Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:
"Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal d.d. 15 september 2011 (pagina's 235 en verder van map 1 "art 16") voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik ben benaderd door twee Albanezen voor een transport naar Engeland. Ik ken hen van het pokeren. Ik wist niet waar het om ging, maar ik wist wel dat het niet in de haak was. Ik zou kijken of ik iemand kon vinden die een transport voor deze jongens naar Engeland zou kunnen rijden. Ik ben toen naar [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) gegaan en heb het aan hem gevraagd. [betrokkene 1] kende iemand die [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) heet. [betrokkene 1] zei dat [betrokkene 2] weer iemand wist die misschien dat transport zou kunnen regelen. Ik ben toen met [betrokkene 1] naar [betrokkene 2] gegaan. Toen was daar een jongen uit Almere. Hij stelde zich voor als [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ). Hij vertelde dat hij uit Jamaica kwam. [slachtoffer 1] wist iemand die het transport zou kunnen regelen. Dat moet 3 of 4 augustus zijn geweest. [slachtoffer 1] wist iemand die kon chaufferen naar Engeland. Ik wist diep van binnen wel dat het gewoon om drugs ging natuurlijk.
Op een maandag (het hof begrijpt: 8 augustus 2011) belde [slachtoffer 1] naar [betrokkene 2] en zei dat hij vandaag de spullen zou komen halen omdat de chauffeur die dag zou gaan rijden. Ik ben toen met [betrokkene 1] naar Amsterdam gereden. We zijn met twee auto's naar Amsterdam gereden. Wij zouden de Albanezen in een café ontmoeten. We hebben wat gedronken. Er is een Albanees bij [betrokkene 1] in de auto gestapt. Toen zijn ze weggereden. [betrokkene 1] heeft de spullen geladen. Ik ben toen naar Rotterdam gereden en [betrokkene 1] is doorgereden naar zijn huis omdat die [slachtoffer 1] er toen weer zou zijn. Het waren niet veel spullen. [betrokkene 1] zei dat het gewoon één tas was. Het ging om € 15.000,-, waarvan wij € 1.500,- zouden krijgen. [betrokkene 2] zou ook een gedeelte krijgen en [slachtoffer 1] zou een gedeelte krijgen en de rest zou voor de chauffeur van [slachtoffer 1] zijn. Diezelfde maandagavond kwam [slachtoffer 1] de tas met spullen die [betrokkene 1] had meegekregen van de Albanees bij hem thuis ophalen. De dinsdag, 9 augustus dacht ik, belde [slachtoffer 1] naar [betrokkene 1] . Hij vertelde dat de tas met drugs/spullen op donderdag (het hof begrijpt: 11 augustus 2011) in Engeland zou zijn. Ik ben op woensdag 10 augustus naar Marokko vertrokken. Ik kwam die zondag erop, 14 augustus, weer terug. In Marokko heb ik nog contact gehad met [betrokkene 1] . Ik wilde weten hoe het zat en of hij wat gehoord had. Ik zei tegen hem: 'Het zal toch niet dat je gefopt bent?' Dat was de donderdag dat ik belde. Vrijdag heb ik weer gebeld. Toen had hij nog niks gehoord. Die zondagnacht om 01.00 uur ben ik geland. Die middag (het hof begrijpt: 15 augustus 2011) is de Albanees uit Amsterdam bij mij geweest. Die maandag heb ik afgesproken met hem dat ik het zou gaan uitzoeken voor hem. Ik heb met hem afgesproken dat ik die dinsdag bij hem zou komen.
