Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 13 juni 2013, nr. 11/00500 bis, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van de Invorderingswet 1990. De belanghebbende was aansprakelijk gesteld voor de loonbelasting en omzetbelasting die door de vennootschap [A] B.V. verschuldigd was. De aansprakelijkstelling vond plaats na een beschikking van de Ontvanger op 15 oktober 2009, waarbij de belanghebbende aansprakelijk werd gesteld voor belastingschulden van de vennootschap over verschillende periodes. De Rechtbank te Haarlem had eerder de aansprakelijkstelling verminderd, maar het Gerechtshof Amsterdam heeft deze uitspraak vernietigd en de aansprakelijkstelling verder verminderd. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontvanger niet automatisch op de hoogte hoeft te zijn van betalingsonmacht van de belastingschuldige, tenzij er een melding van betalingsonmacht is gedaan of de ontvanger op andere wijze op de hoogte is geraakt van de betalingsonmacht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat de ontvanger niet op de hoogte had moeten zijn van de betalingsonmacht van de BV, en dat de bewijslast voor de ontvanger ligt om aan te tonen dat de aansprakelijkheid van de bestuurder niet gerechtvaardigd is. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan de belanghebbende, inclusief het griffierecht en de kosten voor rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van de ontvanger in het geval van betalingsonmacht en de rol van bestuurders in de aansprakelijkheid voor belastingschulden van hun vennootschap.