Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
gemeente Gooise Meren(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep van Stichting [X] tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De zaak betreft de waardevaststelling van onroerende zaken, specifiek een schoolgebouw en bijbehorende opstallen, voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 2.833.000 en € 289.000 per waardepeildatum 1 januari 2014. Belanghebbende, de stichting, was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar aangetekend, wat door de heffingsambtenaar werd afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 21 maart 2018 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betoogde dat de restwaarde van de opstallen negatief zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar stelde dat de restwaarden binnen de bandbreedte van de landelijke Taxatiewijzers vallen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem voorgestelde waarden en dat de door belanghebbende overgelegde taxaties niet aannemelijk maakten dat de restwaarde nihil of negatief was. Uiteindelijk heeft het Hof de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op € 2.300.000 en € 270.000, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 3.131,20 bedragen.