ECLI:NL:GHDHA:2019:1242

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
2200245216
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en woninginbraken in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met woninginbraken. De verdachte is veroordeeld voor deelname aan deze organisatie, waarbij hij samen met medeverdachten meerdere inbraken heeft gepleegd. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft de straf verlaagd tot 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol speelde binnen de organisatie en dat de inbraken zorgvuldig werden voorbereid, met gebruik van inbrekerswerktuigen en voorverkenningen. De slachtoffers hebben aanzienlijke schade geleden, zowel materieel als immaterieel, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002452-16
Parketnummer: 09-753018-14
Datum uitspraak: 22 mei 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Soedan) op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
25 januari 2018 (regie) en op 1, 2, 4, 9, 16 en 18 april 2019 en 9 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 6 en 10 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van benadeelde partijen, de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen en een inbeslaggenomen voorwerp zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 6 en 10 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen evenwel geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dus om die reden in zoverre in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
I.
Verweren
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is geweest van vormverzuimen omdat zich ernstige onrechtmatigheden in het vooronderzoek hebben voorgedaan. Kort weergegeven is hieraan het volgende ten grondslag gelegd:
Er is sprake geweest van structureel onrechtmatige controles (vaak ten behoeve van identiteitscontrole) en staande houdingen van de verdachte,
deze zijn uitsluitend aangewend voor opsporingsdoeleinden,
en vielen daarmee in het voorbereidend onderzoek maar zijn daar bewust door het Openbaar Ministerie buiten gehouden;
De staande houdingen en controles hadden – bij elkaar genomen - het karakter van stelselmatige observatie zonder dat daar een bevel aan ten grondslag;
De rechter-commissaris heeft ten onrechte machtigingen afgegeven op aanvragen voor de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen tegen de verdachte;
De opsporingsambtenaren hebben in strijd met hun verbaliseringsplicht gehandeld;
Er zijn getuigen beïnvloed;
Er is apparatuur ten behoeve van het opnemen van vertrouwelijke communicatie geplaatst voordat er een machtiging van de rechter-commissaris was, en
Ten onrechte is bij tapgesprekken, gevoerd in de Arabische taal, onvermeld gebleven dat deze (kennelijk) vertaald zijn in het Nederlands.
Met een beroep op artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepleit dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde, dat er geen sprake is van een eerlijk proces en dat wegens grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging, subsidiair dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting en meer subsidiair tot strafvermindering.
II.
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaten-generaal hebben in reactie op het verweer betoogd dat van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde geen sprake is en dat artikel 359a Sv niet geschonden is. Zij stellen zich op het standpunt dat het surveilleren door opsporingsambtenaren niet verder ging dan was toegestaan op grond van artikel 3 Politiewet. Veelal was er een goede reden voor een controle, en tegenover een beperkt aantal misslagen staat een hoeveelheid van ruim 500 mutaties waarbij zowel aanleiding als bevoegdheid volstrekt helder is.
Ten onrechte wordt gesteld dat onrechtmatige staande houdingen en controles de basis zijn geweest voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Voor zover er in het voorbereidend onderzoek sprake is geweest van een vormverzuim (een onrechtmatige fouillering op 20 april 2013 om 00.55 uur) worden de resultaten hiervan niet gebruikt voor het bewijs.
III.
Feiten
Het hof gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken uit van de navolgende, voor beoordeling van het voorgaande relevante feiten en omstandigheden.
In het werkgebied van politiebureau Beresteinlaan te Den Haag bleek van een sterke stijging van het aantal woninginbraken in 2012. Dit werkgebied omvat de buurten Bouwlust en Vredelust, die samen het stadsdeel Escamp vormen. Uit een zogenaamde gebiedsscan werd duidelijk dat er sprake was van een aantal hotspots. Een hotspot is een specifieke geografische locatie met een hoge concentratie criminaliteit en/of overlast.
Bewoners ondervonden ernstige hinder van deze woninginbraken en daarnaast van overlastgevend gedrag, veroorzaakt door leden van groepen jeugdigen, de zogenaamde jeugdnetwerken. Daarnaast voelden bewoners zich in hoge mate onveilig. Wijkagenten en rechercheurs hebben een aantal van deze groepen in kaart gebracht. Een daarvan is een groep van jeugdigen uit de wijk Vredelust, die wonen in een wijk waarvan de straten eindigen op -gaarde of -dreef. Deze groep werd ook wel genoemd de criminele jeugdgroep Gaarde en Dreven.
Een speciaal Hotspot Interventie Team (hierna: HIT) werd in het late najaar van 2012 opgericht en had als doel het aantal woninginbraken in het verzorgingsgebied van politiebureau Beresteinlaan terug te brengen en de overlast van de criminele jeugdgroepen een halt toe te roepen. De aanpak was gerichte surveillance op ‘hotspots’ en het hierbij in contact komen met de jeugd volgens het principe ‘kennen en gekend worden’.
Op deze wijze werden leden van de jeugdnetwerken op de hotspots in de gaten gehouden en/of aangesproken, ook werden zij en/of de voertuigen waar zij gebruik van maakten gecontroleerd en kwam het voor dat ze staande werden gehouden of bekeurd. De vier doorgaans geüniformeerde leden van het HIT gingen hiertoe voornamelijk op de mountainbike de wijk in.
Eind februari 2013 is het onderzoeksteam Spectra opgericht, dat zich richtte op de strafrechtelijke aanpak van criminele jeugdnetwerken. Dit onderzoeksteam maakte gebruik van het reeds bestaande HIT: aan de teamleden werd gevraagd hun oren en ogen op de hotspots zoveel mogelijk open te houden en wat zij ten aanzien van de leden van de criminele jeugdnetwerken waarnamen, zoveel mogelijk vast te leggen.
De aldus verzamelde informatie (wie loopt met wie, in welke auto rijden ze, welke kleding dragen ze, etc.) werd doorgegeven aan het Spectra team. Van deze personen werd bovendien een aandachtsvestiging (de zogenaamde ‘code 250’) aangemaakt.
De verdachte is op deze wijze – samen met anderen die volgens de politie deel uitmaakten van voornoemde groep – langere tijd onderwerp geweest van intensieve surveillance op de zogenaamde hotspots. Dit varieerde van het maken van een praatje, het in de gaten houden, controleren, staande houden of in voorkomend geval een bekeuring geven. De daarvan opgemaakte mutaties beslaan – per verdachte verschillend - grofweg de periode eind december 2012 – begin 2014, en zijn gebundeld per verdachte toegevoegd aan het dossier. Hieruit blijkt van de verrichtingen van leden van het HIT, maar ook van andere opsporingsambtenaren.
Binnen Spectra is een aantal deelonderzoeken opgestart, zoals Witrood (een onderzoek naar een bedrijfsinbraak op 15 mei 2013 te Amsterdam), Mintgroen (een woninginbraak op de [adres] te Den Haag in mei 2013) en Donkergroen (de vernieling van privévoertuigen van politieagenten in oktober 2013). Laatstgenoemde zaak is gevoegd bij het onderzoek Kikkergroen, dat op 22 april 2013 is begonnen en zich richtte op de thans aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
Als verdachten in het onderzoek Kikkergroen zijn, naast de verdachte, de volgende personen als verdachten aangemerkt:
  • [medeverdachte 2]
  • [medeverdachte 3]
  • [medeverdachte 4]
  • [medeverdachte 5]
  • [medeverdachte 6]
  • [medeverdachte 7]
  • [medeverdachte 8]
  • [medeverdachte 1]
  • [medeverdachte 10]
  • [medeverdachte 11]
  • [medeverdachte 12].
Het eerste in het methodieken proces-verbaal vermelde bijzondere opsporingsmiddel in Kikkergroen was een stelselmatige observatie door middel van een peilbaken op het voertuig van [verdachte] op 22 april 2013 (een Ford Ka met kenteken [kenteken 2]). Op 29 april 2013 werd deze auto verkocht; er is met dit middel geen relevante informatie verkregen.
In juli 2013, en daarna weer vanaf september 2013 zijn telefoons van verschillende verdachten afgeluisterd (als eerste die van [medeverdachte 6]) en op 28 november 2013 is een peilbaken en apparatuur voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC) in de Opel Astra met kenteken [kenteken 1], in gebruik bij [verdachte] geplaatst. De machtiging hiervoor is op 29 november 2013 door de rechter-commissaris afgegeven. De verdenking bestond dat door de inzittenden van de auto over eerder gepleegde inbraak/inbraken of pogingen daartoe werd gesproken.
Aan de inzet van het eerste bijzondere opsporingsmiddel lag de verdenking van een woninginbraak aan de [adres 2.16] te Den Haag (zaaksdossier 2.16) ten grondslag. Op 20 april om 00.55 uur hebben leden van het HIT tijdens hun surveillance op overlast gevende locaties een Ford Ka met kenteken [kenteken 2] gecontroleerd op de Laan van Wateringseveld te Den Haag.
In het hiervan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen en de mutatie is te lezen dat het ambtshalve bekend was dat de auto in kwestie werd gebruikt door de criminele jeugdgroepen uit de wijk, die zich onder meer bezig hielden met woninginbraken. Toen ze het voertuig gingen volgen, ging het langzaam rijden en keerde op een oprit van een woning. Hierna hebben ze het voertuig een stopteken gegeven en de bestuurder om diens rijbewijs gevraagd. Deze overhandigde dat van [verdachte]. Later werd echter vermoed dat de bestuurder [medeverdachte 1] geweest was. Vervolgens hebben de inzittenden, de ambtshalve bekende [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] zich gelegitimeerd. Daarna zijn de inzittenden gefouilleerd en heeft een doorzoeking van het voertuig plaatsgevonden. De rechtbank heeft de fouillering en doorzoeking onrechtmatig beoordeeld en geoordeeld dat de resultaten moeten worden uitgesloten van het bewijs en heeft de verdachten vrijgesproken voor dit feit.
Later die dag werd bekend dat er op 19 april 2013 omstreeks 22.30 uur was ingebroken op de [adres 2.16] te Den Haag. Genoemde Ford Ka werd op 20 april 2013 nogmaals, om 20.30 uur, gecontroleerd op grond van de Wegenverkeerswet 1994. Inzittenden waren [verdachte] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7]. [medeverdachte 7] heeft hierbij de auto rennend verlaten en heeft op zijn vluchtroute een sok met inbrekerswerktuig weggegooid. Alle vier zijn aangehouden en bekeurd.
In het kader van de te bespreken verweren is voorts van belang een controle op 23 oktober 2013 van een Opel Corsa, met onder andere [verdachte] en [medeverdachte 1] als inzittenden. In de van deze controle op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 opgemaakte mutatie wordt uiteengezet dat opsporingsambtenaren de Opel een stopteken gaven nadat ze constateerden dat de Opel om 21.00 uur reed in de omgeving van De Lier, waar veel inbraken plaatsvonden, en dat deze een vreemde verkeersmanoeuvre maakte door eerst uit, en dan weer in de richting van De Lier te rijden.
IV.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging als in artikel 359a Sv bedoeld slechts in uitzonderlijke gevallen opgaat.
Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan (vgl. HR 30 maart 2004,
NJ 2004/376, rov. 3.6.5).
De toepassing van artikel 359a Sv beperkt zich voorts tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte. Ingevolge artikel 132 Sv moet onder voorbereidend onderzoek worden verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek ter terechtzitting. Het ziet volgens vaste rechtspraak op het onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter die in artikel 359a Sv wordt bedoeld, heeft te oordelen. (Vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533,
NJ 2004/376, rov. 3.4.2.)
Onder vormverzuimen zijn begrepen normschendingen bij de opsporing. Daarbij dient op grond van artikel 132a Sv onder opsporing te worden verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Aan de door de verdediging gestelde vormverzuimen zijn ten grondslag gelegd de vele (door de verdediging als onrechtmatig aangemerkte) controles en/of staande houdingen van de verdachte zoals die blijken uit de ten aanzien van de verdachte opgemaakte mutaties. De eerste vraag die voorligt is dan ook of deze deel uitmaken van het voorbereidend onderzoek in zojuist bedoelde zin. Dit brengt het hof tot bespreking van eerst onderdeel c.
Ad c. vooronderzoek?
Het onderzoek Spectra is eind februari 2013 van start gegaan. Het hof heeft, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanwijzingen dat het onderzoek feitelijk reeds eerder is begonnen. De hierover bij de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen, betrokken bij zowel het HIT als het Spectrateam verklaren immers in grote lijnen eenduidig over het moment van de start van het onderzoek(steam) Spectra in de periode rond februari/maart 2013. Dat opsporingsambtenaar [verbalisant 3], zoals hij bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard feitelijk reeds in oktober 2012 voorinformatie heeft verzameld, maakt dit niet anders. Evenmin is het hof gebleken dat men toen al bezig was met opsporingsactiviteiten in het kader van de thans ten laste gelegde feiten.
