Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Verbeurdverklaring
6 Bron van inkomen
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
- rechtbank Oost-Brabant hem niet heeft veroordeeld voor het aan- en verkopen van cocaïne;
- rechtbank Oost-Brabant niet wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard dat hij de [auto] en een geldbedrag van € 1.000 heeft witgewassen;
- in het ontnemingsvonnis van het hof ’s-Hertogenbosch van 21 oktober 2021 heeft het hof niet aannemelijk geacht dat hij de cocaïne zelf heeft gefinancierd;
- anderen eigenaar waren van de cocaïne en het geldbedrag van € 167.120
- de [auto] is aangekocht met een in het casino gewonnen geldprijs van € 66.000 en met de hulp van een vriend is gerepareerd;
- de inspecteur geen rekening heeft gehouden met de kosten van de aanschaf van de cocaïne;
- de inkomsten kwalificeren als winst uit onderneming;
- het aangetroffen geldbedrag (gedeeltelijk) is gespaard uit bij de Belastingdienst bekende bronnen; en
- de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inkomsten in achttien maanden zijn verdiend, de toerekening van de inkomsten over de maanden niet inzichtelijk is en niet van een deugdelijke motivering is voorzien.
- € 44.268 ter zake van het belastbare inkomen uit werk en woning, zijnde de tot de boetegrondslag behorende correctie van het belastbare inkomen uit werk en woning (€ 88.057) gedeeld door het belastbare inkomen uit werk en woning zoals vastgesteld door het hof (€ 490.468) vermenigvuldigd met de over laatstgenoemd bedrag verschuldigde IB/PVV (€ 246.569, zijnde € 237.079 (IB) plus € 9.490 (PVV)), plus
- € 1.045 ter zake van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, zijnde de tot de boetegrondslag behorende correctie van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (€ 3.484) gedeeld door het belastbare inkomen uit sparen en beleggen zoals vastgesteld door het hof (€ 35.035) vermenigvuldigd met de over laatstgenoemd bedrag verschuldigde IB (€ 10.510).
5.Beslissing
- verklaart het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond;
- verklaart het door de inspecteur ingestelde incidentele hoger beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank maar alleen wat betreft de beslissing over de aanslag IB/PVV 2016 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2016 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2016 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikkingen;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 490.468 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 35.035;
- vermindert de met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 gegeven belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 gegeven boetebeschikking tot € 14.499;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 136 vergoedt; en
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 2.511.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).