2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - op gronden zoals nader weergegeven in de door haar overgelegde pleitnota - dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde slechts ziet op de laatste vechtpartij en de daarbij eventueel gepleegde gewelddadige handelingen, en niet op het begin van de vechtpartij toen aangeefster met [betrokkene 1] aan het vechten was.
De advocaat-generaal heeft desgevraagd medegedeeld dat de tenlastelegging ziet op de gehele vechtpartij gericht tegen de aangeefster.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er in de avond en nacht van 21 op 22 juni 2008 sprake is geweest van verschillende, van elkaar te onderscheiden vechtpartijen. De eerste vechtpartij gericht tegen de aangeefster, waarbij de verdachte naar eigen zeggen de aangeefster een duwtrap heeft gegeven, heeft plaatsgevonden op 21 juni 2008. De laatste vechtpartij gericht tegen de aangeefster waarbij de aangeefster tegen haar hoofd is geschopt, terwijl zij op de grond lag, heeft plaatsgevonden op 22 juni 2008.
Het hof is van oordeel dat gelet op de onder 1 subsidiair tenlastegelegde vermelde datum van 22 juni 2008 en gelet op de onder 1 subsidiair tenlastegelegde vermelde handelingen in samenhang met de omstandigheid dat bij de laatste vechtpartij in verhouding het zwaarste geweld is toegepast jegens de aangeefster, het onder 1 subsidiair tenlastegelegde ziet op de laatste vechtpartij waarbij de aangeefster tegen haar hoofd is geschopt, terwijl zij op de grond lag.
De raadsvrouw van de verdachte heeft voorts ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - op gronden zoals nader weergegeven in de door haar overgelegde pleitnota - dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, nu de verdachte de aangeefster bij de laatste vechtpartij niet heeft geslagen, geschopt dan wel andere gewelddadige handelingen jegens haar heeft verricht en hij verder op geen andere wijze heeft bijgedragen aan de openlijke geweldpleging.
Het hof overweegt als volgt.
Met onvoldoende mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte de aangeefster op 22 juni 2008 daadwerkelijk heeft getrapt en/of geschopt.
Het hof gaat voorts uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte heeft vanaf de avond van 21 juni 2008 deel uitgemaakt van een groep jongeren die zich in vechtpartijen keerde tegen de aangeefster. Door personen uit die groep is de aangeefster onder meergeslagen en/of getrapt, eenmaal door de verdachte. In de vroege morgen van 22 juni 2008 heeft de verdachte zich wederom gevoegd bij de groep jongeren die zich keerde tegen de aangeefster. De getuige [getuige 1] heeft verklaard (proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 2 juli 2008, nummer PL1583/2008/15013-67, pagina 184) dat hij ook [verdachte] er tussen zag lopen. De aangeefster heeft verklaard dat zij toen door 2 of 3 personen uit deze groep werd getrapt/geschopt, laatstelijk tegen haar hoofd (proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 22 juni 2008, nummer PL1583/2008/15013-8, pagina 43-44).
Het hof is van oordeel dat de verdachte door zich wederom te voegen bij de personen die geweld tegen de aangeefster pleegden en zich niet te distantiëren van de nieuwe vechtpartij en het geweld dat tegen de aangeefster werd uitgeoefend een dermate significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Het hof verwerpt het verweer."