ECLI:NL:HR:2011:BQ0132
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over geweld in vereniging en significante bijdrage aan geweldpleging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij meerdere geweldsdelicten die in vereniging zijn gepleegd tegen twee slachtoffers in Rijswijk. De verdachte had een significante bijdrage geleverd aan het geweld, hoewel haar bijdrage zelf niet gewelddadig was. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de geweldpleging, onder andere door het versturen van sms'jes om medeverdachten op de hoogte te stellen van de locaties van de slachtoffers. De verdachte had ook gelachen terwijl de slachtoffers werden mishandeld, wat haar rol in het geheel versterkte.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over de significante bijdrage van de verdachte aan het geweld. De verdediging had betoogd dat de verdachte niet vrijgesproken moest worden, maar de Hoge Raad verwierp dit verweer. De uitspraak benadrukt dat bij geweld in vereniging niet alleen de directe daden van geweld, maar ook de ondersteunende en aanstokerende rol van medeverdachten kan leiden tot een veroordeling.
De Hoge Raad constateerde verder dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar besloot geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding te verbinden. De opgelegde straf aan de verdachte bestond uit jeugddetentie en een taakstraf, waarbij de Hoge Raad de strafmaat in het licht van de overschrijding van de redelijke termijn in overweging nam.