In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014. De Inspecteur der Belastingen had de waarde van de onroerende zaak in eerste instantie te hoog vastgesteld. Na bezwaar door belanghebbende, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld, maar heeft dit beroep op 23 november 2021 ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de intrekking van het beroep geaccepteerd en de verzoeken van belanghebbende beoordeeld. Het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur niet ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de redelijke termijn voor immateriële schadevergoeding eindigt bij de intrekking van het beroep. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in dit geval met ruim drie maanden is overschreden, wat aanleiding geeft voor een schadevergoeding van NAf 500. Daarnaast heeft het Gerecht de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van NAf 700 en het griffierecht van NAf 50. De uitspraak is gedaan op 4 maart 2022 door rechter M.M. de Werd, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.