Vaststaat dat de werkzaamheden van het HIT op enig moment in 2013 mede een opsporingselement kregen: ten behoeve van het Spectrateam legden HIT-leden in het kader van hun surveillance op hotspots ten aanzien van de leden van de groep alles vast wat voor dat opsporingsteam van belang kon zijn. In zoverre maakten hun activiteiten mede deel uit van het opsporingsonderzoek van het meeromvattende onderzoek Spectra.
Voor wat betreft de onderhavige feiten (deelonderzoek Kikkergroen) geldt dat hiervan ook deel uitmaakt de verdenking van deelname aan een criminele organisatie in de periode 1 januari 2012 tot 14 januari 2014. In dit zaaksdossier spelen de resultaten van verschillende controles en/of staande houdingen een rol. In zaaksdossier 2.29 (poging inbraak [adres 2.29] te Honselersdijk) wordt voorts expliciet de bijstand gevraagd van het HIT, dat ter plaatse gaat observeren. Hierbij komt dat het optreden van het HIT in tijd op een gegeven moment in elk geval is gaan samenvallen met het draaien van onderzoek Kikkergroen, dat - blijkens afgelegde verklaringen tegenover de raadsheer-commissaris - de leider van het Spectra-team aanwijzingen gaf aan de leden van het HIT en dat dit onderzoek betrekking heeft op oude, op dat moment reeds gepleegde (pogingen tot) woninginbraken in de periode eind 2012 tot begin 2014.
Dit alles maakt dat het hof het ervoor houdt dat het intensief surveilleren vanaf het moment dat Spectra de bijstand van het HIT inriep, onder het vooronderzoek in de zin van artikel 359a Sv viel. Op geen enkele manier is het hof gebleken dat dit door het Openbaar Ministerie op enigerlei wijze bewust buiten dit vooronderzoek is getracht te houden. De vraag die vervolgens voorligt is of zich in het voorbereidend onderzoek de gestelde vormverzuimen hebben voorgedaan.
Ad a. onrechtmatige controles en staande houdingen?
De verdediging voert aan dat sprake is van structureel onrechtmatige controles en/of staande houdingen, omdat daarvoor geen aanleiding of geen grondslag bestond, en heeft een aantal voorbeelden gegeven.
De bevoegdheden uitgeoefend met het oog op de hierna onder b te bespreken doelstellingen vinden hun wettelijke grondslag in artikel 3 van de Politiewet 2012, de Wegenverkeerswet, de Wet op de identificatieplicht, de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.
Het hof sluit – met het Openbaar Ministerie - niet uit dat er sprake is geweest van incidentele staande houdingen of controles zonder afdoende wettelijke grondslag. Voor de stelling, dat hierbij evenwel sprake is geweest van het structureel staande houden of controleren zonder afdoende wettelijke grondslag biedt het dossier (in de vorm van de gevoegde mutaties) geen steun. Hierbij geldt bovendien dat een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van deze controlebevoegdheden door opsporingsambtenaren, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670 (https://www.navigator.nl/document/id34200611210322305admusp?anchor=id-34_2006-11-21_03223-05__usp),
NJ 2006/653 (https://www.navigator.nl/document/id34200611210322305nj2006653dosred)). Dat van dit laatste geen sprake zou zijn geweest, is gesteld noch gebleken.
Volgens rechtspraak van de Hoge Raad geldt bovendien dat indien het op goede grond gebruik maken van een door de betreffende wet of regeling gegeven controlebevoegdheid, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede het verrichten van opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop de bepalingen die de controlebevoegdheid regelen niet zien, dit in beginsel rechtmatig is (zie onder meer HR 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454, onder 3.4,
NJ 2017/84). Die omstandigheid brengt immers nog niet mee dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel – te weten: voor het verrichten van opsporings-handelingen – dan waarvoor deze is verleend.
Ad b. uitsluitend opsporingsdoel?
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat niet gebleken is dat de uitgevoerde controles
uitsluitendeen opsporingsdoel hebben gehad. Zoals uit het voorgaande blijkt, waren er ook andere doelen verbonden aan het werk van het HIT. Zo diende zijn optreden ertoe als politie zichtbaar te zijn in de wijk, overlast gevend gedrag door de jeugdgroep tegen te gaan, met hen in gesprek te gaan, hen niet alleen te kennen maar ook door hen gekend worden. Kortom, laten zien dat deze groep door de politie in de gaten gehouden werd. Er is geen reden om aan te nemen dat de bevoegdheid tot controle uitsluitend werd uitgeoefend met het oog op een opsporingsdoel. Het verminderen van de overlast door jongeren was immers het primaire doel van het HIT. Van het aanwenden van controlebevoegdheden met als enkel doel de opsporing van strafbare feiten is dan ook niet gebleken.
Ad d. stelselmatige observatie?
Stelselmatige observatie in de zin van artikel 126l Sv ziet op die vorm van observatie waarmee een min of meer volledig beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van iemands privéleven. Voor de vraag of sprake is van een dergelijke observatie is een aantal elementen van belang: de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ieder voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen.
De groep waarvan de verdachte deel uitmaakte, is voorwerp geweest van intensieve surveillance, zoals hiervoor uiteengezet. Ondanks het feit dat dit met grote regelmaat en gedurende een lange periode gebeurde, is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van een situatie die gelijk te stellen is met stelselmatige observatie. Om een min of meer compleet beeld van het leven van deze personen te krijgen – wat niet het doel van de opdracht was – waren de verrichtingen ontoereikend. Zo waren de waarnemingen beperkt tot wat zich op de openbare weg op en om de
hotspotsin het verzorgingsgebied van politiebureau Beresteinlaan afspeelde. Buiten dit verzorgingsgebied bestond geen opdracht tot het doen van waarnemingen in het kader van intensieve surveillance. Dat het gebied van de intensieve surveillance wat locatie betreft deels samenviel met de woonomgeving van de verdachten maakt dit op zichzelf niet anders. Buiten bereik van de intensieve surveillance bleven immers de school, plaats van werk en/of opleiding, en bijvoorbeeld de plaats waar zij sportten. Er is bovendien geen sprake geweest van gebruik van een technisch hulpmiddel zoals bijvoorbeeld een camera, gericht op de deur van de woning of een hangplek.
Hierbij komt dat het voor de verdachte duidelijk was - in elk geval geweest moet zijn - dat hij in de wijk door de politie in de gaten gehouden werd, zeker als hij met anderen uit de groep verkeerde. Dit was – als gezegd – ook de bedoeling:
kennen en gekend worden. Het beperkte aantal leden van het HIT, meestal in uniform, was bekend bij de verdachte(n). Dit blijkt ook uit het hebben van bijnamen voor sommige opsporingsambtenaren, en het onderling waarschuwen als ze in zicht waren. De verdachte verkeerde op de betreffende momenten dan ook niet, of in mindere mate in een situatie waarin hij meende onbevangen zichzelf te kunnen zijn. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is daarmee beperkt gebleven.
Artikel 3 van de Politiewet 2012 en de artikelen 141 en 142 Sv bieden voor de in dit kader gepleegde verrichtingen dan ook een toereikende grondslag. Een bevel van de officier van justitie uit hoofde van artikel 126g Sv was dan ook niet nodig. Hierbij merkt het hof op, dat het oog heeft voor de mate waarin de aandacht van de politie en de vele, en soms opeenvolgende controles voor de verdachte hinderlijk moeten zijn geweest en de indruk bij hem gewekt kunnen hebben van bevooroordeling of vooringenomenheid ten aanzien van hem. Deze bemoeienis moet evenwel bezien worden tegen de achtergrond van de specifieke problematiek in de wijk en de bevindingen ten aanzien van het bestaan van (diverse) overlastgevende en criminele jeugdgroepen, ten aanzien waarvan het vermoeden bestond dat de verdachte (van een) daarvan uitmaakte.
Ad e. ten onrechte machtigingen rechter-commissaris?
Aangevoerd is dat de in de aanvragen opgenomen informatie de rechter-commissaris heeft misleid omdat de aangeleverde informatie zijn oorsprong heeft gehad in onrechtmatige staande houdingen, controles en stelselmatige observaties (1), en het verstrekken daarin van onjuiste of onvolledige informatie (2).
De voor de zittingsrechter aan te leggen maatstaf in deze is of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen de machtigingen te verstrekken. In dit geval gaat het om tap- en OVC-machtigingen.
Voor zover het betreft hetgeen onder 1. is gesteld, verwijst het hof naar hetgeen hiervoor onder a. tot en met d. is overwogen: van structureel onrechtmatige aanhoudingen en/of controles is geen sprake, evenmin van stelselmatige observatie in de zin van artikel 126g Sv. De verdediging heeft in dit verband voorts op een aantal specifieke, in de aanvragen vermelde onrechtmatigheden gewezen.
De gang van zaken bij de eerder genoemde controle van de Ford Ka met kenteken [kenteken 2] op 20 april 2013 om 00.55 uur wordt in verschillende aanvragen voor de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen (hierna: bob-aanvragen) genoemd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de fouillering en doorzoeking van de auto onrechtmatig zijn geweest omdat een deugdelijke grondslag hiervoor ontbrak, en dat de resultaten hiervan dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is het hof niet van oordeel dat “de gehele staande houding” onrechtmatig is geweest. Afgezien van het feit dat het om een controle op grond van de Wegenverkeerswet, en niet om een staande houding ging, was voor een controle van het rijbewijs van de bestuurder voldoende aanleiding gelet op de plaats waar, en het tijdstip waarop het voertuig reed en de bij het HIT ambtshalve bekende informatie over het voertuig, te weten dat deze werd gebruikt door een criminele jeugdgroep uit de wijk.
Anders dan de verdediging is het hof bovendien niet van oordeel dat de controle ex artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 van een Opel Corsa op 23 oktober 2013 onrechtmatig is geweest. De in de hiervan opgemaakte mutatie weergegeven gang van zaken (zoals hiervoor uiteengezet): het ’s avonds om 21.00 uur rijden in een omgeving waar veel wordt ingebroken en het maken van een vreemde verkeersmanoeuvre is toereikend voor het daarop gegeven stopteken ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerwet 1994 vastgestelde voorschriften.
Voor zover is aangevoerd dat door onjuiste of onvolledige informatie in de bob-aanvragen de rechter-commissaris op het verkeerde been is gezet danwel dat daarin niets blijkt ten aanzien van de verdachte (punt 2.) geldt het volgende.
Voor wat betreft de aanvraag van het eerste bob-middel (de stelselmatige observatie middels een peilbaken op de Ford Ka met kenteken [kenteken 2]) van [verdachte] d.d. 22 april 2013 is het hof met de rechtbank van oordeel dat de aanvraag - ook indien de onrechtmatig verkregen informatie voortvloeiend uit de fouillering en doorzoeking buiten beschouwing wordt gelaten - voldoende grondslag bood voor het afgeven van het bevel stelselmatige observatie van de officier van justitie (een machtiging rechter-commissaris is hiervoor niet vereist). Niet alleen was inmiddels bekend dat er was ingebroken op de [adres 2.16] te Den Haag, maar de aanvraag vermeldt bovendien de tweede controle van de Ford Ka op 20 april 2013, met [verdachte] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] als inzittenden, waarbij [medeverdachte 7] op zijn vluchtroute een sok met inbrekerswerktuig heeft weggegooid. Terecht is erop gewezen dat de aanvraag onjuist is, waar het vermeldt dat [verdachte] ook bij de eerdere controle om 00.55 uur aanwezig was. Maar ook zonder deze onjuiste informatie bood de aanvraag voldoende grondslag voor het bevel van de officier van justitie. Het hof stelt vast dat de aanvragen die daarna in het methodieken proces-verbaal volgen steeds beginnen met een uiteenzetting over de problematiek in de wijk Vrederust, het bestaan van criminele jeugdgroepen in het verzorgingsgebied Beresteinlaan en de start van onderzoek Spectra. Beschreven wordt wat inmiddels gebleken is uit de deelonderzoeken Mintgroen en Wit-rood. In de lijst met namen van de groep personen die zich “mogelijk met elkaar bezig houdt met het beramen en uitvoeren van inbraken” komt ook de naam van de verdachte voor. Het gaat dus ook om wat ten aanzien van de groep is gebleken. In dit licht bezien is het niet vreemd dat de aanvraag blijk geeft van verdenkingen tegen (ook) anderen uit deze groep, en niet (alleen) die tegen de verdachte.
