Parketnummer : 20-001769-21
Uitspraak : 28 maart 2025
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-702616-15 en 03-702646-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres] .
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702646-17 onder feit 2 tenlastegelegde. De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
- ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl de verdachte oprichter, leider of bestuurder is’ (parketnummer 03-702616-15, feit 1);
- ‘het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’ (parketnummer 03-702616-15, feit 2) en
- ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (parketnummer 03-702646-17, feit 1),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ten slotte de teruggave aan de verdachte gelast van de op de bijgevoegde beslaglijst d.d. 22 mei 2021 vermelde voorwerpen (met nummers 1, 2, 3, 10 en 11).
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 15 juli 2021 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 9 juli 2021. Bij akte van 26 juli 2021 is vervolgens namens de verdachte het hoger beroep partieel ingetrokken, namelijk voor zover het appel zich richt tegen de feiten van parketnummer 03-702646-17. Daarmee is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de feiten onder parketnummer 03-702616-15. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Voor het door de rechtbank onder parketnummer 03-702646-17 bewezenverklaarde feit – en welk feit aldus niet aan het oordeel van het hof is onderworpen – zal het hof, ingevolge het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering hierna een straf bepalen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – bewezen zal verklaren, met dien verstande dat:
- voor feit 1 (criminele organisatie), het oogmerk van de organisatie tevens gericht is op verboden wapenbezit en dat de verdachte als oprichter, leider én bestuurder kan worden aangemerkt, en
- voor feit 2 de verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwaring,
en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot feit 1 onder parketnummer 03-702646-17 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof overeenkomstig artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de straf daarvoor zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten slotte heeft de advocaat-generaal zich met betrekking tot het beslag op het standpunt gesteld dat hierover eenzelfde beslissing dient te worden genomen als de rechtbank.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft hij een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-702616-15:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, en/of te Borgloon (B), in elk geval in België, en/of te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of [medeverdachte 17] en/of [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 19] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM),
terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder was van voornoemde criminele organisatie;
(zaak 1)
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Romeinenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en/of trappen/schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , terwijl dit slaan en/of trappen/schoppen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan , met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-702616-15:
1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- bedreiging (art. 285 Sr) en
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM),
terwijl hij, verdachte, oprichter en leider was van voornoemde criminele organisatie;
2.
hij op 7 mei 2015 te Sittard openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Romeinenstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en trappen/schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk bedreiging, openlijk geweld en verboden wapenbezit terwijl hij oprichter, leider en bestuurder was (feit 1) en daarnaast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 2). Ten aanzien van de openlijke geweldpleging heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet kan worden gekwalificeerd als de strafverzwarende vorm zoals bedoeld in artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern het volgende naar voren gebracht. Met betrekking tot het deelnemen aan een criminele organisatie (feit 1) is bepleit dat Bandidos geen crimineel oogmerk heeft en aldus ook geen criminele organisatie is als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was weliswaar formeel leider van Bandidos , maar was geen leider van een criminele organisatie. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 2) heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte fysiek geen handelingen heeft verricht die kunnen worden gewaardeerd als openlijk geweld. Indien hij iets heeft groepen, weten we niet wat en evenmin weten we niet of deze woorden opruiend waren of aanzettend tot geweld.
Het hof overweegt als volgt.
Criminele organisatie (zaakdossier 1, feit 1 in de zaak met parketnummer 03-702616-15)
Het hof zal hierna allereerst het juridisch kader behandelen, waarbij de volgende aspecten aan bod zullen komen:
criminele organisatie;
oogmerk van de organisatie;
deelneming aan de organisatie;
opzet van de verdachte;
oprichter van de organisatie;
leider van de organisatie.
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een ‘criminele organisatie’ (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Voor het bewijs van deelneming is in zijn algemeenheid niet vereist dat uit de bewijsvoering volgt dat met de deelneming is aangevangen op de in de tenlastelegging vermelde aanvangsdatum (vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1399). Het bestanddeel ‘organisatie’ komt erop neer dat er sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor de bewezenverklaring van deelname is niet vereist dat vast komt te staan dat de verdacht moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Niet is vereist dat het samenwerkingsverband dient te bestaan uit ten minste twee natuurlijke personen. Voor een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr is niet vereist dat sprake is van ‘geledingen’ en ‘hiërarchie’ (HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393). Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan eveneens een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het oordeel dat van een samenwerkingsverband pas sprake is als komt vast te staan dat binnen die groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan de individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die leden een zekere druk kon worden uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten getuigt daarom van een te strikte opvatting van het bestanddeel ‘organisatie’ (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193). 2.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, doch niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Het is niet vereist dat dat doel bij het ontstaan van de organisatie werd geformuleerd. Evenmin is nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. Het hoeft ook niet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn (HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het oogmerk ziet op het feitelijke- en gewenste doel van de organisatie alsmede het naaste doel dat de organisatie nastreeft (vgl. HR 6 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AB9524). Dat een organisatie is opgericht als een motorclub betekent niet dat het plegen van misdrijven niet eveneens een doel van de organisatie kan zijn. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is overigens onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559). 3.