Ik ben naar [betrokkene 1] gegaan. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] gebeld. Ik heb toen met [betrokkene 2] rond half zeven die maandag bij de Mac Donalds afgesproken. [betrokkene 1] was erbij. Ik zei dat ik nu echt gezeik had. Ik zei dat [slachtoffer 1] ons niet meer antwoordde. [betrokkene 2] zei dat hij hem net aan de telefoon had gehad. [betrokkene 2] zei dat hij hem wel zou helpen. Later heb ik het adres van [slachtoffer 1] van [betrokkene 1] gekregen. Ik had hem gevraagd of hij mij het adres van [slachtoffer 1] wilde geven. Ik wilde dat adres namelijk afgeven aan die Albanees in Amsterdam. Ik heb het papier met daarop het adres van [slachtoffer 1] en ook de gegevens van de auto waar hij in rijdt, van [betrokkene 1] gekregen. Ik moest weer bij dat café in Amsterdam zijn. Ik sprak daar weer dezelfde Albanees. Hij sprak altijd in het Engels met mij. In het café heb ik het adres van die [slachtoffer 1] afgegeven aan hem. De Albanees was niet boos. Een paar keer is de Albanees boos geweest. Hij wilde weten waar de spullen waren. Ik heb alleen gezegd dat ik het zou uitzoeken omdat ik het ook niet wist. Hij zei dat als ik het niet oploste ik alles moest betalen. Ik werd vervolgens constant op mijn huid gezeten door die Albanees.
In de dagen dat ik in Marokko zat is er een afspraak bij de Efteling geweest.
Ik weet dat ik de dag voordat ik bij [slachtoffer 1] langsging nog in Amsterdam ben geweest, bij de Albanees. Ik weet dat ze nadat ik het adres had gegeven nog langs zijn gereden bij [slachtoffer 1] . Dat is dan 1 of 2 keer geweest dat ze voorbij zijn woning zijn gereden.
De zondag van het schietincident (het hof begrijpt: 21 augustus 2011) hebben de Albanezen mij gebeld. Ik ben weer naar dat café in Amsterdam gereden. De Albanezen zeiden: 'We gaan daar nu naar toe [verdachte] en we gaan vragen waar de spullen zijn.' Ik denk dat we in totaal met zes man naar Almere zijn gegaan.
Eén van de mannen droeg een rood petje. Ik ben met deze man naar Almere gereden. Er reden twee andere auto's mee. Ik heb mijn auto aan het eind van de [a-straat] rechtsaf om de hoek geparkeerd. Ik ben naar de woning van nummer 7 gelopen samen met de jongen met het rode petje die bij mij in de auto zat. Ik zag op dat moment een Albanees staan die ik voor die avond niet eerder had gezien. Hij stond ter hoogte van nummer 7 aan de overkant van de weg. Ik ben naar de woning gelopen. Ik stond voor de deur en hoorde [slachtoffer 1] kletsen. Er stond een raampje open. Ik heb geklopt op de deur of een raam die naast de deur zat. Het was op dat moment ineens stil. De jongen met het rode petje stond net achter mij op dat moment. Ik denk dat ik [slachtoffer 1] hoorde praten, ik herkende zijn stem. Ik heb ' [slachtoffer 1] ' geroepen. Toen werd het stil. Toen heeft die jongen met het rode petje [slachtoffer 1] nog geroepen. Toen ik wegliep riep de jongen met het rode petje mij terug. Hij stond nog steeds op de rand van de stoep voor de woning van nummer 7. Hij zei tegen mij dat ik nogmaals moest kloppen op de voordeur. Ik heb toen weer geklopt op de voordeur. De andere man stond aan de kant van de woning ernaast, ik denk nummer 9. Toen ik wegliep bij de tweede keer kloppen hoorde ik dat iemand in de woning 'Go, Go' zei. Toen ik nog maar een paar stappen weg was keek ik achterom. Ik zag de jongen met het rode petje die recht voor de deur stond ineens schieten. Eerst één keer en vervolgens meerdere keren. Die jongen had een bruine schoudertas om. Ik zag dat zijn linkerhand in de tas hing. Dat viel mij op toen ik de eerste keer op de deur stond te kloppen. Daarom liep ik eigenlijk de eerste keer weg. Ik dacht dat hij een wapen of zo bij zich had. Ik had nooit gedacht dat hij zou gaan schieten, ik dacht dat ze misschien wat klappen zouden krijgen of zo. Toen ik net was weggelopen hoorde ik een eerste knal. Ik heb mij toen omgedraaid en zag hem toen schieten. Ik hoorde vervolgens nog een aantal schoten. De andere jongen is van nummer 9 naar de voordeur van nummer 7 gelopen. Ik zag deze jongen ook schieten met een pistool. Ik heb minstens 7 schoten gehoord. Ik ben direct naar mijn auto gelopen. Ik ben in mijn auto gestapt en alleen weggereden."