Meer in het bijzonder geldt ten aanzien van de aanvraag OVC d.d. 27 november 2013 het volgende. Deze aanvraag behelst een uitgebreid proces-verbaal van 37 pagina’s waarin door de politie wordt onderbouwd waarom het opnemen van vertrouwelijke communicatie in dit stadium van het opsporingsonderzoek tegen [verdachte] van belang is en voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Naar de kern genomen wordt er in dit stuk gerelateerd dat [verdachte] vermoedelijk deel uitmaakt van een crimineel jeugdnetwerk dat zich bezig houdt met het plegen van woninginbraken. Daar past bij – zoals overwogen - dat in de aanvraag ook feiten en omstandigheden met betrekking tot anderen, medeverdachten, wordt opgenomen. Bijvoorbeeld feiten en omstandigheden rond nog niet opgeloste woninginbraken maar waar op grond van getuigenverklaringen duidelijk is dat het ging om een groepje jongens, waarbij er een link is naar een of meer jongens die ook deel zouden uitmaken van eerdergenoemd crimineel jeugdnetwerk.
Dat neemt niet weg dat specifiek ten aanzien van [verdachte] het volgende is opgenomen:
  • hij is aangehouden en beboet op 20/4/2013 om 20.30 uur voor het voorhanden hebben van inbrekerswerktuig;
  • hij voert pinggesprekken met [medeverdachte 1] waar wordt gesproken over inbraak gerelateerde zaken;
  • zijn aanwezigheid op 21 september 2013 in de directe omgeving rond de kelderbox die wordt gezien als de verzamelplek voor leden van het criminele jeugdnetwerk;
  • zijn vermoedelijke betrokkenheid (komt over de tap) bij een woninginbraak aan de [adres 2.22] te Den Haag op 28 september 2013;
  • zijn vermoedelijke betrokkenheid (komt over de tap) bij een woninginbraak aan de [adres] te Den Haag op 24 oktober 2013;
  • zijn vermoedelijke betrokkenheid (straalt zendmast aan bij PD) bij een poging woninginbraak aan de [adres 2.29] Honselersdijk, en
  • de vermoedelijke rol van [verdachte] als bestuurder van de auto die wordt gebruikt door leden van de criminele jeugdgroep voor de woninginbraken buiten het verzorgingsgebied van politiebureau Beresteinlaan op grond van de mutaties op 23, 25 en 28 oktober 2013.
In het kader van de subsidiariteitstoets past het dat in de aanvraag wordt vermeld dat ondanks reeds lopende taps of observaties en de inzet van diverse politie-eenheden het tot dan toe niet is gelukt om verdachten op heterdaad aan te houden, ook niet bij de woninginbraak aan de [adres] te Honselersdijk op 23 november 2013 (p. 94) of eerder bij het voorbereiden van een woninginbraak op 11 en/of 12 oktober 2013 (p. 94/95) en dat de inzet van OVC en ook de opname van beeldmateriaal bij de kelderbox is mislukt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing de OVC-machtiging in de zaak van [verdachte] te verstrekken.
Ten aanzien van de eerdere aanvraag van een telefoontap onder [verdachte] d.d. 2 oktober 2013 en de verlenging daarvan geldt dat daarin onder meer ook de hiervoor opgesomde, de verdachte betreffende informatie tot en met 28 september 2013 is opgenomen; belastende informatie die een toereikende grondslag vormde voor de inzet en latere verlenging van dit middel tegen hem. Ook hier geldt dat de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing een tapmachtiging te verstrekken respectievelijk te verlengen.
De door de verdediging aangevoerde ontlastende omstandigheden, kort gezegd erop neerkomend wat ten aanzien van de verdachte
nietzou zijn gebleken, en zijn afwezigheid wegens detentie in de periode voorafgaand aan 20 april 2013 is in het licht van het voorgaande niet zodanig dat – ware deze informatie vermeld geweest – de rechter-commissaris niet meer in redelijkheid tot het afgeven van de machtiging had kunnen komen.
Het hof is dan ook niet gebleken dat de informatie in de aanvragen zodanig onvolledig of onjuist is, laat staan gemanipuleerd, dat de rechter-commissaris (bewust) op het verkeerde been is gezet. Nu ook afdoende wordt uitgelegd dat en waarom het belang van het onderzoek dringend vordert dat via een tap en OVC controle over communicatie binnen de groep gekregen wordt, is de inzet niet disproportioneel, en kan het ook de subsidiariteitstoets doorstaan.
Ten slotte overweegt het hof dat, voor zover een beroep is gedaan op de onrechtmatigheid van telefoontaps ingezet tegen medeverdachten (zoals medeverdachte [medeverdachte 6]), geldt dat dit reeds niet kan slagen vanwege het feit dat het niet de verdachte is die door het gestelde vormverzuim in zijn belangen is geschaad.
Ad f. strijd met verbaliseringsplicht?
Artikel 152 Sv schrijft voor dat opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal opmaken van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Deze verbaliseringsplicht geldt dus alleen ten aanzien van opsporingshandelingen, niet ten aanzien van het onderzoek dat daaraan voorafgaand plaatsvindt. In die fase zal volgens rechtspraak van de Hoge Raad – afhankelijk van de aard en omvang van dat onderzoek - enige verslaglegging niet achterwege mogen blijven. Daarop kan worden teruggegrepen indien alsnog een opsporingsonderzoek volgt.
Opsporingsambtenaren in dit onderzoek hebben, voor zover zij hebben gehandeld in het kader van controlebevoegdheden, hun bevindingen neergelegd in mutaties. Op dat moment bestond er nog geen verbaliseringsplicht, ook niet als dit gebeurde in de wetenschap dat hun bevindingen (later) van belang konden zijn voor de opsporing. Dit stelde hen in staat in die gevallen waarin later is gebleken dat de bevindingen van belang waren voor de opsporing van een concreet strafbaar feit alsnog een proces-verbaal op te maken en toe te voegen aan het dossier, hetgeen ook is gebeurd (zie bijvoorbeeld het proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2014 over de inzittenden van de Opel Astra (Map 2, algemeen p. 356).
Aldus is in lijn met voornoemde uitgangpunten gehandeld en derhalve niet in strijd met de verbaliseringsplicht.
Ad g. beïnvloeding getuigen?
Gesteld is dat de informatie die volgens de verdediging door de politie aan de getuige [getuige 1] (zaaksdossiers 2.6-2.8) is verstrekt, niet verspreid had mogen worden lopende het onderzoek. Dat de getuigen hierdoor beïnvloed zijn, wordt eveneens gesteld, maar niet nader onderbouwd. Nog afgezien van de vraag welk nadeel een en ander voor de verdachte zou hebben gehad, is het hof van een door beïnvloeding gekleurde getuigenverklaring niet gebleken.
Ad h. machtiging na plaatsen OVC
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte niet in enig belang is geschaad door het feit dat een proces-verbaal van bevindingen stelt dat de OVC ter uitvoering van de machtiging OVC is geplaatst, terwijl die machtiging er op dat moment nog niet was. De auto is immers pas na de machtiging feitelijk in gebruik genomen.
Ad i. tolk Arabisch
Met de verdediging stelt het hof vast dat ten onrechte bij tapgesprekken, gevoerd in de Arabische taal, onvermeld is gebleven dat deze (kennelijk) vertaald zijn in het Nederlands.
De inzet van een tolk behoort verantwoord te worden in de schriftelijke vastlegging van deze gesprekken, aangezien de inhoud van het besprokene in zoverre niet vastgesteld wordt door de verbaliserend politieambtenaar, maar hij deze wel voor zijn rekening neemt. Hiervan blijkt niet. Dit is een vormfout in de zin van artikel 359a Sv. Geen van de verdachten heeft evenwel geklaagd over de eventuele onjuistheid van de schriftelijk vastgelegde vertaling, althans niet méér gesteld dan dat de vertaling niet correct is, “aangezien volledig andere bewoordingen zijn gebruikt”. Welke andere woorden dat dan waren, hoe dit verkeerd is vertaald en welke consequenties dat heeft gehad, is niet aangevoerd. Het hof gaat er daarom van uit dat de verdachten door deze vormfout niet in hun belangen geschaad zijn.
V.
Conclusie
Het onvermeld blijven van de inzet van een tolk bij een aantal tapgesprekken en het feit dat een proces-verbaal van bevindingen stelt dat de OVC ter uitvoering van de machtiging OVC is geplaatst, terwijl die machtiging er op dat moment nog niet was, leveren vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv op. Bij de vraag welke gevolgen aan een geconstateerd vormverzuim dienen te worden verbonden zijn van belang het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Voor beide verzuimen is hiervoor onder h. en i. reeds vastgesteld dat de desbetreffende verdachten hierdoor niet in hun belangen geschaad zijn. Gelet hierop zal het hof volstaan met deze constatering en er geen gevolgen aan verbinden.
Het voorafgaande leidt verder tot de slotsom dat voor het overige de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in onderling verband bezien aanleiding geven tot het vaststellen van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Voor zover de verdediging heeft betoogd, of heeft willen betogen dat in strijd met artikel 6 EVRM en/of 8 EVRM is gehandeld, verwerpt het hof ook dit verweer.
Het aan dat verweer ten grondslag gelegde kan naar het oordeel van het hof niet leiden tot het oordeel dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten die van dien aard en zodanig ernstig is, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Van ongeoorloofde inbreuken op het recht van eerbieding van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 EVRM is evenmin sprake geweest. Ook van schending van dit artikel is derhalve geen sprake.
Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor bewijsuitsluiting van de resultaten van de staande houdingen en controles, OVC- en/of tapgesprekken of voor compensatie in de strafmaat op de aangevoerde gronden.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep en voor zover nog aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1:
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 januari 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit meerdere personen, onder wie verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk diefstal uit woningen, gepaard gaande met braak, verbreking, inklimming en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
2 ( ZAAK 2.3):
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2012 tot en met 8 maart 2012 te Rijswijk tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen [adres 2.3]) heeft weggenomen
  • een computer/laptop (merk Compaq Presario 1500) en/of
  • een fotocamera (merk Konica Digital Revio) en/of
  • een zonnebril (merk Cartier) en/of
  • een tas (merk Guess) en/of
  • een tas (merk Louis Vuitton) en/of
  • een fles parfum en/of
  • een geldbedrag (1250 euro en een hoeveelheid muntgeld) en/of
  • een hanger met briljant en/of
  • een kenteken-/overschrijvingsbewijs (behorende bij kenteken [kenteken 3]) en/of
  • (reserve)sleutels van een brommobiel en/of
  • een kenteken-/overschrijvingsbewijs (behorend bij een brommobiel met kenteken [kenteken 4]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.3 (1)] en/of [aangever 2.3 (2)], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachten en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten door (met een voorwerp) een raam/bovenlicht te forceren/open te breken;
3 ( ZAAK 2.3):
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2012 tot en met 8 maart 2012 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een brommobiel (merk Microcar Mc2, kenteken [kenteken 4]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.3 (2)], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten, door middel van een uit de woning van de ouder(s) van voornoemde Van Kuilenburg gestolen (reserve)sleutel van die brommobiel;
4 ( ZAAK 2.19):
primair:
hij in of omstreeks de periode van 13 tot en met 16 september 2013 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit twaalf personenauto's (merk Volkswagen en Audi) heeft weggenomen (telkens) een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Wittebrug Autodealer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten het inslaan
/verbreken van een ruit van die personenauto;
subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 13 september 2013 tot 14 januari 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), twaalf, althans meerdere navigatiesystemen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die brommobiel wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5 ( ZAAK 2.22):
hij op of omstreeks 28 september 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2.22]) heeft weggenomen een portemonnee, een horloge, een geldbedrag (450,00 euro), een bril, een telefoon, een laptop en sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.22] en/of [benadeelde 2.22], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse te weten gestolen/verduisterde) sleutel;
7 ( ZAAK 2.25):
hij op of omstreeks 10 oktober 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2.25]), heeft weggenomen een kluis, een geldbedrag (ongeveer 15.500,00 euro) en sieraden (ter waarde van ongeveer 50.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.25], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het uitboren van sloten);
8 ( ZAAK 2.28):
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2013 tot en met 18 november 2013 te Rijswijk en/of Den Haag en/of Assen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meerdere medewerkers van) verzekeringsmaatschappij Univé Services BV, te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag,
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededaders, met genoemd oogmerk,
  • zijn WA autoverzekering (betreffende de Opel Corsa, kenteken [kenteken 5]) bij Delta-Ohra Schadeverzekeringen per 29 oktober 2013 heeft opgezegd, terwijl hij, verdachte wist dat op diezelfde dag een ongeval met voornoemde (personen)auto had plaatsgevonden waarbij de auto was beschadigd/total loss was geraakt en hij dit niet heeft gemeld;
  • hij, verdache vervolgens bij verzekeringsmaatschappij Univé Services BV een allrisk verzekering voor voornoemde auto heeft afgesloten, terwijl hij, verdachte niet aan Univé Services BV heeft gemeld dat op een eerder tijdstip een ongeval met die auto had plaatsgevonden;
  • hij, verdachte op 18 november 2013 voornoemde schade aan voornoemde auto bij Univé Services BV heeft gemeld, met die bedoeling dat Univé op basis van de All-Risk verzekering tot uitkering van het schadebedrag zou overgaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9 ( ZAAK 2.29):
hij op of omstreeks 2 november 2013 te Honselersdijk ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres 2.29] weg te nemen (een) goed(eren) van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.29], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met ander(en) naar die woning is toegegaan en sloten (van de voordeur en schuifpui) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11 ( ZAAK 2.32):
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.32] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.32], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met ander(en) naar die woning is toegegaan en/of het balkon is opgeklommen en met een schroevendraaier/ breekvoorwerp in een kozijn heeft gewrikt en/of een uitzetijzer van een raam heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
12 ( ZAAK 2.34):
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres 2.34]) weg te nemen (een) goed(eren) van zijn/hun gading en/of (een) geld(bedrag), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.34], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot deze woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geld(bedrag) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met zijn mededaders het uitzetraam van de (achter)deur heeft opengebroken/geforceerd en/of het (cilinder)slot van de (achter)deur heeft verwijderd/verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
13 ( ZAAK 2.35):
hij op of omstreeks 5 december 2013 te Honselersdijk tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.35] heeft weggenomen contant geld (ongeveer 2.000 euro) en meerdere gouden sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.35], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het klimmen over een hek en het forceren/openbreken van een raam);
14 ( ZAAK 2.35):
hij op of omstreeks 5 december 2013 te Honselersdijk tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand ([bedrijfsnaam 2.35]) gelegen aan de [adres 2.35] heeft weggenomen contant geld (ongeveer 1.000 euro) en een laptop in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.35], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het klimmen over een hek en het forceren/openbreken van een raam);
15 ( ZAAK 2.36):
hij op of omstreeks 5 december 2013 te Schipluiden tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.36] heeft weggenomen diverse sieraden, horloges, gouden munten en geld (200,00 euro, 100 dollar en Engelse ponden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.36], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het openbreken of forceren van/klimmen door een raam);
16 ( ZAAK 2.37):
hij op of omstreeks 8 december 2013 te Den Haag ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan [adres 2.37] weg te nemen (een) goed(eren) van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.37], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met ander(en) naar die woning is toegegaan en met een breekvoorwerp in de sluitnaad van een raam heeft gestoken/gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
17 ( ZAAK 2.41):
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Honselersdijk tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.41] heeft weggenomen horloges, een gouden ring, overschrijvingsformulieren en contant geld (5.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.41], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten het forceren/openbreken van een raam);
18 ( ZAAK 2.42):
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2013 tot en met 20 december 2013 te Poeldijk, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander(en) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.42] weg te nemen (een) goed(eren) van zijn gading en/of (een) geld(bedrag), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.42], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (telkens) tezamen en in vereniging met ander(en) en voorzien van een koevoet, schroevendraaier en handschoenen naar die woning is toegegaan en/of (vervolgens) met een koevoet, althans een breekvoorwerp aan de onderzijde van een raam heeft gewrikt/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
19 ( ZAAK 2.44):
primair:
hij op of omstreeks 21 december 2013 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander(en), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.44] heeft weggenomen geld en (gouden) sieraden (ter waarde van 200.000,00 tot 300.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.44] en/of de familie [van aangever 2.44], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten door over een hek te klimmen en sloten van voor- en achterdeur te verbreken/forceren);
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7], althans
onbekend gebleven personen op 21 december 2013 te Den Haag gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.44] heeft / hebben
weggenomen geld en (gouden) sieraden (ter waarde van 200.000,00 tot 300.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.44] en/of de familie [van aangever 2.44], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij zij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (te weten door over een hek te klimmen en sloten van voor- en
achterdeur te verbreken/forceren),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 december 2013 te Den Haag, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan één van bovenstaande personen een bouwsleutel/passe partout sleutel, althans een inbrekerswerktuig te verschaffen.
20:
hij op of omstreeks 4 oktober 2013 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een (personen)auto (merk Volkswagen Golf, type 5, kenteken [kenteken 6])
  • een (personen)auto (merk Skoda Octavia, kenteken [kenteken 7]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen en aldaar,
  • een (aantal) (bak)ste(e)n(en)/(stoep)tegel(s), althans (een) hard(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), op/tegen voornoemde (personen)auto('s) te gooien en/of
  • een (aantal) (bak)ste(e)n(en)/(stoep)tegel(s), althans (een) hard(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), door/tegen een/de ruit(en) van voornoemde (personen)auto('s) te gooien en/of
  • met een (aantal) (bak)ste(e)n(en)/(stoep)tegel(s), althans (een) (aantal) hard(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), voornoemde (personen)auto('s) te bekrassen en/of met (een deel van) die stoeptegel(s), althans (een) harde en/of puntig(e) voorwerp(en) een of meerdere tags op die (personen)auto('s) aan te brengen.
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Algemene overwegingen met betrekking tot het bewijs [1]
Voor wat betreft het antwoord op de vraag of en in hoeverre bewezenverklaarde deelname aan de ten laste gelegde criminele organisatie kan bijdragen aan het bewijs van medeplegen gaat het hof uit van hetgeen overwogen is in het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0676. De advocaten-generaal hebben zich – onder overneming van de argumentatie van de rechtbank – op het standpunt gesteld dat bewijs van deelname aan de criminele organisatie in zijn algemeenheid bijdraagt aan het bewijs van medeplegen van de overige afzonderlijke feiten. Gelet op eerder genoemd arrest kan het hof het standpunt slechts verwerpen. Het hof beoordeelt de vraag of (medeplegen dan wel medeplichtigheid aan) een ten laste gelegd feit bewezen is per feit en daarom telkens afzonderlijk op basis van het voorhanden bewijsmateriaal.
Het hof stelt voorop dat het behoedzaam omgaat met de toeschrijving van stemmen aan verdachten omdat verwarring en vals positieve toeschrijvingen op de loer liggen. Bij het beantwoorden van de vraag of een gesprek bruikbaar is voor bewijslevering let het hof daarom mede op contextinformatie als telefoonnummers waarvan gebruik gemaakt wordt, (bij)namen die genoemd worden en gebruikelijke gesprekspartners. Wanneer een stem door verschillende luisteraars aan telkens dezelfde persoon wordt toegeschreven wijst dit erop dat deze herkenning in beginsel reproduceerbaar is. Wanneer een stem eerst aan de ene verdachte wordt toegeschreven en later aan een andere verdachte is dit een sterke aanwijzing dat uiterste behoedzaamheid vereist is bij de selectie en waardering van het betreffende gesprek als bewijsmiddel, omdat de herkenning van de stem en de toeschrijving aan een verdachte niet zonder meer reproduceerbaar is, terwijl dit wel het geval zou moeten zijn.
Op sommige momenten wordt in tap- en OVC-gesprekken in de Arabische taal gesproken. Uit de verklaring van politieambtenaar [verbalisant 4] tegenover de raadsheer-commissaris van 20 november 2018 kan afgeleid worden dat in het opsporingsonderzoek vertaling door een tolk heeft plaatsgevonden. De inzet van een tolk behoort verantwoord te worden in de schriftelijke vastlegging van deze gesprekken, aangezien de inhoud van het besprokene in zoverre niet vastgesteld wordt door de verbaliserend politieambtenaar, maar hij deze wel voor zijn rekening neemt. Hiervan blijkt niet. Dit is een vormfout in de zin van artikel 359a Sv. Wanneer specifiek geklaagd is over een bepaalde vertaling, bespreekt het hof dit in het kader van het betreffende feit. Voor het overige gaat het hof er – zoals reeds hiervoor in het kader van het artikel 359a Sv verweer op dit punt is overwogen – vanuit dat de gespreksdeelnemers door deze vormfout niet in hun belangen geschaad zijn en dat de betreffende, niet specifiek betwiste vertalingen bruikbaar zijn voor het bewijs.
Ter voorkoming van misverstanden merkt het hof op dat de opnames van OVC gesprekken in eenheden van (ongeveer) vijf minuten zijn opgeslagen en een apart nummer hebben gekregen. Dit betekent dat één gesprek meerdere sessienummers kan omvatten zonder dat sprake is van enige onderbreking van het gesprek.
Wanneer in het hiernavolgende wordt verwezen naar OVC- en tapgesprekken gaat het, voor zover het niet een letterlijke weergave is, om een interpretatie van de tekst door het hof. In de bijlage bij dit arrest zijn de betreffende gesprekken zoals gevoerd letterlijk opgenomen.
De meeste verdachten wonen of woonden in de wijk Gaarden en Dreven in Den Haag. In het verzorgingsgebied van het politiebureau Beresteinlaan, waar deze wijk deel van uitmaakt, werden de verdachten veelvuldig door de politie gecontroleerd. Dit brengt enerzijds mee dat de enkele omstandigheid dat hun telefoons een zendmast in (de omgeving van) dit gebied aanstralen zonder bijkomend bewijs geen bijzondere betekenis heeft voor hun eventuele betrokkenheid bij een in dit gebied gepleegd strafbaar feit. Anderzijds geldt dat onderlinge gesprekken over waar de politie zich bevindt niets anders hoeven te betekenen dan dat de deelnemers aan die gesprekken willen chillen zonder lastig gevallen te worden met bijvoorbeeld een identiteitscontrole. De bewijskracht van dit soort telefoongesprekken hangt af van de context en de mate waarin specifiek over een concreet onderwerp gesproken wordt.
In het dossier worden op verschillende momenten bijnamen van de verdachten genoemd. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de hierna genoemde personen worden aangesproken met de volgende bijnamen. [2]
[medeverdachte 5] : [bijnamen medeverdachte 5]
[medeverdachte 3] : [bijnaam medeverdachte 3]
[medeverdachte 2] : [bijnaam medeverdachte 2]
[medeverdachte 6] : [bijnamen medeverdachte 6]
[medeverdachte 12] : [bijnaam medeverdachte 12]
[medeverdachte 7] : [(bij)namen medeverdachte 7]
[medeverdachte 4] : [bijnaam medeverdachte 4]
[medeverdachte 8] : [bijnamen medeverdachte 8]
[verdachte] : [bijnamen verdachte]
[medeverdachte 1] : [bijnamen medeverdachte 1]
[medeverdachte 10] : [bijnamen medeverdachte 10]
[medeverdachte 11] : [bijnaam medeverdachte 11]
De juistheid van de toeschrijving van deze bijnamen is door de verdediging niet gemotiveerd betwist en vindt onder andere bevestiging in nagenoemd twitterbericht en het feit dat in de mobiele telefoons van de verdachte [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [verdachte] de volgende namen en telefoonnummers zijn aangetroffen.
Bij een onderzoek op internet heeft verbalisant [verbalisant 3] een twitterbericht met foto’s van de verdachten en de volgende tekst aangetroffen:
“Free [bijnamen (mede)verdachte(n)].” [3]
In de telefoon van [medeverdachte 4] werden onder meer de volgende contactpersonen aangetroffen: [bijnamen (mede)verdachte(n)]. [4]
In de telefoon van [medeverdachte 3] werden onder meer de volgende contactpersonen aangetroffen: [bijnamen (mede)verdachte(n)]. [5]
In de telefoon van [medeverdachte 5] werden onder meer de volgende contactpersonen aangetroffen: [bijnamen (mede)verdachte(n)]. [6]
In de telefoon van [verdachte] werden onder meer de volgende contactpersonen aangetroffen: [bijnamen medeverdachten]. [7]
Uit meerdere OVC-gesprekken, tapgesprekken en het aantreffen van een telefoon met nummer [telefoonnummer medeverdachte 11] is voorts gebleken dat [medeverdachte 11] onder meer de bijnaam [bijnaam medeverdachte] heeft. [8]
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair, 5, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 primair en 20 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 4: zaak 2.19 – Navigatiesystemen
In de periode van 13 september 2013 tot en met 16 september 2013 zijn bij Wittebrug Autodealer in Den Haag 12 navigatiesystemen uit personenauto’s weggenomen. Drie van deze gestolen navigatiesystemen zijn op 14 januari 2014 aangetroffen in de kelderbox behorende bij de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1].
Uit opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie van [verdachte] blijkt dat hij navigatiesystemen voorhanden heeft die hij probeert te verkopen.