Deelneming aan de organisatie
Om als deelnemer van een criminele organisatie te worden aangemerkt, dient de verdachte te behoren tot het samenwerkingsverband en dient vast komen te staan dat de verdachte een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt. Een incidentele bijdrage – bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen – zonder verdere binding met die organisatie te hebben, levert niet zonder meer ‘deelneming’ aan een criminele organisatie op. Elke bijdrage aan een criminele organisatie kan strafbaar zijn. Voldoende voor ‘deelneming’ aan de organisatie is bijvoorbeeld het (mede)plegen van enig misdrijf. Ook het verrichten van hand- en spandiensten – die op zichzelf niet strafbaar zijn – kan gekwalificeerd worden als deelneming, mits met die gedragingen een aandeel wordt geleverd in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt gesproken (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178). Onder deelneming wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke- of andere stoffelijke steun aan de organisatie alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie. Het betalen van contributie kan daarom onder omstandigheden ook worden aangemerkt als deelneming, mits die betaling het criminele oogmerk van de organisatie ondersteunt en/of daaraan bijdraagt. Het deelnemen kan eveneens worden afgeleid uit het deelnemen aan bijeenkomsten (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW517). De Hoge Raad acht het laten ontstaan en in stand houden van een bedrijfscultuur waarbinnen strafbare feiten werden begaan voldoende om deelneming aan te nemen (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). Naar het oordeel van het hof kan dit arrest ook in die zin worden geëxtrapoleerd op een bepaalde cultuur binnen een organisatie, zoals een motorclub. Vereist voor een bewezenverklaring van deelneming – in welk bestanddeel de opzet-eis besloten ligt – is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is echter niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven (vgl. onder meer HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het enkel verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven levert geen deelneming op (HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet vereist is dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie is gericht (HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). Evenmin is van belang dat de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid van een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is evenmin vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Evenwel dient uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). 5.
Oprichter van de organisatie
Een oprichter van de organisatie is degene die de criminele organisatie in het leven heeft geroepen. In dat verband is relevant dat niet vereist is dat het oogmerk op het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (vgl. HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148) noch dat dat doel bij het ontstaan van de organisatie werd geformuleerd (vgl. HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). 6.
Leider van de organisatie
De leider van de organisatie is degene die het in (een onderdeel van) de organisatie (feitelijk) voor het zeggen heeft. Niet is vereist dat de leider statutair of op grond van de van toepassing zijnde clubregels als zodanig is benoemd. Daarvan kunnen er binnen een organisatie meer dan één zijn (HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2331). Iemand aanmerken als ‘leider' staat er niet aan in de weg dat die persoon tegelijkertijd binnen een criminele organisatie ondergeschikt is aan een of meer andere deelnemers (HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:619). Het begrip heeft een zelfstandige betekenis, die niet hoeft samen te vallen met het begrip feitelijk leidinggeven. Hierna zal het hof uiteenzetten waarom het hof komt tot bewezenverklaring van het zijn van een criminele organisatie van de Bandidos MC , waarop het oogmerk van de organisatie was gericht en welke rol voor de verdachte bewezen kan worden. Het hof zal dit doen aan de hand van de navolgende onderdelen:
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC ;
De regels van de Bandidos ;
Problemen met de Hells Angels ;
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging;
Oogmerk verboden wapenbezit;
Conclusie.
a.
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC
In 1966 is door Don Chambers de Bandidos Motorcycle Club (verder: Bandidos ) opgericht in de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek de stad San Leon in Texas. De slogan van de club is ‘
We are the people your parents warned you about’. Op 15 maart 2014 werd het eerste chapter van de Bandidos door de verdachte, een oud vice president van de Hells Angels , opgericht in Nederland. De verdachte werd de president van het chapter, dat zich vestigde in Sittard.
