Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 11 oktober 2023
Procesverloop
de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2019 (
de waardepeildatum) van de onroerende zaak [adres] in [woonplaats] (
de woonzorglocatie) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 6.523.000, (
de beschikking). Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2020 voor de woonzorglocatie opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Lisse. De aanslag in de van eigenaren geheven onroerendezaakbelasting (
de aanslag OZBE) is opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 6.523.000,; de aanslag in de van gebruikers geheven onroerendezaakbelasting (
de aanslag OZBG) is opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 830.000.
Feiten
- drie kleinschalige woongroepen voor mensen met dementie;
- appartementen voor mensen die intensieve lichamelijke zorg nodig hebben;
- twee kamers waar ouderen tijdelijk kunnen verblijven;
- voorzieningen voor dagbesteding voor thuiswonende ouderen;
- diverse ontmoetingsruimten;
- een restaurant/grand café en een winkeltje;
- een tuin met een terras.
Oordeel van de Rechtbank
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
het Taxatieverslag), Het Taxatieverslag is opgesteld door [A] , taxateur van de Heffingsambtenaar (
de taxateur).
de Taxatiewijzer Verzorging)4, in het bijzonder de daarin opgenomen archetypen N5140000 (Verzorgingshuis 1966 tot en met 1985) en N5161000 (Verzorgingshuis 2001 en nieuwer) (
de archetypen). Dit brengt mee dat als een partij in de onderbouwing van haar standpunten afwijkt van de kengetallen in de archetypen N5140000 en N5161000 over de technische levensduur of de restwaarde, zij de gronden daarvoor moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken5. Dit geldt ook als de bewijslast bij onverkorte toepassing van wat onder
Taxatiewijzer Algemeen) 6. Daarin is naar zijn opvatting voorzien in verlenging van de technische levensduren van de gebouwde delen van de woonzorglocatie met 10 jaar voor de ruwbouw en met 5 jaar voor de afbouw en de installaties.
de plattegronden). De op de plattegronden geel gekleurde delen zijn de delen waarvan niet in geschil is dat zij tot woning dienen. De op de plattegronden blauw gekleurde delen zijn de delen waarvan niet in geschil is dat zij níet tot woning dienen. De blauwgekleurde delen bevinden zich alleen op de begane grond. Op de tweede verdieping bevindt zich misschien nog wel een zusterpost, maar dat verandert het beeld nauwelijks. De op de plattegronden rood gekleurde delen bestaan uit gangen, hallen en vergelijkbare ruimten binnen de woonzorg- locatie. Deze delen zijn voor 70% of meer dienstbaar aan de op de plattegronden geel gekleurde delen en voor minder dan 30% dienstbaar zijn aan de op de plattegronden blauwgekleurde delen. Volgens de plattegronden bedraagt de oppervlakte van alle delen bij elkaar opgeteld 5.075 m2. De oppervlakte van de delen die niet tot woning dienen is in totaal 983 m2, dat is maar 17% van de totale oppervlakte. De rest, oftewel 83%, bestaat uit delen die tot woning dienen of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De woonzorglocatie dient volgens belanghebbende in haar geheel tot woning. Zij concludeert dat de aanslag OZBG ten onrechte is opgelegd.
woondelen) buiten aanmerking gelaten. Terwijl in artikel 220, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet onroerende zaken die tot woning dienen (
woningen) buiten de heffing van de OZBG worden geplaatst, voorziet
niet-woning) verschuldigd is, de waarde van de woondelen van de niet-woning in mindering wordt gebracht. Omdat de beide regelingen terminologisch veel gemeen hebben, maar toch qua inhoud en rechtsgevolgen wezenlijk van elkaar verschillen, leidt het naast elkaar bestaan van de beide regelingen in de praktijk regelmatig tot verwarring.
volledig dienstbaarzijn aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemeentewet. Daarvoor is beslissend of en in hoeverre deze delen feitelijk worden gebruikt ten behoeve van de delen die wel tot woning dienen. Op dit punt neemt belanghebbende een afwijkend standpunt in. Zij meent dat dat het voldoende is dat de op de plattegrond rood gekleurde delen van de woonzorglocatie
in hoofdzaakdienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemeentewet. Deze afwijking heeft belanghebbende waarschijnlijk ontleend aan artikel 220e van de Gemeentewet maar daarbij is zij kennelijk uit het oog verloren dat het bij toepassing van artikel 220e Gemeentewet steeds gaat om onroerende zaken die níet in hoofdzaak – dat wil zeggen voor ten minste 70 procent – tot woning dienen (zie r.o. 3.2.5 van het van het onder 9.7. aangehaalde arrest). Een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient is de woonzorglocatie alleen als de op de plattegrond rood gekleurde delen van de woonzorglocatie, zoals in artikel 220a lid 2 van de Gemeentewet staat en in r.o..
volledig dienstbaarzijn aan woondoeleinden. Dat heeft belanghebbende echter niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt. Zij heeft gesteld dat de op de plattegronden rood gekleurde delen van de woonzorglocatie
in hoofdzaak, dat wil zeggen voor ten minste 70%
,dienstbaar zijn aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a, lid 2, van de Gemeentewet en voor het overige dienstbaar zijn aan de delen van de woonzorglocatie die níet tot woning dienen. Deze stelling van belanghebbende is, ook als de stelling met objectieve en verifieerbare feiten zou zijn onderbouwd - quod non -, onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat de op de plattegrond rood gekleurde delen van de woonzorglocatie
volledig dienstbaarzijn aan woondoeleinden.