[verdachte] heeft ter zitting van 1 april 2019 verklaard dat hij in of omstreeks november 2013 deze navigatiesystemen overhandigd heeft gekregen om te verkopen. Hij erkent dat hij deze te koop heeft aangeboden. Hij zou een deel van de opbrengst mogen behouden.
Naar het oordeel van het hof is het tijdsverloop tussen de diefstal en het moment waarvan vaststaat dat [verdachte] de beschikking heeft over navigatiesystemen te lang om aan te kunnen nemen dat hij als dader betrokken is bij de diefstal. Meer of ander bewijs dan het bezit van de navigatiesystemen is niet voorhanden. Dit brengt mee dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van de navigatiesystemen.
Evenmin is gebleken dat [verdachte] ten tijde van het voorhanden krijgen van deze navigatiesystemen wist dat deze van diefstal dan wel een ander misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat hij ook ter zake van het subsidiair impliciet primair ten laste gelegde, (opzetheling), zal worden vrijgesproken.
Feit 5: zaak 2.22 – [adres 2.22] te Den Haag
Op 28 september 2013 tussen ongeveer 18.15 uur en 21.15 uur vond een inbraak plaats in de woning aan de [adres 2.22] in Den Haag. Bij de inbraak zijn onder meer een portemonnee (met onder meer een bankpas en ID-kaart) en sieraden weggenomen. Deze goederen behoren toe aan [aangever 2.22] en/of [benadeelde 2.22].
Op 14 januari 2014 werd in de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] een portemonnee met daarin een bankpas en een ID-kaart, beide op naam van [benadeelde 2.22], alsmede een hanger en beeldje aangetroffen die aan [benadeelde 2.22] toebehoren.
Zendmastgegevens wijzen uit dat de telefoons van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] rond het tijdstip van de inbraak zendmasten aanstralen in de nabije omgeving van de [adres 2.22], ver buiten hun eigen buurt, en dat er diverse telefoongesprekken plaatsvinden met deze telefoons. De stemmen van [medeverdachte 8], [verdachte] en [medeverdachte 7] zijn herkend door verbalisanten. Onder andere de bijnaam van [verdachte], “[bijnaam verdachte]”, wordt in de gesprekken genoemd. Uit de tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 8], [verdachte] en [medeverdachte 7] rond het tijdstip van de inbraak buiten adem zijn en hijgen, terwijl zij met elkaar bellen. Zij hebben het erover dat zij moeten wegwezen (“zbit”), dat er een motoragent rond rijdt, dat er politie (“ibahesh”) in de buurt is en dat ze niet opvallend moeten doen.
In het stadsgedeelte in Den Haag waar de [straatnaam 2.22] is gelegen zijn op 28 september 2013 geen andere woninginbraken gepleegd.
Op 16 december 2013 vond een OVC-gesprek in de Opel Astra plaats. De stemmen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] zijn herkend door een verbalisant. Zij hebben het over [straatnaam 2.22], dat er een tip was en dat bij een Colombiaans meisje € 40.000 in de kluis zou zitten. In het gesprek vertelt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 11] dat niet hij, maar zijn broer ging.
Gelet op de verwijzing naar de [straatnaam 2.22] en het feit dat aangeefster van Colombiaanse afkomst is, gaat het hof ervan uit dat in het OVC-gesprek over de inbraak in de woning aan de [adres 2.22] wordt gesproken.
De periode gelegen tussen 28 september 2013 en 14 januari 2014 is dermate lang dat het bezit van de bankpas en ID-kaart van [benadeelde 2.22] geen bewijs van betrokkenheid van [verdachte] bij de inbraak oplevert, ook niet in combinatie met het feit dat [medeverdachte 1] in voornoemd OVC-gesprek zegt dat “zijn broer” ging. Het voorhanden bewijs is dan ook ontoereikend om daaruit af te leiden dat [verdachte] in de woning is geweest dan wel anderszins een rol als medepleger heeft gehad. Dit brengt mee dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak.
Feit 11: zaak 2.32 - [adres 2.32] te Den Haag
Op 19 november 2013 is geprobeerd in te breken in een flatwoning op de eerste verdieping aan [adres 2.32] in Den Haag.
Verbalisant [verbalisant 5] ziet op 20 maart 2014 dat perceel [adres 2.32] gelegen is op de eerste etage van een vierlaags portiekflat. Aan de achterzijde van het perceel bevindt zich een balkon. Hij ziet dat er diverse preventiestangen achter de ruiten van het perceel bevestigd zitten. Tevens ziet hij dat perceel [adres], gelegen aan de linkerkant gezien vanaf de achterzijde van de portiekflat, een oranjekleurig afdekzeil om het balkon gespannen had. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat dit afdekzeil er al 30 jaar – ononderbroken – zit.
Op 30 november 2013 wordt tussen 17.34 uur en 17.39 uur tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en een onbekende een gesprek gevoerd (OVC). Blijkens de bakengegevens rijdt de auto waarin dit gesprek gevoerd wordt op dat moment door de Schoutendreef en Riddersdreef. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
(…)
NN2: Maar ik ga jou zeggen, als jij niks in het huis
vindt ik raadt je aan om in zijn kelder te gaan. Zijn kelder, wollah....OVB... Echt zo'n rare plek waar je het nooit zou verwachten. Wollah hierzo, kijk "[medeverdachte 1]".
[medeverdachte 1]: Jij wilt zeker die labes zeker later zien? Ik weet al, jij wilt die kleine Turk laten zien. Jij wilt die Turk laten zien.
NN2: Nee, deze links.
[verdachte]: ja, die met die heg, die met die gele.
[medeverdachte 1]: Ja hij is Turk.
NN2: Ja, die waar die oranje ding enzo.
[verdachte]: Ja
[medeverdachte 1]: die Turk toch?
[verdachte]: is niet gelukt mattie.
(…)
Naar het oordeel van het hof kan de inhoud van dit gesprek niet meewerken aan het bewijs van het ten laste gelegde. De woorden “oranje ding” en “Turk” kunnen weliswaar verwijzen naar [adres 2.32], maar daar staat tegenover dat een “heg” onmiskenbaar naar een tuin verwijst, wat zich lastig laat verenigen met een woning met balkon op de eerste etage van een portiekflat. De Schoutendreef en Riddersdreef liggen weliswaar in de omgeving van [adres 2.32] liggen maar het verband tussen de verwijzingen in dit gesprek en de portiekwoning aan [adres 2.32] is onvoldoende eenduidig.
Het hiervoor weergegeven gesprek gaat door. Blijkens de bakengegevens rijdt de auto waarin dit gesprek gevoerd wordt op dat moment door de straten Beresteinlaan en Ambachtsgaarde. De auto heeft zich dan verder verwijderd van [adres 2.32]. Het verslag van een op 30 november 2013 tussen 17.39 uur en 17.44 uur tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en een onbekende gevoerd gesprek (OVC) houdt onder meer het volgende in:
[verdachte]: Cilie. Die kanker Boelah heeft daar een hak gezet. (…) Weet je hoe? Weet je hoe? Weet je hoe eerst? Eerst werd die raam opengebroken hierboven. En daar zat die stangen, ken je die stangen? Die witte stangen dat je er niet doorheen kan?
NN: Ja
[verdachte]: Dat zat er.
NN: Achter?
[verdachte]: Ja
[medeverdachte 1]: Hij is slim man.
NN: Is die raam gepakt aan de voorkant?
[verdachte]: Broer, voor kon niet.
Hoewel dit gesprek onmiskenbaar gaat over een mislukte inbraak met witte preventiestangen aan de achterkant van een woning, gelegen aan een straat waar, zoals blijkt uit het vervolg, veel politie doorheen rijdt, is ook dit fragment zonder verdere bijkomende omstandigheden onvoldoende specifiek om aan te kunnen nemen dat gesproken wordt over de poging tot inbraak in [adres 2.32]. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het bevestigd zijn van witte preventiestangen van onvoldoende onderscheidende aard is om aan te nemen dat het over de specifieke woning in kwestie moet gaan.
[medeverdachte 5] en [verdachte] zullen worden vrijgesproken van dit feit.
Feiten 13 en 14: zaak 2.35 – [adres 2.35] te Honselersdijk
Op 5 december 2013 tussen 16.00 uur en 21.20 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in de vrijstaande woning aan de [straatnaam 2.35] te Honselersdijk. Er bleek ook te zijn ingebroken in het kantoor van het bedrijf.
Uit bakengegevens is gebleken dat de Opel Astra met kenteken [kenteken 1] op 5 december 2013 tussen 18.00 uur en 21.20 uur in en om Honselersdijk was, waaronder de [adres 2.35]. Van 20.01 uur tot 21.01 uur was het voertuig constant op de [straatnaam 2.35] te Honselersdijk aanwezig.
Op 5 december 2013 hebben de telefoons van [verdachte] tussen 20.14 uur en 21.35 uur en van [medeverdachte 3] tussen 20.31 uur en 20.40 uur meerdere malen zendmasten aangestraald in de nabije omgeving van de woninginbraak.
Op 5 december 2013 zijn in de auto met kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Uit de opgenomen gesprekken blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 8] in de auto zitten. [medeverdachte 2] belt [verdachte] en zegt dat hij nu moet komen en “daar” langs moet rijden. Vervolgens stappen meerdere mensen in de auto. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] vertellen dat ze buit hebben gepakt en dat ze ook in het kantoor hebben gezocht.
Het hof leidt uit voornoemde OVC-gesprekken af dat [verdachte] behulpzaam is geweest bij het plegen van deze inbraken door de auto te besturen waarmee men naar Honselersdijk is gereden en weer terug is gegaan naar Den Haag. Deze rol en handelingen worden in het algemeen aangemerkt als medeplichtigheid. Dat [verdachte] in verdergaande mate betrokken was bij de uitvoering van de inbraak is het hof niet gebleken. Dit brengt mee dat hij van deze inbraak zal worden vrijgesproken.
Feit 15: zaak 2.36 – [adres 2.36] te Schipluiden
Op 5 december 2013 tussen 18.30 uur en 22.30 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in de vrijstaande woning aan de [adres 2.36] te Schipluiden.
Op 5 december 2013 zijn tussen 18.20 uur en 19.20 uur in de auto met kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Tijdens deze gesprekken is te horen dat [medeverdachte 5], [medeverdachte 8], [medeverdachte 3] en [verdachte] in de auto zitten. Uit de bakengegevens is gebleken dat de auto op het moment van de gesprekken in en om Schipluiden was, waaronder de [straatnaam 2.36].
Het hof leidt uit de OVC-gesprekken af dat [verdachte] behulpzaam is geweest bij de inbraak door de auto te besturen waarmee men vanuit Den Haag naar Schipluiden is gereden en weer terug is gegaan naar Den Haag. Dit is onvoldoende om hem als mededader aan te merken. Dat [verdachte] in verdergaande mate betrokken was bij de uitvoering van de inbraak is het hof niet gebleken. Dit brengt mee dat hij van deze inbraak zal worden vrijgesproken.
Feit 16: zaak 2.37 – [adres 2.37] te Den Haag
Op 8 december 2013 tussen 16.15 uur en 20.10 uur heeft een poging tot woninginbraak plaatsgevonden aan [adres 2.37] te Den Haag.
Naar het oordeel van het hof kunnen [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] niet als mededaders worden aangemerkt. Het hof leidt uit de zich in het dossier bevindende tapgesprekken af dat hun handelingen bestaan hebben uit het regelen van gereedschap, het op de uitkijk staan en/of het besturen van een auto waarmee anderen nadien worden opgehaald of afgezet. Deze rol en handelingen zijn in het algemeen onvoldoende om een of meer van hen als mededader aan te merken. Dat zij in verdergaande mate betrokken waren bij de uitvoering van de poging tot inbraak is het hof niet gebleken. Dit brengt mee dat [verdachte] van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Feit 17: zaak 2.41 – [adres 2.41] te Honselersdijk
Op 15 december 2013 tussen 18.40 uur en 20.30 uur heeft in de vrijstaande woning aan de [adres 2.41] in Honselersdijk een inbraak plaatsgevonden.
Naar het oordeel van het hof kan [verdachte] niet als mededader worden aangemerkt. Het hof leidt uit het dossier af dat de handelingen van [verdachte] bestaan hebben uit het besturen van een auto en het elders wachten tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] klaar zijn. Dat [verdachte] in verdergaande mate betrokken was bij de uitvoering van de inbraak is het hof niet gebleken. Dit brengt mee dat hij van deze inbraak zal worden vrijgesproken.
Feit 18: zaak 2.42 – [adres 2.42] te Poeldijk
Op 20 december 2013 is er tussen 15.00 uur en 19.45 uur geprobeerd in te breken in de woning van aangever [aangever 2.42] aan de [adres 2.42] te Poeldijk.