De oprichting van het Sittardse chapter van de Bandidos werd daags erna gevolgd door een granaataanslag op de woning van de verdachte. Nadien volgden nog twee granaataanslagen op de woningen van de verdachte en [medeverdachte 11] (een ander lid van de Bandidos ) en een aanslag op een café in Echt waar de Bandidos regelmatig bij elkaar kwamen, allemaal in 2014. Hoewel daders van deze aanslagen nooit zijn gevonden, wordt hiermee de sfeer rondom Bandidos MC wel duidelijk. Uit hetgeen hierna onder het kopje ‘problemen met de Hells Angels ’ is beschreven, is af te leiden dat er animositeit tussen de Bandidos enerzijds en de Hells Angels anderzijds bestond. Dit lag tevens aan de basis van het geweld dat in zaaksdossier 9 ( [café 1] ) wordt beschreven.
Medio maart/april 2015 telde het Sittardse chapter ongeveer 22 leden, prospects en hangarounds. Leden betaalden contributie en men vergaderde nagenoeg wekelijks.
De regels van de Bandidos (de Bandidos -bijbel)
Tijdens het onderzoek werd bij de verdachte een zogenaamde Bandidos -bijbel gevonden. Deze ‘bijbel’ bevindt zich in het procesdossier op pagina 1355-1428 (ZD1) en vermeldt onder meer het volgende:
(…)
3. At the regional level, the Club consists of Chapters. Their bodies are the Executive Board and the General Meeting. Members of the Executive Board are the Chapter President, one or more Vice President(s), the Secretary, the Treasurer, the Sergeant at Arms and the Road Captain.
4. The Club is represented by the Chapter President and the Vice President(s),
each of them having sole power to represent the Club.
5.The Executive Board is responsible for all Club matters which are not specially
assigned to other bodies of the association or to the National Chapter
under the Articles of Association. The responsibilities of the Executive Board
include:
A) The preparation and calling of the General Meeting.
B) The implementation of decisions taken by the General Meeting, and of instructions of the National Chapter.
C) The making of decisions on the admission of Members.
(pagina 1367)
General Meeting
1. Once a week, each Chapter has to hold a Club meeting.
2. All upcoming decisions and current projects are to be discussed at the Club
meeting. Each Member/Candidate should be granted the right to raise matters
of concern at the Club meeting.
President:
Represents the Chapter on Club President Meetings and is responsible for the Chapter within the Club. After voted in Chapter President, the President decides what Officers he wants In the Chapter. Delegates Club work to the other Officers in the Chapter. He is in charge of Chapter Meetings. Making sure the Chapter follows the Bylaws and in general running the Chapter on Club basis.
Vice President:
President’s right hand. Takes over the President’s office, when President is on trips or other functions. (when the President is elsewhere) Making sure, President’s orders is followed, regarding Club business.
Sgt At Arms:
In charge of the inner discipline in the Club. Making sure, President’s orders are carried out. (within the Club) Making sure, local Chapter rules and Bandidos MC Bylaws are followed within the Club. In charge of Chapter security, such as cameras, locks, alarms, guard lists and all security around the Chapter/Club. Making sure to update the Chapter on bad situations in the local area and on trips also checking out other areas with help from local Sgt. At Arms. Updates the President about Club spirit and situation.
Treasure:
Taking care of Chapter money and pays Member Donation. Keeping books on Members payments to the Chapter, collecting debts within the Chapter. In charge of the Account planning, together with all officers in the Chapter, to decide a budget for all officers and for the whole Chapter. Taking care of support and bar sales, pricing and planning.(Together with President and Secretary).
Secretary:
Contact person, writes meeting reports and the monthly newsletter as well as he keeps lists of phone numbers and addresses within the Chapter and outside the Chapter (other Chapter’s addresses and phone numbers). Taking care of gifts and works as a ceremony master. Arranging tickets for trips and takes care of hosting guests, together with the Road Captain. Keeping fellow Chapter officers updated on the monthly Newsletter and updates all phone and address lists. President’s assistant at meetings. In charge of the Chapters bmcmail account. The Chapter’s office keeper, making sure that the Chapter’s computer is working and that the Chapter has pens, paper and everything a Chapter’s office needs.
Road Captain:
Planning routes & trips (with Treasure & Secretary). For trips fixing tickets and hotels etc.
Checking all Chapter bikes, also papers, passports and driver licenses. Making sure all bikes are in good shape. Only safe, fast and good bikes are allowed in a Bandidos MC pack. Making sure, the pack is on the right way and keeping all bikes in line on a road trip.
