Namens de Inspecteur is, door [C] , op 9 december 2003 bij de BV een boekenonderzoek ingesteld teneinde de in- en verkopen van de BV vast te stellen. Het van dat onderzoek opgemaakte verslag behoort niet tot de gedingstukken.
Bij het onderzoek heeft de Inspecteur geconstateerd dat:
(i) de BV facturen heeft ontvangen voor de inkoop van auto’s van het bedrijf [F] te [plaats 3] (hierna: [F] ),
(ii) [F] op deze facturen aan de BV omzetbelasting in rekening heeft gebracht, en
(iii) de BV deze omzetbelasting in aftrek heeft gebracht in haar aangiften omzetbelasting.
De Inspecteur heeft bij het raadplegen van de (interne) systemen van de Belastingdienst vastgesteld dat [F] geen omzetbelasting heeft voldaan. De door de BV in vooraftrek gebrachte omzetbelasting betreffende de inkoopfacturen van [F] bedraagt in de periode 25 juli 2003 tot en met 31 januari 2004 € 557.321.
2.5.1.In het tripartiete overleg, waaraan deelnemen het Openbaar Ministerie, de contactambtenaar bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst / Economische Controle Dienst (hierna: FIOD-ECD), is op 19 maart 2004 besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen, onder andere, belanghebbende, de BV en [F] naar, onder meer, het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. De FIOD-ECD heeft het strafrechtelijke onderzoek in 2004 ingesteld, waarvan op 21 december 2006 een proces-verbaal met dossiernummer [nummer 1] (hierna: het PV [nummer 1] ) is opgemaakt, dat (CD-ROM) tot de gedingstukken behoort.
2.5.2.In het PV [nummer 1] is in het overzichtsproces-verbaal met codenummer [codenummer 1] (hierna: het [codenummer 1] / [nummer 1] ) opgenomen dat de onderzoeksperiode loopt van 25 juli 2003 tot en met 31 augustus 2004 en dat ten aanzien van belanghebbende alsmede de BV onderzoek is gedaan naar het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting voor de periode 25 juli 2003 tot en met 30 september 2003 en voor vier maandaangiften van oktober 2003 tot en met januari 2004. De FIOD-ECD heeft in het [codenummer 1] / [nummer 1] het vermoeden geuit dat belanghebbende initiator en regisseur was van een zogenoemde btw-carrouselfraude.
De door de FIOD-ECD vermoede btw-carrouselfraude is in het [codenummer 1] / [nummer 1] schematisch weergegeven en als volgt omschreven: De BV bestelde auto’s rechtstreeks bij Nederlandse en buitenlandse leveranciers en op verzoek van de BV factureerden de leveranciers deze auto’s aan [G] Bvba te [plaats 4] , België (hierna: [G] ). [G] factureerde op verzoek van de BV de auto’s weer door aan [F] . [G] ontving van belanghebbende € 250 per opgemaakte factuur. Door of namens [F] werden valse facturen aan de BV uitgeschreven, terwijl de auto’s direct van de leveranciers naar de BV werden vervoerd.
[E] heeft onder meer verklaard (dossiernummer [nummer 1] / codenummer: [codenummer 2] ):
‘(Vraag verbalisant(en): Welke werkzaamheden verricht u zelf voor [bedrijf 2] BV?)
Gehoorde:
Ik doe helemaal niks voor deze BV. Er zou werk komen, maar dat is nooit gebeurd. Ik
heb ook nooit rekeningen opgemaakt. Dat deed [belanghebbende] ook nadat ik directeur ben
geworden. Ik ontving de post op mijn adres en die bracht ik naar [belanghebbende] . De facturen
en andere papieren, zoals inkopen en verkopen, haalde ik op bij [belanghebbende] en bracht ze
dan naar [H] in [plaats 5] . [H] is de boekhouder van [bedrijf 2] BV,
sinds ik directeur ben van [bedrijf 2] BV. Bij het gesprek tussen [H] en mij,
was ook [belanghebbende] aanwezig. [belanghebbende] had het gesprek met [H] geregeld. Ik
had nog nooit van [H] gehoord.
(Vraag verbalisanten: Welke werkzaamheden verrichtte [belanghebbende] voor de BV nadat u
directeur was geworden?)
Gehoorde:
Er veranderde eigenlijk niets. Alles bleef bij het oude. [belanghebbende] deed dezelfde
werkzaamheden zoals daarvoor. (…)
(Vraag verbalisanten: wie deed de aangiften omzetbelasting?)
Gehoorde:
Dat deden [H] of [belanghebbende] . Ik heb zelf geen aangiften ingediend. Ik heb wel
eens iets moeten ondertekenen, maar wat dat voor papieren waren weet ik niet meer.
Volgens mij heb ik wel eens iets voor de belasting moeten betalen. [belanghebbende] zorgde
voor het geld en dat moest ik dan op het postkantoor gaan betalen.
(Vraag verbalisanten: wie verrichtte de betalingen van [bedrijf 2] BV nadat u
directeur was geworden?)