[verdachte] en [medeverdachte 8] zijn alleen op 12 en 15 december 2013 tijdens autoritjes die als voorverkenning geduid zouden kunnen worden, aanwezig geweest. De inhoud van de toen opgenomen gesprekken is zonder bijkomend bewijs, dat ontbreekt, onvoldoende om het ten laste gelegde bewezen te kunnen achten. Dit brengt mee dat [verdachte] van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Feit 19: zaak 2.44 – [adres 2.44] te Den Haag
Tussen zaterdag 21 december 2013 te 19.15 uur en zondag 22 december 00.50 uur is ingebroken in de woning aan de [adres 2.44] in Den Haag.
Het regelen van inbrekerswerktuig wordt in het algemeen als medeplichtigheid aangemerkt. Dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in verdergaande mate betrokken zijn bij de uitvoering van deze inbraak, is niet gebleken. Zij zullen derhalve van het primair ten laste gelegd worden vrijgesproken.
Feit 20: vernieling auto’s verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
Op 4 oktober 2013, omstreeks 16.00 uur, parkeerde [verbalisant 2] zijn auto, een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 6], op de parkeerplaats achter politiebureau Beresteinlaan in Den Haag. Om 21.18 uur, nadat hij via de portofoon hoorde dat zijn auto betrokken was bij een vernieling, zag [verbalisant 2] dat er twee grote stukken stoeptegel naast zijn auto op de grond lagen en dat er grote schade was aan zijn auto.
Ook [verbalisant 3] heeft op 4 oktober 2013 omstreeks 20.30 uur zijn auto, een Skoda Octavia met het kenteken [kenteken 7], gestald op de parkeerplaats achter politiebureau Berensteinlaan in Den Haag. [verbalisant 3] hoorde later op de avond vanuit de recherchekamer drie tot vier harde doffe klappen afkomstig van het parkeerterrein. Hij rende naar het balkon, maar zag niemand. Vervolgens rende hij samen met een collega naar buiten en zag hij dat de auto van zijn collega [verbalisant 2] was vernield, alsook zijn eigen auto.
[verbalisant 6], collega van [verbalisant 2] en [verbalisant 3], bevond zich op 4 oktober 2013 omstreeks 21.00 uur op de eerste verdieping van het politiebureau aan de Beresteinlaan in Den Haag. Hij hoorde een aantal doffe klappen vanuit de richting van de parkeerplaats. Vanuit een open raam zag hij twee jongens wegrennen vanaf een geparkeerde auto. Deze auto stond in het middengedeelte van de parkeerplaats tussen twee lantaarnpalen in geparkeerd. De jongens renden weg in de richting van de bosjes, die tussen de parkeerplaats en het naastgelegen park staan. Enkele seconden nadat [verbalisant 6] de twee jongens in het park zag wegrennen, ziet hij nog twee andere jongens.
Naar aanleiding van deze vernielingen zijn de gesprekken van de opgenomen telecommunicatie van de verdachten [medeverdachte 6], [medeverdachte 7], [medeverdachte 5] en [verdachte], gedateerd 4 oktober 2013 beluisterd.
Uit een om 19.48 uur gevoerd telefoongesprek blijkt dat [medeverdachte 6] bij de Beresteinlaan is en dat [medeverdachte 7] daarheen gaat.
[verdachte], die op dat moment in het centrum van Den Haag is, belt met [medeverdachte 7] en zegt dat hij naar hem toe komt.
Ook [medeverdachte 5], die eerder die dag vijf bekeuringen heeft gekregen en daar erg kwaad over is, neemt om 20.39 uur contact op met [medeverdachte 7]. [medeverdachte 5] zegt dat hij op De Dreef is en [medeverdachte 7] zegt dat hij daar naartoe komt.
Om 20.56 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 7]. De telefoon van [verdachte] straalt op dat moment de telecompaal aan de Maasstraat in Den Haag aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat de Maasstraat in het centrum van Den Haag, nabij het Centraal Station, ligt. [verdachte] zegt dat hij bij een halte staat. [medeverdachte 7] zegt: “Kijk als jij Ibahesj (politie) ziet, whollah wij gaan wat verkeerds doen, je weet toch (…) wij gaan effe iets cool doen”. [verdachte] zegt: ”Oke, luister als ik daar ben ik geef jullie een belletje”. [medeverdachte 7] zegt: “oke sta bij ding uh sta bij Berestein halte. (…) Als je Ibahesj ziet richting bureau gaat (…) Bel mijn nummer maar [bijnaam medeverdachte 8] heeft mijn nummer.” [verdachte] zeg: “okee is goed geen probleem.” [9] Om 21.20 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 7]. Te horen is dat [medeverdachte 7] rent en paniekerig klinkt. [medeverdachte 7] zegt: “Joh waar ben je [verdachte]. ([medeverdachte 7] hijgt). Chaos. (en [medeverdachte 7] blijft hijgen alsof hij heeft gerend).” [verdachte] vraagt: “Waar ben je?” [medeverdachte 7] zegt tegen [verdachte]: “Ga naar de Zijdes, je weet de bunker. (…) Ga naar bunker toe. (…) bunker, bunker.” [verdachte] antwoordt: “oke is goed, ik kom eraan.” [medeverdachte 7]: “rustig”. Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [verdachte] de telefoonmast op de Beresteinlaan aan. [10]
Op zondag 1 december 2013 vindt een gesprek plaats tussen [verdachte] en twee onbekende mannen in de auto Opel Astra met het kenteken [kenteken 1] tussen 21.38 uur en 21.43 uur. [verdachte] zegt onder andere: “Dus je weet toch, ik breek in, elke keer wanneer ik inbreek, als ik ga weg, ik zie politie. Gewoon ik ga ver uit buurt? Ik zie gewoon die politie, waar de agent, had een vriend van mij boete gegeven, 5 boetes in 2 dagen. Dezelfde boetes. Je weet toch, dus wat doen wij. Wij gaan naar zijn privé auto. We gooien die auto helemaal kapot, nieuwe Golf 6, helemaal kapot gemaakt. Maar hij weet dat wij het zijn.”
Het door [verdachte] gevoerde OVC-gesprek kan gelezen worden als wijzend op betrokkenheid als mededader. Echter om 20.56 uur straalt zijn telefoon de zendmast aan de Maasstraat aan en eerst om 21.20 uur straalt zijn telefoon de zendmast op de Beresteinlaan aan. Dit wijst er op dat hij ten tijde van de vernieling om 21.00 uur niet in de buurt van het politiebureau was en ook niet op de uitkijk heeft gestaan. Ook [verdachte] wordt vrijgesproken van dit feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 7, 8, 9, 12 en 19 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij in de periode van 1
april 2013tot en met 14 januari 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit meerdere personen, onder wie verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk diefstal uit woningen, gepaard gaande met braak, verbreking
en/ofinklimming
en/of gebruikmaking van een valse sleutel;
feit 2 (ZAAK 2.3):
hij in
of omstreeksde periode van 2 maart 2012 tot en met 8 maart 2012 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen [adres 2.3]) heeft weggenomen
  • een computer/laptop (merk Compaq Presario 1500) en
  • een fotocamera (merk Konica Digital Revio) en
  • een zonnebril (merk Cartier) en
  • een tas (merk Guess) en
  • een tas (merk Louis Vuitton) en
  • een fles parfum en
  • een geldbedrag (1250 euro en een hoeveelheid muntgeld) en
  • een hanger met briljant en
  • een kenteken-/overschrijvingsbewijs (behorende bij kenteken [kenteken 3]) en
  • (reserve
    )sleutels van een brommobiel en
    /of
  • een kenteken-/overschrijvingsbewijs (behorend bij een brommobiel met kenteken [kenteken 4]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2.3 (1)] en
/of[aangever 2.3 (2)],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachten en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededaderszich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/hebbenverschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak en
/of verbreking en/ofinklimming, te weten door (met een voorwerp) een raam/bovenlicht te forceren/open te breken;
feit 3 (ZAAK 2.3):
hij in
of omstreeksde periode van 2 maart 2012 tot en met 8 maart 2012 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een brommobiel (merk Microcar Mc2, kenteken [kenteken 4]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2.3 (2)],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van een valse sleutel, te weten, door middel van een uit de woning van de ouder(s) van voornoemde [aangever 2.3 (2)] gestolen (reserve)sleutel van die brommobiel;
feit 4 (ZAAK 2.19):
hij op of omstreeks de periode van 13 september 2013 tot 14 januari 2014 te ‘s-Gravenhage,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), twaalf, althans meerdere navigatiesystemen heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die brommobieldie navigatiesystemenwist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 7 (ZAAK 2.25):
hij op
of omstreeks10 oktober 2013 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander(en),
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen aan
de[adres 2.25]), heeft weggenomen een kluis, een geldbedrag (ongeveer 15.500,00 euro) en sieraden (ter waarde van ongeveer 50.000,00 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2.25],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak,
verbreking en/of inklimming (te weten het uitboren van sloten
);
feit 8 (ZAAK 2.28):
hij in
of omstreeksde periode van 29 oktober 2013 tot en met 18 november 2013 te Rijswijk en/of Den Haag en/of Assen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of dooreen samenweefsel van verdichtsels, (een of meerdere medewerkers van) verzekeringsmaatschappij Univé Services BV, te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
met een of meer van zijn mededaders,met genoemd oogmerk,
  • zijn WA autoverzekering (betreffende de Opel Corsa, kenteken [kenteken 5]) bij Delta-Ohra Schadeverzekeringen per 29 oktober 2013 heeft opgezegd, terwijl hij, verdachte wist dat op diezelfde dag een ongeval met voornoemde (personen)auto had plaatsgevonden waarbij de auto was beschadigd/total loss was geraakt en hij dit niet heeft gemeld;
  • hij, verdache vervolgens bij verzekeringsmaatschappij Univé Services BV een allrisk verzekering voor voornoemde auto heeft afgesloten, terwijl hij, verdachte niet aan Univé Services BV heeft gemeld dat op een eerder tijdstip een ongeval met die auto had plaatsgevonden;
  • hij, verdachte op 18 november 2013 voornoemde schade aan voornoemde auto bij Univé Services BV heeft gemeld, met die bedoeling dat Univé op basis van de All-Risk verzekering tot uitkering van het schadebedrag zou overgaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 9 (ZAAK 2.29):
hij op
of omstreeks2 november 2013 te Honselersdijk ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader
svoorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
(en)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit de woning gelegen aan de [adres 2.29] weg te nemen (een) goed(eren) van zijn
/hungading en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2.29],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met ander(en) naar die woning is toegegaan ente weten het forceren vansloten (van de voordeur en schuifpui)
heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 12 (ZAAK 2.34):
hij
in ofomstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
(een) ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres 2.34]) weg te nemen
(een)goed
(eren
)van zijn/hun gading en/of (een) geld(bedrag),
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2.34], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)en zich daarbij de toegang tot deze woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geld(bedrag) onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming,met zijn mededader
shet uitzetraam van de
(achter
)deur heeft opengebroken
/geforceerden
/ofhet
(cilinder
)slot van de
(achter
)deur heeft verwijderd/verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 19 (ZAAK 2.44):
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of[medeverdachte 2] en
/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 10] en/of M. [medeverdachte 6] en/of[medeverdachte 5]
en/of H. [medeverdachte 7], althans
onbekend gebleven personenop 21 december 2013 te Den Haag
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [adres 2.44]
heeft/hebben
weggenomen geld en (gouden) sieraden (ter waarde van 200.000,00 tot 300.000,00 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2.44] en/of de familie [van aangever 2.44],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij zij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak,
verbreking en/of inklimming(te weten door
over een hek te klimmeneenslot
envan
eenvoor- enachterdeur te verbreken/forceren),
tot
en/of bijhet plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 december 2013 te Den Haag,
althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid,middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweestdoor aan
of ten behoeve vanéén van bovenstaande personen een bouwsleutel/passe partout sleutel (althans een werktuig) bestemd voor het
plegen van een inbraak, te verschaffen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zoals genoemd in de voetnoten zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
Feiten 2 en 3: zaak 2.3 - [adres 2.3] te Rijswijk
Feiten en omstandigheden
Tussen 2 maart 2012 en 8 maart 2012 is ingebroken in de woning aan de [adres 2.3] te Rijswijk. De woning bevindt zich in een galerijflat op de 10e etage. [11] Aangever [aangever 2.3 (1)] heeft verklaard dat de daders de woning zijn binnengekomen via het bovenlicht in de keuken. Dit was volledig afgesloten met een raambeugel. Op 8 maart 2012 ontdekte de buurvrouw dat het raam en het bovenlicht aan de galerijzijde openstonden. [12] Aangever verklaart dat er braakschade aan het klapraam/bovenlicht is. [13] Weggenomen zijn een computer/laptop (merk Compac Presario 1500), een fotocamera (merk Konica Digital Revio), een zonnebril (merk Cartier), een tas (merk Guess), een tas (merk Louis Vuitton), een fles parfum, een geldbedrag (€ 1.250,- en een hoeveelheid muntgeld), een hanger met briljant, een kenteken-/
overschrijvingsbewijs (met kenteken [kenteken 3]), reservesleutels van de brommobiel van zijn zoon en een kenteken-/overschrijvingsbewijs (behorend bij een brommobiel met kenteken [kenteken 4]). [14]
Op 10 maart 2012 is aangifte gedaan van het feit dat de brommobiel (merk Microcar Mc2, kleur rood, met kenteken [kenteken 4]) van [aangever 2.3 (2)], zoon van [aangever 2.3 (1)], is weggenomen. Deze brommobiel stond eerder geparkeerd aan de [straatnaam] te Rijswijk. [15]
Op 31 maart 2012 zag [aangever 2.3 (2)] zijn weggenomen brommobiel door de [straatnaam] in Honselersdijk rijden. Samen met zijn neef heeft hij in een auto deze brommobiel achtervolgd. Zij hebben de brommobiel klemgereden en hebben gezien dat er vier jongens uitstapten en wegrenden. Twee jongens omschrijft hij als vermoedelijk Marokkaans en de andere twee waren iets donkerder. [16]
Op 16 december 2013 tussen 6.45 uur en 6.50 uur heeft een gesprek plaatsgevonden in de Opel Astra met kenteken
[kenteken 1]. [verdachte] praat in genoemd OVC-gesprek over een woninginbraak in Rijswijk op 10 hoog waarbij ze naar binnen zijn gegaan via een klein keukenraam, waarbij de haak meteen was gebroken. Hij vertelt dat hij bij deze inbraak onder andere autosleutels heeft meegenomen en een auto heeft gestolen. Tevens vertelt hij dat hij met dit gestolen voertuig in Honselersdijk reed met “[medeverdachte 5], [medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2]”. Hij vertelt ook dat de aangever hem daar zag rijden en de achtervolging inzette met een BMW 5 en dat ze zijn uitgestapt en weggerend. [17]
[Verdachte] erkent ter zitting van 1 april 2019 dat hij degene is die deelneemt aan dit OVC-gesprek. Eveneens heeft hij op die zitting verklaard dat hij in de brommobiel heeft gereden op 31 maart 2012. [18]
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof zijn de door [verdachte] in dit gesprek genoemde details zo specifiek en komen die zozeer overeen met de inbraak in Rijswijk en de achtervolging in Honselersdijk dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat [verdachte] heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2.3] in Rijswijk en de eerder genoemde goederen, waaronder de reservesleutel, uit de woning heeft weggenomen. Voorts acht het hof bewezen dat hij met gebruik van deze reservesleutel de brommobiel heeft gestolen. Het hof zal [verdachte] slechts vrijspreken van het in vereniging plegen van deze feiten.