Checks tools and accessories before a road trip. Taking care of Customs, tickets and paying road toils on a road trip. Checking problems with Customs, Police and other outside situations along the road before and on road trips. Making sure the pack is riding safe on road trips. Closes crossroads and making sure the pack stays together at traffic lights, exits and other crossings. Orders and instructs everyone during road trips.
Het hof leidt uit deze zogenaamde Bandidos bijbel af dat de club zowel internationaal als nationaal strak is georganiseerd waarbij duidelijk is bepaald welke bevoegdheden bij welke rollen horen. De verdachte als de president van de organisatie vertegenwoordigt blijkens de regels in de Bandidos bijbel de club op internationaal niveau. Hij kiest zijn officieren, delegeert taken naar hen, hij zit de vergaderingen van het chapter voor, ziet erop toe dat het chapter en de leden alle regels volgen en vormt het dagelijks bestuur van het chapter.
Uit het dossier kan voorts worden afgeleid dat de verdachte dit ook daadwerkelijk belichaamde. In een telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte 6] op 29 maart 2015 wordt de laatste door de verdachte in niet mis te verstane bewoordingen meegedeeld dat hij moet luisteren naar de verdachte. In een OVC-gesprek van 29 oktober 2014 wordt besproken dat ‘de pres’ (het hof begrijpt: de president) altijd iets meer respect krijgt, dat die gewoon alles regelt en alles aanstuurt. In een telefoongesprek met (wederom) medeverdachte [medeverdachte 6] op 14 mei 2015 vraagt deze laatste toestemming aan de verdachte om met zijn vrouw en kinderen naar de markt in Hoensbroek toe te gaan. Daarop antwoordt de verdachte dat hij dan geen colors (het hof begrijpt: het herkenbare Bandidos hesje) aan moet doen. Uit het daarop volgende telefoongesprek dat medeverdachte [medeverdachte 6] met [medeverdachte 8] heeft op 15 mei 2015 blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 6] deze boodschap heeft ontvangen en begrepen en de order zal opvolgen.
Het hof leidt uit deze bevindingen af dat de Bandidos MC Sittard een door de verdachte strak geleide en gestuurde organisatie was, waarbij verdachte’s opdrachten opgevolgd dienden te worden en opgevolgd werden.
Problemen met de Hells Angels
In augustus 2014 werd de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Begin 2015 zijn de eerste duidelijke tekenen van problemen met de motorclub Hells Angels zichtbaar in Limburg. Dat er ook daadwerkelijk sprake was van een vete tussen beide blijkt ook wel uit de diverse in de bewijsmiddelen opgenomen communicatie en verslagen. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de motorclub de Hells Angels – die ook wel worden aangeduid als HA of 81 (de achtste en eerste letter van het alfabet, HA) – regelmatig onderwerp van gesprek is. Daarbij heeft te gelden dat die gesprekken over de Hells Angels , vaak agressief van aard zijn jegens hen.
Op 24 januari 2015, een dag nadat Bandidos -lid [betrokkene 1] problemen zou hebben gehad met Hells Angels of sympathisanten daarvan, vond een zogenaamde ‘klopjacht’ op leden van de Hells Angels plaats. Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen, doch zonder resultaat. Uit diverse afgeluisterde gesprekken blijkt echter wel dat men die avond op pad was met de bedoeling te vechten. Daarbij tekenend is dat [medeverdachte 8] in een OVC-gesprek vertelt een steekwerend vest aan te hebben.
Op 24 januari 2015 bezochten zeven leden van de Bandidos , aangevoerd door hun president, de verdachte, het café ‘ [café 1] ’ in Sittard. Daarbij werd de uitbaatster in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat leden van de Hells Angels , ‘rood/wit’, of hun supporters niet meer welkom waren en dat verdachte het café zou sluiten als hij anders constateerde. Het hof constateert met betrekking tot de bedoeling van de Bandidos die avond dat één van de aanwezigen, [betrokkene 3], zijn colors kon verdienen als hij met een lid van de Hells Angels in gevecht zou gaan.
Op 25 januari 2015 en 16 maart 2015 vonden vervolgens provocaties plaats van de zijde van de Hells Angels . Zo bezochten de Hells Angels café [café 2] in Kerkrade, gelieerd aan de Bandidos , en staken daar kennelijk banden lek. Tevens bezochten zij een lid van de Bandidos in Susteren. Op 25 maart 2015 vond vervolgens een brandstichting plaats bij genoemd café [café 2] . De op heterdaad aangehouden verdachte bleek een lid van de Supportcrew 81, de officiële supportclub van de Hells Angels uit Kerkrade.
