Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 24 augustus 2022
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van Regionale Belasting Groep, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Uitspraak van de Rechtbank
“Waarde van de grond
Bruto vervangingswaarde opstallen
Eiseres stelt dat de restwaarde van alle onderdelen op 0 % (1 januari 2018) of 5 % (1 januari 2019) is.
De verkochte objecten liggen niet in [woonplaats 1] of omgeving. Verkopen van dit soort objecten doen zich - vanwege het beperkte aantal objecten van deze aard – niet zo vaak voor. Daarom kon verweerder naar verkooptransacties van dit type object elders uitwijken. Uit de verkopen volgt voor 1 januari 2018 een (totale) restwaarde van 29,27 %, 37,37 % en 24,86 % en voor 1-1-2019 van 29,27%, 37,37 % en 36%. Deze percentages zijn voldoende inzichtelijk doordat verweerder de verkoopsom heeft verminderd met de grondwaarde, de aldus berekende waarde van de opstal heeft gedeeld door de vervangingswaarde en de uitkomst heeft vermenigvuldigd met 100 %. Een gemiddelde restwaarde van de onroerende zaak van 23,50 % (van de ruwbouw, afbouw en installaties) is dan niet te hoog.
Op de waardepeildata is de onroerende zaak 13 en 14 jaar oud. Dit betekent dat de restwaarde nog niet is bereikt. Desondanks heeft verweerder de levensduur van de installaties met vijf jaar verlengd.
Omdat volgens verweerder de levensduur van installaties van de onroerende zaak op een langere periode gesteld moet worden dan de periode die volgt uit de Taxatiewijzer en de restwaarde op dat latere tijdstip wordt bereikt, rust de bewijslast daarvan verweerder, nu eiseres dit betwist.
De rechtbank vindt dit een afdoende motivering voor de opvatting dat de oorspronkelijk ingeschatte levensduur inmiddels achterhaald is en dat beoordeeld naar wat er op 1 januari 2018 en 1 januari 2019 bekend is een levensduurverlenging van vijf jaar gerechtvaardigd is. Daarbij is van belang dat het hier niet gaat om de bouwkundige levensduur van de afbouw en installaties, maar de functionele levensduur daarvan.
Eiseres heeft er ter zitting op gewezen, dat het meerjarig onderhoudsplan zich niet in het dossier bevindt. Dat is voor de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het bestaan ervan.
Verweerder wijst erop dat in de onroerende zaak een beperkte hoeveelheid installaties aanwezig zijn die regelmatig onderhouden worden, waarbij het object na beëindiging van het gebruik door eiseres voor andere doeleinden kan worden gebruikt.
Hiermee maakt verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat ook na een levensduurverlenging voor de installaties uitgegaan kan worden van de gemiddelde percentages die uit de Taxatiewijzer volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor de waardepeildatum 1 januari 2018 de levensduur een jaar langer is dan oorspronkelijk ingeschat en voor 1 januari 2019 twee jaar langer.
Geschil in hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
bijvoorbeeldals er sprake is van een aanbouw van een nieuw (deel van een) gebouw of een verbouwing waardoor er in dat gebouw een nieuw in de waardering te betrekken deel ontstaat. De wijziging kan ook de lengte van bij de jaarlijkse correcties wegens technische veroudering in aanmerking te nemen levensduur betreffen,
bijvoorbeeldbij de renovatie van een gebouw. Behalve deze en vergelijkbare ‘fysieke’ redenen voor wijziging van de jaarlijkse correcties wegens technische veroudering, zijn er ook andersoortige redenen voor een dergelijke wijziging. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden noemt in zijn uitspraak van 29 oktober 2019 [13] omstandigheden die – in onderlinge samenhang bezien – reden voor wijziging van de correcties wegens technische veroudering van installaties van een gebouw – in dat geval een dagactiviteitencentrum – kunnen zijn. Die omstandigheden zijn dat het gebouw en de installaties normaal functioneren, dat op korte termijn het huidige gebruik van het gebouw niet zal worden beëindigd, dat niet gebleken is van een spoedige vervanging van de installaties en dat er voor het gebouw een meerjarenonderhoudsplan is dat actueel is en wordt uitgevoerd. Op grond van deze omstandigheden concludeert Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de levensduur van de installaties kennelijk langer is dan vooraf is ingeschat. Gelet op het normale functioneren van de installaties en het voortgezet gebruik van het gebouw kan naar het oordeel van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een verlengde levensduur worden toegepast. De Hoge Raad verklaart het tegen deze uitspraak ingestelde cassatieberoep ongegrond. [14]
zonderdat sprake is van wat belanghebbende een “actief ingrijpen” noemt, grond voor een wijziging van de jaarlijkse correcties wegens technische veroudering kunnen zijn. Ook deze hogerberoepsgrond faalt.