Feit 4: zaak 2.19 – Navigatiesystemen
Verbeterde lezing tenlastelegging
Subsidiair is de opzet- dan wel schuldheling van navigatiesystemen ten laste gelegd. In het eerste deel van de tenlastelegging staat “navigatiesystemen” vermeld. In het tweede deel van de tenlastelegging staat “brommobiel” vermeld. Een redelijke uitleg van de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van het dossier, brengt mee dat “brommobiel” verbeterd gelezen wordt als “navigatiesystemen”. [verdachte] wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Het is iedere procesdeelnemer steeds duidelijk geweest dat het in dit feit gaat om navigatiesystemen die gestolen dan wel geheeld zouden zijn.
Feiten en omstandigheden
In de periode van 13 september 2013 tot en met 16 september 2013 zijn uit personenauto’s behorende tot de bedrijfsvoorraad van Wittebrug Autodealer te Den Haag 12 navigatiesystemen weggenomen. [19] Drie van deze gestolen navigatiesystemen zijn op 14 januari 2014 aangetroffen in de kelderbox behorende bij de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1]. [20]
Uit opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie van [verdachte] van 12, 13, 19 en 24 november 2013 blijkt dat [verdachte] navigatiesystemen voorhanden heeft die hij probeert te verkopen. [21]
[Verdachte] heeft ter zitting van 1 april 2019 verklaard dat hij in of omstreeks november 2013 deze navigatiesystemen overhandigd heeft gekregen om te verkopen. Hij erkent dat hij deze te koop heeft aangeboden. Hij zou een deel van de opbrengst mogen behouden. [22]
Oordeel hof
Op geen enkele manier is gebleken dat [verdachte] zich bedrijfsmatig of hobbymatig bezig houdt met de handel in partijgoederen of tweedehands goederen. De navigatiesystemen waren uit nieuwe, nog niet op kenteken gestelde auto’s van het merk Volkswagen verwijderd. Het ligt dus niet voor de hand dat hij door reguliere handelaren in navigatiesystemen benaderd wordt vanwege zijn specifieke afzetkanalen. Deze omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang, liggen zo ver buiten de gewone gang van zaken en zijn zo ongebruikelijk dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen navigatiesystemen waren.
Feit 7: zaak 2.25 – [adres 2.25] te Den Haag
Feiten en omstandigheden
Op donderdag 10 oktober 2013 tussen 19.30 uur en 20.50 uur is ingebroken in de rijtjeswoning aan de [adres 2.25] in Den Haag. Aangever [aangever 2.25] heeft verklaard dat zijn vrouw de woning om 19.30 uur afgesloten heeft achtergelaten, dat zijn zoon om 20.50 uur thuiskwam en zag dat de cilinder uit zowel de voor- als achterdeur ontbrak. Beide cilinders waren uitgeboord. In de slaapkamers was alles overhoop gehaald. [23]
Aangever heeft voorts verklaard dat uit de woning een zware wapenkluis (50-60 kg) is weggenomen, die normaal gesproken naast het bed in aangevers slaapkamer stond. In de wapenkluis lag onder meer een envelop met daarop de naam [naam uitlener]. In de envelop zat € 3.000,-, dit betrof geleend geld van [naam uitlener]. Ook zat er in de kluis een bedrag van € 6.000,- dat afkomstig was uit het garagebedrijf van aangever en een bedrag van € 6.500,- eigen geld. Het betrof briefjes van 50, 100, 200 en 500. De briefjes werden bij elkaar gehouden met een elastiek. Ten slotte lagen veel sieraden – van onder meer de bruidsschat - in de kluis, met name gouden armbanden en kettingen, met een geschatte waarde van in totaal
€ 50.000,-. Het was op de avond van de inbraak regenachtig weer en na de inbraak lagen er autobanden gestapeld in de tuin. [24] In nadere verklaring verklaart de aangever dat de waarde van de sieraden € 60.000,- was. [25]
Op 11 oktober 2013 is de kluis in de openbare tuin van de Melis Stokelaan bij het balkon van perceelnummer 1102 teruggevonden. [26]
De telefoons van [medeverdachte 8], [verdachte], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] stralen rond het tijdstip van de inbraak zendmasten aan in de nabije omgeving van de [straatnaam]. [27] Wat betreft de telefoon van [medeverdachte 5] blijkt dat hij die dag om 19.15 uur een zendmast aan het Drentheplantsoen aanstraalt en daarna, tot 20.46 uur, een zendmast aan de Loevesteinlaan. [28] Deze zendmast bevindt zich vlak bij de woning aan de [adres 2.25] te Den Haag. Vanaf 20.47 uur straalt zijn telefoon een zendmast aan in het Drentheplantsoen. [29]
Op 10 oktober 2013 zijn in de wijk waar de [straatnaam 2.25] deel van uitmaakt geen andere inbraken gepleegd. [30]
Op 5 december 2013, 15 december 2013 en 16 december 2013 hebben in de Opel Astra met het kenteken [kenteken 1] gesprekken plaatsgevonden. Bij het uitluisteren van de gesprekken heeft verbalisant [verbalisant 3] onder meer de stemmen herkend van [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11]. [31] In de gesprekken wordt gesproken over een inbraak in een woning aan de Leyweg in Den Haag. [verdachte] vertelt dat [medeverdachte 8] toen belde met het bericht “die oso is great”, waarna [verdachte] genoeg wist en er gelijk naartoe gegaan is. [Verdachte] zegt dat [medeverdachte 5] nog nooit zoveel geld heeft gepakt en [medeverdachte 8] dat het zijn grootste slag was tot nu toe. [32] Hij had bundels/stapels met geld. [33] Het weggenomen goud, bestaande uit allemaal armbanden en kettingen, een bruidsschat, is voor € 16.000,- verkocht, hetgeen erop neerkomt dat de mensen het sowieso voor het dubbele gekocht moeten hebben. [34] Voorts wordt gesproken over de verdeling van de buit tussen [verdachte], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8]. [35] Ze hadden een tip gekregen dat er een kluis in een slaapkamer stond. [verdachte] heeft alle kamers doorzocht en zag vervolgens met [medeverdachte 5] een groot ding. Samen met [medeverdachte 6] heeft [verdachte] de kluis vervolgens getild, maar deze was erg zwaar (sowieso veertig kilo). [medeverdachte 6] heeft de kluis laten vallen. Ongeveer 200 meter verderop, onder een balkon, is de kluis opengemaakt. Er lagen goud en stapels met geld in. Ook is besproken dat de bewoners een autogarage hebben. [36] Ze kopen auto’s in Duitsland en voeren die in Nederland in om ze vervolgens veel duurder te verkopen. [37]
Oordeel hof
Aangevoerd is dat er contra-indicaties zijn om aan te nemen dat het in genoemde gesprekken gaat over deze inbraak. Daarbij is gewezen op het feit dat [medeverdachte 8] in het OVC-gesprek 6723 zegt dat het precies het goede moment was, een paar dagen voor het suikerfeest, terwijl het suikerfeest in 2013 niet in die periode viel. Ook is gewezen op het verschil in hoogte van het gestolen geldbedrag en het bedrag waarover gesproken wordt.
De specifieke details die door [verdachte] met [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] in de auto worden besproken, passen naadloos op de informatie die uit de verklaringen van de aangever naar voren komt. Dit wijst op betrokkenheid [verdachte] en [medeverdachte 8] bij de inbraak. Ook de zendmastgegevens plaatsen hen in de nabijheid van de [straatnaam 2.25] ten tijde van de inbraak. De afstand tussen de wijk Gaarden en Dreven ten opzichte van de [straatnaam 2.25] is voldoende om deze gegevens voor het bewijs relevant te doen zijn. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan deze woninginbraak.
De omstandigheid dat de sieraden in het illegale circuit verkocht zijn voor een veel lager bedrag (€ 16.000) dan de aanschafwaarde volgens aangever (€ 60.000) leidt niet tot een ander oordeel, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat de verkoopopbrengst van sieraden in het illegale circuit veel lager is dan die van de aanschafwaarde in het legale circuit. De verkoopopbrengst van sieraden in het illegale circuit wordt in de regel op 20 procent van de werkelijke waarde geschat (vgl. HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9127; Gerechtshof Amsterdam 27 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5063 en Gerechtshof Amsterdam 18 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4691).
Afgezet tegen de in deze zaak voorhanden bewijsmiddelen zijn het verschil in het bedrag aan contant geld dat volgens aangever gestolen zou zijn en waarover in dit gesprek gesproken wordt en de verwijzing naar het suikerfeest in plaats van het op dat moment logischer offerfeest onvoldoende om tot een andere conclusie te komen dan dat de details in deze gesprekken naadloos aansluiten op de informatie van de aangever.
Feit 8: zaak 2.28 – oplichting verzekeringsmaatschappij Univé
Uit getapte telefoongesprekken van 29 oktober 2013 van de telefoon in gebruik bij [verdachte] blijkt dat [medeverdachte 1] met de auto van [verdachte] (Opel Corsa met kenteken [kenteken 5]) op die dag een aanrijding heeft gehad, waarbij de auto schade heeft opgelopen (“de auto is total loss”). [38] Uit dit telefoongesprek komt verder naar voren dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bespreken hoe ze de schadekosten vergoed kunnen krijgen door die andere verzekering te schorsen, een All Risk verzekering te fixen en de volgende week of over twee weken de schade aan te geven. [39]
[verdachte] heeft op 30 oktober 2013 zijn WA autoverzekering betreffende deze auto bij Delta-Ohra schadeverzekeringen beëindigd. [40] Op 29 oktober 2013 heeft [verdachte] voor dezelfde auto bij verzekeringsmaatschappij Univé Services B.V. een All-risk verzekering, ingaande op 29 oktober 2013, afgesloten zonder te melden dat op een eerder tijdstip diezelfde dag een ongeval met de te verzekeren auto had plaatsgevonden waarbij deze total loss was geraakt. [41]
Op 18 november 2013 heeft [verdachte] schade aan de auto aan Univé gemeld. [42]
Ter zitting van 1 april 2019 heeft [verdachte] verklaard dat hij de schade wel gemeld heeft, maar het formulier niet heeft ingestuurd. Hij heeft geen geld gekregen, maar heeft wel een vervangende leenauto in ontvangst genomen. Hij is een paar keer aan de balie van het kantoor van Univé in Loosduinen geweest en heeft daar gezegd dat hij het formulier zo snel mogelijk zal opsturen. [43]
Aangever heeft verklaard dat [verdachte] in een telefoongesprek had verteld dat hij het schadeformulier had ingezonden, doch dat dit nooit was ontvangen. [44]
Oordeel hof
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat [verdachte] heeft geprobeerd de verzekeringsmaatschappij op te lichten.