Op 7 mei 2015 vond de openlijke geweldpleging bij café de [café 1] in Sittard plaats. Drie aan een supportclub van de Hells Angels te linken personen werden door een grote groep Bandidos mishandeld. Uit de afgeluisterde gesprekken kan geconcludeerd worden dat dit geen uit de hand gelopen gesprek en/of conflict is geweest, zoals een aantal verdachten ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard. Een en ander is immers de dag van tevoren besproken, waarbij bijvoorbeeld was afgesproken dat hangaround [betrokkene 2] niet zou meegaan, omdat ‘je (…) niet weet wat zo iemand doet als hij vast komt te zitten’. Op de dag zelf werd tussen medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] besproken dat het ‘een beetje dom’ was onder cameratoezicht en dat ze hem maar eens even een half jaar het ziekenhuis in slaan ofzo, of steken. Medeverdachte [medeverdachte 7] voegt toe dat hij wel meegaat, ook al is het dus ‘een beetje dom’. Uit onder andere dit vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de aanwezigen rekening hielden met het feit dat er geweld zou worden gebruikt.
Na het geweld bij café ‘ [café 1] ’ bezochten de Sittardse Bandidos de Markt in Kerkrade, waarbij zij zich, in colors, voor het café/restaurant [café 3] posteerden. Die locatie is net als café [café 1] gelieerd aan de Hells Angels . Dat volgt ook uit het op het café aanwezige plakkaat met ‘81’.
Het incident bij café [café 2] eindigde met een schot vanuit het café naar buiten. Uit de afgeluisterde gesprekken die avond blijkt dat dit ook reden voor diverse leden van de Bandidos is geweest om in het vervolg niet meer ongewapend ergens naartoe te gaan en dat ze zich willen bewapenen.
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging
Uit vorenstaande uiteenzetting volgt naar het oordeel van het hof dat de Bandidos van meet af aan een rivaliteit koesterden jegens de Hells Angels , die onder meer in bovengenoemde incidenten (over en weer) tot uitdrukking kwam. De sfeer tussen de motoclubs was letterlijk en figuurlijk explosief van aard. Uit de getapte gesprekken en de OVC-gesprekken tussen de leden van de Bandidos volgt dat de houding van de Bandidos jegens de Hells Angels gewelddadig was en erop neerkwam dat de Hells Angels op een gewelddadige wijze ‘bestreden’ c.q. ‘bejaagd’ dienden te worden. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van het hof dat MC Bandidos het oogmerk had tot bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels .
Oogmerk tot ‘verboden wapenbezit’
Naar het oordeel van het hof heeft de criminele organisatie ook het oogmerk gehad op (kortgezegd) verboden wapenbezit. Daartoe overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er verschillende malen wapens bij de leden van de organisatie aanwezig zijn geweest, de andere leden daar in veel gevallen van op de hoogte waren en er op enig moment onder de leden is besproken dat de club zich moet gaan ‘bewapenen’, onder meer naar aanleiding van het incident bij café [café 1] .
Besproken wordt dat er ‘een ding’ bij [medeverdachte 20] moet worden gehaald, die ‘een stuk of zes’ zou moeten hebben. In een garagebox van [medeverdachte 20] aan de [adres 2] in Geleen zijn meerdere vuurwapens en ook 5 raketwerpers en 2 handgranaten aangetroffen.
Uit het procesdossier volgt verder dat [medeverdachte 12] de schuld op zich heeft genomen met betrekking tot een wapen dat in de kofferbak van de verdachte is gevonden, hetgeen voor dit clublid een positieve consequentie in de interne club hiërarchie tot gevolg had. Hij werd namelijk bevorderd van hangaround tot prospect.
Dan is ook nog in de Bandidos Bible vermeld dat er een ‘sergeant at arms’ is die behalve voor de interne discipline daarnaast o.a. verantwoordelijk is voor de veiligheid van de club en de clubleden. Deze sergeant at arms voor de Bandidos MC Sittard is [medeverdachte 1] . In het dossier is communicatie aangetroffen tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] die elkaar spreken na het geweldsincident bij [café 1] . In dat gesprek zegt medeverdachte [medeverdachte 6] tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘oude ijzers’ bij elkaar moeten rapen. Gezien de context van dit gesprek in samenhang met de hieraan vooraf gegane gesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en een verwijzing in dit gesprek naar de president van Haarlem die is opgepakt en ‘van alles thuis had liggen’, en uit het dossier kan blijken dat de president van de Hells Angels Haarlem op 29 april 2016 is opgepakt in verband met vuurwapens, verstaat het hof dit gesprek aldus dat het daarbij gaat om vuurwapens.