Gehoorde:
[belanghebbende] regelde alle geldzaken. Het gebeurde wel eens dat ik geld bij de bank moest
gaan halen en dat deed ik dan. Het geld kwam dan van een rekening van [bedrijf 2]
BV bij de Rabobank in [plaats 1] Boven een bepaald bedrag moest het geld drie
dagen van tevoren worden besteld. [belanghebbende] belde dan de bank onder mijn naam en
zei mij dan het geld op te halen. Ik hoefde me alleen te legitimeren en kreeg het geld dan
mee. Het geld bracht ik dan naar [belanghebbende] . Internetbankieren deed [belanghebbende] ook voor
[bedrijf 2] BV. Zoals ik al zei regelde [belanghebbende] alle geldzaken, hij had alle
pasjes. Ik heb nooit een pasje van de rekening van [bedrijf 2] BV gezien.
(Vraag verbalisant(en): Volgens gegevens van de Belastingdienst heeft u over 2004 een
loon ontvangen van [bedrijf 2] BV van € 15.000. Welke werkzaamheden staan
hier tegenover?)
Gehoorde:
Ik heb nooit geld ontvangen van [bedrijf 2] BV toen ik daar directeur was. Ik
kreeg wel eens wat kleinere bedragen, maar loon heb ik nooit ontvangen en zeker geen
€ 15.000, hooguit € 1.000. Maar dat was voordat ik daar directeur was. [H] heeft
mij toen ik daar directeur was wel meerdere loonstroken gegeven. Maar geld heb ik nooit
gezien. Ik heb niets ontvangen nadat ik directeur ben geworden. Zoals al eerder gezegd
heb ik niets gedaan binnen [bedrijf 2] BV nadat ik daar directeur ben geworden.
(…)
(Vraag verbalisant(en): Wie maakt de facturen op van [bedrijf 2] BV sinds u
directeur-aandelhouder bent?)
Gehoorde:
Dat doet [belanghebbende] .
(Vraag verbalisant(en): Heeft u in de periode dat u directeur-aandeelhouder was van [bedrijf 2]
BV nog geleverd aan bedrijven van [belanghebbende] ?)
Gehoorde:
Dat weet ik niet. Dat regelde [belanghebbende] allemaal.’.
Na te noemen [K] heeft verklaard (dossiernummer [nummer 1] [codenummer 3] ):
‘(Vraag verbalisanten: Kent u iemand met de naam [E] in verband met
[bedrijf 2] BV?)
Nee, die naam zegt me helemaal niets. De enige die ik ken van [bedrijf 2] BV is
[belanghebbende] zelf.
(Vraag verbalisanten: Wij, verbalisanten, merken op dat [E] op de data waarop
getoonde facturen zijn gedateerd, de directeur en enig bestuurder was van [bedrijf 2]
BV. Was dat u bekend?)
Nee, daar weet ik niets van. Maar ik heb deze facturen in elk geval niet van [E]
gekregen, want die ken ik helemaal niet. (…).’.
Na te noemen [L] heeft verklaard (dossiernummer [nummer 2] /codenummer: [codenummer 4] ):
‘(Vraag verbalisanten: Wie of was uw contact persoon bij [bedrijf 2] BV?)
De naam zegt het. [belanghebbende] . Hij had toen geen medewerkers.
(Vraag verbalisanten: Kent u [E] ?)
Dat zegt me niets.’
2.6.2.[L] is door de FIOD-ECD op diverse data als verdachte verhoord. De tien verklaringen van [L] zijn in processen-verbaal vastgelegd, die tot de stukken behoren. Omtrent de BV en belanghebbende heeft [L] alleen in de tiende verklaring verklaard.
In de processen-verbaal is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
Uit het proces-verbaal van 9 november 2004, dossiernummer [nummer 3] /codenummer: [codenummer 5] :
‘(…) Ik heb ontdekt dat je auto’s en motoren in het buitenland zonder BTW kon kopen. Als ik
die dan in Nederland met BTW kon verkopen, dan kon ik die gewoon in mijn zak steken. Dat ik hiermee verlies zou leiden uiteindelijk, door de oplopende BTW schuld, heb ik me later pas gerealiseerd. Dat is de reden dat ik in de autohandel ben gegaan en mijn aangiften BTW
opzettelijk te laag heb ingediend.
(…)
De door mij bij de autohandel en motorhandel in rekening gebrachte omzetbelasting heb ik
gewoon niet aangegeven op mijn aangiften omzetbelasting. Dat was een bewuste actie die voortvloeide uit financiële problemen.’
Uit het proces-verbaal van 5 juli 2006, dossiernummer [nummer 2] /codenummer: [codenummer 4] :
‘(Vraag verbalisanten: Wij tonen u het kasboek van [bedrijf 2] BV over de periode
februari 2004 tot en met oktober 2004. (…) In dat kasboek lezen wij, verbalisanten onder
andere dat er contant voor een totaalbedrag van € 1.783.790 aan [LL] is betaald. (…)
Heeft u deze factuurbedragen ontvangen van [belanghebbende] ?)
Ja, ik heb de factuurbedragen ontvangen van [belanghebbende] als dat de betalingen zijn voor mijn
facturen van [LL] aan [bedrijf 2] BV. [belanghebbende] heeft altijd alles contant betaald.’