakt dat hij zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst veronachtzaamde of die [verzoeker] op een door IIF Holding BV gewenste verbetering van zijn uit de arbeidsovereenkomst voorvloeiende taakopvatting zou hebben gewezen. Van IIF Holding BV als werkgever mag verwacht worden dat zij op de hoogte is van de werkzaamheden van werknemer danwel zich daarvan op de hoogte laat stellen en daarover met enige regelmaat terugkoppeling geeft aan die werknemer.