Het hof leidt hieruit af dat de rol van de sergeant at arms mede inhoudt om desgevraagd en desnodig leden van wapens te voorzien als de situatie daarom vraagt.
In het vorenstaande ligt besloten dat een clubcultuur is ontstaan en in stand is gehouden, waarbinnen verboden wapenbezit werd begaan als onderdeel daarvan. Naar het oordeel van het hof had de organisatie daarom ook oogmerk op het plegen van (kortgezegd) verboden wapenbezit.
Naar het oordeel van het hof was Bandidos MC een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de misdrijven ‘(bedreiging met) geweld’ en ‘verboden wapenbezit’.
De rol van de verdachte in deze organisatie heeft eruit bestaan dat hij de criminele organisatie Bandidos heeft opgericht en daarvan leider (‘president’) was. De hoedanigheid van de verdachte als oprichter en bestuurder volgt onmiskenbaar uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Openlijke geweldpleging bij café [café 2] in Sittard (zaakdossier 9, feit 2 in de zaak met parketnummer 03-702616-15)
Het juridisch kader
Voor een veroordeling ter zake van openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat het geweld ‘in vereniging’ is gepleegd. Van zulks plegen is sprake indien en voor zover er een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld is geleverd (vgl. onder meer HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het dient daarbij te gaan om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld (HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029). Voor een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is echter niet vereist dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen (vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132). Daarbij heeft te gelden dat de enkele omstandigheid dat de dader de groep getalsmatig versterkt ‘niet zonder meer’ een voldoende significante of wezenlijke bijdrage oplevert. Dat geldt eveneens voor het enkele niet-distantiëren (vgl. HR 1 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT1819, NJ 2011/519 en HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het is niet vereist dat de dader zelf geweld pleegt of daaraan fysiek deelneemt. Van een significante en wezenlijke bijdrage kan eveneens sprake zijn wanneer verdachte, zonder aan de geweldpleging deel te nemen, die geweldpleging heeft ‘bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt’ (HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0132, NJ 2011/174). Niet is vereist dat de dader zelf geweld heeft gepleegd. Het gebruik van ‘in vereniging’ geeft aan dat voldoende is dat wordt bewezen dat de betrokkene opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Enerzijds is het enkele getalsmatig versterken van een groep niet voldoende, anderzijds is het plegen van een gewelddadige handeling niet nodig, maar kan de significante of wezenlijke bijdrage ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen is meer dan getalsmatig versterken van een groep (HR 8 februari 2011,
NJ2011/82).
Voldoende is dat degene die zelf geen geweld heeft gepleegd ‘opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad, en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd’ (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 6). De dader dient zich aldus te manifesteren als lid van een groep die openlijk geweld pleegt, bijvoorbeeld door aan die groep ‘vocale, intellectuele of andere bijdragen’ te leveren (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 4). Bij geweldshandelingen binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan ontstaan samenwerkingsverband kan uit de omstandigheid dat de betrokkene zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld (HR 27 september 2016, NJ 2016/437).
Vaststelling van de feitenOp 7 mei 2015 vond op en nabij het terras van café [café 1] in Sittard een vechtpartij plaats. Die vechtpartij vond plaats tussen diverse leden van de Bandidos en drie personen die betrokkenheid hadden bij (supportclubs van) de Hells Angels . Uit de bewijsmiddelen volgt – voor zover in hoger beroep aan de orde – dat medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] zelf actief geweld hebben uitgeoefend door te slaan en/of te trappen tegen een of meer van de slachtoffers. Daarbij komt dat medeverdachte [medeverdachte 5] een kopstoot aan een van de slachtoffers heeft gegeven en dat medeverdachte [medeverdachte 7] op het hoofd van een van de slachtoffers is gesprongen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 17] waren bij het geweld, doch hebben zelf geen direct (fysiek) geweld tegen de drie slachtoffers toegepast.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de onbetwiste leider van de groep was, op intimiderende wijze het woord voerde en uitlatingen deed als zijnde Sittard, of zelfs heel Holland, het territorium van Bandidos MC . Uit de beelden blijkt, en dit wordt bevestigd door de opgenomen gesprekken, dat de anderen hem volgden.
Oordeel van het hofNaar het oordeel van het hof zijn de gedragingen van de verdachten als ‘groep’ te kenschetsen als een welbewuste deelname aan een aanvalsgolf. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in overweging dat elk van de betrokkenen door middel van het dragen van de ‘colors’ dan wel anderszins uiterlijk kenbaar heeft gemaakt dat zij behoren tot de Bandidos . Elk van de verdachten heeft (daarmee) reeds niet enkel de groep getalsmatig versterkt maar door deze kleding aangegeven dat zij deel uitmaakten van de aanvallende groep.
Met betrekking tot de verdachte geldt dat hij die geweldpleging heeft ‘bevorderd’ en zich heeft gedragen als leider van de aanvalsgolf.
Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van dit feit. Gezien het feit dat de verdachte zelf geen feitelijke geweldshandelingen heeft gepleegd, zal het hof hem, evenals de rechtbank, vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid van het ontstane lichamelijke letsel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-702616-15 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
als oprichter en leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 03-702616-15 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Met betrekking tot feit 1 onder parketnummer 03-702646-17 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof overeenkomstig artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de straf daarvoor zal bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht rekening te houden met onder meer de overschrijding van de redelijke termijn, de aan de verdachte bij de schorsingsvoorwaarden opgenomen contact- en locatieverboden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie. Deze criminele organisatie bestond uit diverse leden van het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos , te weten: de verdachte als president, vice-president medeverdachte [medeverdachte 2] , sergeant of arms [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] , secretary/treasurer medeverdachte [medeverdachte 10] , road captain medeverdachte [medeverdachte 5] , full members [medeverdachte 13] , medeverdachte [medeverdachte 7] , [medeverdachte 11] , medeverdachte [medeverdachte 6] , probationary medeverdachte [medeverdachte 17] en hangaround [medeverdachte 14] . De criminele organisatie had als oogmerk het plegen van bedreigingen en openlijke geweldpleging – in het bijzonder tegen de motorclub Hells Angels – en het voorhanden hebben van verboden wapens.
Het Sittardse chapter van motorclub Bandidos zorgde voor een explosieve sfeer in Sittard en omgeving. Zo vond vlak na de oprichting in maart 2014 een granaataanslag plaats op de woning van de verdachte, president [verdachte] . Korte tijd later volgden nog twee granaataanslagen, één op diezelfde woning en één op de woning van [medeverdachte 11] . Al eind maart 2014 werden enkele leden aangehouden en later ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Gaandeweg werd in de zomer van 2014 de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Uit het dossier blijkt ook van een daadwerkelijke vete tussen beide clubs in Limburg, zowel uit afgeluisterde gesprekken als uit diverse incidenten. Dit alles lijkt voort te komen uit een diepgewortelde, langdurende en zich over meer landen uitstrekkende strijd om de hegemonie.
Die vete en de bedoelingen van het Sittardse chapter van Bandidos kwamen in januari en mei 2015 tot uiting. Op 24 januari 2015 vond een zogenaamde klopjacht plaats op leden van de Hells Angels . Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen. De bedoeling die avond was duidelijk: vechten met de Hells Angels .
Toevalligerwijs werd er die avond nergens een Hells Angel aangetroffen, omdat er een clubfeest gehouden werd op een locatie die niet door Bandidos werd bezocht. Op 7 mei 2015 was het zogezegd wel raak met de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard en de provocatie van de Hells Angels daarna in Kerkrade. Hierdoor kreeg het Sittardse chapter meer en meer een bedreigende en gewelddadige reputatie. Het lijkt erop dat de Bandidos de enige motorclub in de omgeving, of zelfs van heel Nederland, wilden worden. Alles was erop gericht de baas te zijn. Dit werd onderling besproken en ook uitgedragen door intimidaties en geweld. Daarbij was het gebruik van wapens uitdrukkelijk een optie, niet alleen is dat gezien bij het geweldsincident bij de [café 1] , maar ook blijkt uit de gesprekken dat wapens beschikbaar zijn of zouden moeten zijn, als ze nodig zijn.
Los van het voorgaande, bleken er nog tal van omstandigheden die duidden op de criminele aard van het samenwerkingsverband. Zo probeerde men op allerlei manieren uit het zicht van politie en justitie te blijven. Leden werden gemaand voorzichtig om te gaan met communicatiemiddelen, men had zogenaamde PGP-telefoons en er werd een coöperatie opgericht die als dekmantel had te gelden voor een clubhuis, waarbij ook wachtgelopen werd. Deze omstandigheden staan weliswaar niet in directe relatie tot de bedreigingen en het geweld tegen de Hells Angels , maar tonen wel het karakter van de club.
Kortom, de aanwezigheid van het Sittardse chapter van Bandidos zorgde voor een aantasting van de openbare orde. Het liet zich leiden door territoriumdrift en plaatste zichzelf buiten de democratische rechtsorde.
Met betrekking tot de op te leggen straf ten aanzien van de deelneming aan de criminele organisatie neemt het hof 12 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leden en probationaries, 14 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de bestuursleden en 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leiders/oprichters van de criminele organisatie. Omdat de verdachte als president oprichter en leider van de criminele organisatie Bandidos (chapter Sittard) was, acht het hof voor dit feit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend.
Het hof overweegt dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verscheen in kledingstukken met opdruk ‘BFFB’, wat (zijnde een feit van algemene bekendheid) verwijst naar ‘ Bandidos Forever, Forever Bandidos ’. Tevens is uit de naderhand gepubliceerde persuitingen gebleken dat de verdachte deze kledij heeft getoond aan de aanwezige journalisten. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij hiermee kennelijk heeft willen laten zien dat wat hem betreft de ‘ Bandidos ’ formeel verboden kunnen zijn, maar voor hem springlevend en iets om trots op te zijn. Met zijn gedragingen heeft de verdachte het karakter van de Bandidos , zijnde een criminele organisatie, verder uitgedragen, waaruit het hof concludeert dat de verdachte kennelijk weinig besef heeft van de ernst van het strafbare feit ‘als oprichter en leider deelnemen aan een criminele organisatie’ en er dus ook gewoon mee doorgaat ondanks het feit dat hij in eerste aanleg al een veroordeling voor het zijn van oprichter en president van Bandidos MC van de rechtbank had gekregen en in hoger beroep ook dit feit aan de orde was.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich op 7 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging bij café [café 1] . Hoewel de verdachte zelf geen gewelddadige handeling heeft verricht, is de verdachte in de groep die later het geweld heeft gepleegd voorop gegaan. Alvorens het geweld begon heeft de verdachte in niet mis te verstane woorden kenbaar gemaakt dat wat hem betreft Sittard en zelfs heel Holland van de Bandidos is. De rol van de verdachte in het openlijk geweld was onmiskenbaar die van initiator, gelet op zijn gedragingen aldaar en zijn hoedanigheid als oprichter en leider van de Bandidos , die door de overige leden van Bandidos MC werd gevolgd. Het geweld vond plaats in het kader van de territoriumdrift van het Sittardse chapter van Bandidos en hun vijandigheid tegen de Hells Angels . Bovendien was er sprake van nietsvermoedende slachtoffers die zonder enige aanleiding werden mishandeld door een veel grotere groep in
colorsgeklede leden van de Sittardse Bandidos .
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk voor strafbare feiten was veroordeeld. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij gezondheidsproblemen heeft en in dat verband een ingrijpende hartoperatie heeft gehad. Het hof weegt deze omstandigheden echter maar minimaal mee in de strafoplegging.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeerde, moet de zaak telkens binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2015 in verzekering is gesteld en hij vervolgens gedurende de behandeling in eerste aanleg 185 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2021 vonnis gewezen. Aldus is niet binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn vonnis gewezen en is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 5 jaren overschreden. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 15 juli 2021 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 28 maart 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 20 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijdingen van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijdingen van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de gevangenisstraf zal matigen met 6 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering
Het hof zal, ingevolge het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering tevens een straf bepalen voor het niet aan zijn oordeel onderworpen en door de rechtbank bewezenverklaarde feit 1 onder parketnummer 03-702646-17. Dit feit ziet, kort gezegd, op het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 84 gram hasjiesj.
Het hof moet beslissen welk gedeelte van de straf geacht moet worden door de eerste rechter te zijn opgelegd ter zake van het feit dat niet aan het oordeel van het hof is onderworpen. Het hof heeft daarbij gelet op de verhouding tussen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof dient de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder parketnummer 03-702646-17 onder feit 1 bewezenverklaarde feit te worden bepaald op een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder de verdachte diverse geldbedragen, een iPhone met lader en een stuk papier in beslag zijn genomen. Het hof is van oordeel dat deze inbeslaggenomen goederen moet worden teruggegeven aan de verdachte, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 140 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702616-15 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in de zaak met parketnummer 03-702646-17 onder feit 1 bewezenverklaarde feit, welk feit niet aan het oordeel van het hof is onderworpen, op een gevangenisstraf voor de duur van 1 week;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 2.020,00;
- een geldbedrag van € 1.200,00;
- een geldbedrag van € 345,00;
- een iPhone met lader (goednummer 614382);
- een stuk papier (goednummer 614317).
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. S. van den Akker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.