Het hof verwerpt het verweer dat [verdachte] geen opzet op de oplichting had, althans niet bewust de verzekeringsmaatschappij heeft willen oplichten. Op 29 oktober 2013 raakt de auto total loss. Op dezelfde dag gaat hij aan de slag om – op basis van door hem verstrekte onjuiste informatie - een allriskverzekering af te sluiten. Anders dan een WA-verzekering biedt een allriskverzekering ook dekking voor eigen schade. Op 30 oktober 2013 is de WA-verzekering voor deze auto beëindigd. Op 18 november 2013 meldt [verdachte] in strijd met de waarheid telefonisch bij Univé dat die dag door een ongeluk schade aan zijn auto is ontstaan, terwijl deze schade reeds voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering ontstaan was. Zijn auto is vervolgens door de berger weggesleept. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze opeenvolging van handelingen volgt zonder meer opzet tot oplichting.
De omstandigheid dat [verdachte] het schadeformulier niet heeft ingestuurd is onvoldoende om daaruit af te leiden dat sprake is van vrijwillige terugtred. Ter zitting heeft [verdachte] immers verklaard dat hij na de telefonische melding nog twee keer op het Univé-kantoor in Loosduinen is geweest en gezegd heeft het formulier snel te zullen insturen. Aangever heeft verklaard dat [verdachte] in een telefoongesprek had verteld dat hij het schadeformulier had ingezonden, doch dat dit nooit is ontvangen. Ook is hij gebruik blijven maken van de door Univé later die maand ter beschikking gestelde leenauto en heeft hij op geen enkel moment deze auto ingeleverd. Het enkele niet terugsturen van het schadeformulier ter bevestiging van de reeds eerder mondeling gedane schademelding is tegen de achtergrond van de overige gedragingen van [verdachte], zoals geschetst, niet toereikend om de gevolgtrekking te wettigen dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat [verdachte] strafbaar is.
Feit 9: zaak 2.29 – [adres 2.29] te Honselersdijk
Feiten en omstandigheden
Op zaterdag 2 november 2013 is geprobeerd in te breken in de vrijstaande woning aan de [adres 2.29] te Honselersdijk. Aangever [aangever 2.29] verliet rond 15.30 uur de door hem afgesloten woning. Hij verklaart dat bij thuiskomst rond 20.30 uur bleek dat het niet mogelijk was de huissleutel in de voordeur te steken. Toen hij naar de, zich eveneens aan de voorzijde van de woning bevindende, schuifpui liep, zag hij dat er iets stuk was. Het beschermplaatje van het slot lag op de grond. [45]
Door een verbalisant is gerelateerd dat getracht was de profielcilinder uit de voordeur te boren. [46]
Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie is gebleken dat er op 2 november 2013 geen andere aangifte van woninginbraak in Honselersdijk is gedaan. [47]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 2 november 2013 omstreeks 19.16 uur zijn woning verliet aan de [buurperceel adres 2.29] te Honselersdijk. Hij was samen met zijn vrouw en zag dat er twee jongens op de brug stonden. Hij had de jongens nog nooit eerder gezien. Hij en zijn vrouw besloten om terug te keren en een kijkje te nemen bij de buren van perceel [huisnummer 2.29]. De getuige heeft zijn voertuig geparkeerd voor de woning van de buren, is uitgestapt en is in die richting gelopen. Hij besloot vervolgens terug te keren naar zijn auto. [48]
Uit opgenomen telecommunicatie blijkt dat op 2 november 2013 tussen 18.25 uur en 22.38 uur telefoongesprekken hebben plaatsgevonden waarbij onder meer de stemmen zijn herkend van [verdachte], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 12]. [49] Bij het nogmaals uitluisteren van deze tapgesprekken heeft verbalisant [verbalisant 3] de stemmen herkend van dezelfde personen als die al bij de tapgesprekken stonden vermeld. [50] Deze stemherkenning wordt bevestigd doordat verbalisanten op 2 november 2013 rond het tijdstip van de telefoongesprekken [medeverdachte 8], [verdachte], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 12] in de buurt van de betrokken woning aantreffen. [51]
Op 2 november 2013 zijn verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vanaf 18.45 uur te voet Honselersdijk ingegaan. Zij zagen dat [medeverdachte 8] op een brug stond. Op het moment dat [verbalisant 2] zijn verrekijker op [medeverdachte 8] richtte, zag hij dat [medeverdachte 8] en [verdachte] van de brug af kwamen lopen. Zij zagen [medeverdachte 5] op een brug staan die op de [straatnaam 2.29] uitkomt. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn richting op kwamen lopen en floten en “oerwoudgeluiden” maakten. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in de richting van de [straatnaam] liepen en dat ze even later met [medeverdachte 12] terugliepen in de richting van de brug. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat er afwisselend twee personen op de brug stonden en dat de tweede persoon [medeverdachte 8] betrof. Op een gegeven moment hoorde hij ook oerwoudgeluiden en gefluit. Verbalisant [verbalisant 2] keek met behulp van zijn verrekijker naar het beginstuk van de [straatnaam 2.29] en zag dat er vier personen, waaronder [verdachte] en [medeverdachte 8], recht op hem af kwamen lopen. De plek waar gefluit en oerwoudgeluiden vandaan waren gekomen bleek de oprit van de woning van de [adres 2.29] te zijn. [52]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt het volgende.
[Verdachte] is om 18.26 uur gebeld door [medeverdachte 12]. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 5] moet vragen waar ze moeten wachten. [medeverdachte 12] antwoordt dat hij niet met hem is, dat hij staat te wachten bij kassen in een straatje en dat [verdachte] [medeverdachte 6] moet bellen. [53]
Om 18.54 uur spreekt [medeverdachte 8] met [medeverdachte 5] en zegt dat de mensen hier kankergek aankijken. [Medeverdachte 5] zegt dat hij naar achteren moet gaan, over de brug, dat zij de verkeerde brug hebben genomen. [54]
Om 19.47 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 12]. [verdachte] loopt te hijgen, lijkt paniekerig en zegt: “Ibahaz, ibahaz”. [55]
Om 20.28 uur belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] zegt hem dat zij in nood zijn, dat ze gespot zijn en dat zij de tankkosten regelen. [medeverdachte 4] zegt dat [naam] pas om tien uur een “waggie” heeft. Hij zegt dat hij ook zijn Ford Ka kan pakken, dat hij een jerrycan gaat vullen en gaat tanken, maar dat die auto geen APK heeft. [medeverdachte 5] zegt dat zij de APK betalen en dat [medeverdachte 4] moet opschieten. [56]
Om 21.35 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en zegt: “Luister, je weet dat we bijna in een huis hebben ingebroken? Je weet dat ik werd gezien en de achtervolging bla bla? Weet je wat je moet doen? Want ze staan hier in de buurt! Je moet kleren (de Prada broek, sokken en de Zara jasje) en geld (ik heb geen geld) in een zakje naar beneden gooien, ik ga buiten staan want als ik vandaag niet wordt opgehaald dan betekent dat dat ze het niet weten. [57]
[Verdachte] wordt om 21.52 uur gebeld door [medeverdachte 1]. [Verdachte] zegt dat hij samen met [medeverdachte 5] een huis aan het openen was, maar dat ze niks hebben meegenomen omdat een bewoner thuis kwam. Ze gingen weg en zagen een man bij een auto. [Verdachte] heeft gerend en is helemaal nat van het zweet. [58]
[Verdachte] heeft ter zitting van 1 april 2019 verklaard dat hij op een bruggetje in Honselersdijk heeft gestaan. [59]
Oordeel hof
Op grond van deze bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 5] en [verdachte] samen geprobeerd hebben in te breken door sloten te forceren.
Feit 12: zaak 2.34 – [adres 2.34] te Den Haag
Feiten en omstandigheden
Op 30 november 2013 is aangifte gedaan van een poging tot inbraak in de rijtjeswoning aan [adres 2.34] in Den Haag. De bewoners, onder wie [aangever 2.34], zijn van Turkse afkomst. Er zijn geen goederen weggenomen en er is niemand binnen geweest. [60] Er is geprobeerd de woning via de achterdeur binnen te gaan. Men heeft de cilinder van het slot van de deur afgebroken en weggenomen. Ook was het uitzetraam boven de achterdeur open gebroken. Er is vijfmaal met een breekwerktuig aan de onderzijde in de sluitnaad gestoken. Het uitzetijzer van dit raam is kapot gebroken. Het uitzetijzer hing aan één zijde los en verbogen. [61]
Op 28 november 2013 om 20.30 uur hebben drie bikers [medeverdachte 2] na een korte achtervolging aan de Dorpersdreef staande gehouden en onderworpen aan een ID-controle. Tevens blijkt uit onderzoek uit het bedrijfsprocessensysteem van de Politie Eenheid Den Haag dat een dergelijk voorval niet voorkomt behalve op donderdag 28 november 2013. [62]
Op 1 december 2013 tussen 21.43 uur en 21.48 uur hebben er gesprekken plaatsgevonden in de Opel Astra met kenteken [kenteken 1]. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de stem van [verdachte] herkend. [63] In de opnames is te horen dat hij tegen twee onbekende mannen zegt dat hij eergisteren geld nodig had, en dacht: “ik ga gewoon die kanker Turken pakken”, dat hij met een jongen was die gewoon durft, dat het niet lukte met de cilindertrekker, dat die bleef zitten, dat hij kankerlang bezig was, eerste keer een half uurtje, dat neven hem bellen en zeggen dat de politie in de buurt rijdt, zes bikers, en dat ze uit moeten kijken. Opeens ziet hij hard een fiets aan komen rijden. Hij rent weg. [64] [verdachte] vertelt vervolgens dat hij bosjes ziet en erin springt. De politie pakt vervolgens de andere jongen en controleert hem op zijn identiteit. [65]
Uit afgeluisterde tapgesprekken blijkt dat [verdachte] op 28 november 2013 om 19.19 uur wordt gebeld door [medeverdachte 12]. [verdachte] wordt door [medeverdachte 12] gewaarschuwd dat “ibash richting jullie lopen”. [66]
Om 19.25 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 12]. [medeverdachte 12] zegt dat zij “richting osso gingen”, dat hij nu op [straatnaam 2.34] is en hij vertelt op welke locaties politieagenten staan/rondlopen. [67]
Om 19.50 uur wordt [medeverdachte 2] weer gebeld door [medeverdachte 12]. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 12] de hele dag belt, maar dat ze bezig zijn. [medeverdachte 12] zegt eerst dat twee bikers die kant op komen, maar vervolgens dat het er maar eentje is, omdat die anders is “geplijt”. [68]
Om 20.04 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] waarschuwt [medeverdachte 2] dat het AT door [straatnaam 2.34] rijdt. [69]
Om 20.05 uur wordt [medeverdachte 2] weer gebeld door [medeverdachte 3] met de mededeling “ze komen naar ons toe” en “bij [straatnaam 2.34]”. [70]
Om 20.08 zijn via de telefoonlijn tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rengeluiden en “ibash” te horen. [71]
Om 20.23 uur ontvangt [medeverdachte 2] een sms van [medeverdachte 3] dat twee bikers rondrijden en hij verstopt moet blijven. [72]
Om 20.29 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en vertelt dat er bikers zijn die hem net hadden gepakt voor een ID-controle. [73]
Oordeel hof
Het hof leidt uit de inhoud van het OVC-gesprek af dat de spreker daderwetenschap van de inbraak heeft. [verdachte] ontkent als spreker in dit gesprek te zijn opgetreden. Het hof gaat aan deze niet geconcretiseerde betwisting voorbij en acht op grond van de stemherkenning en het steunbewijs uit de afgeluisterde telefoongesprekken wel degelijk bewezen dat het [verdachte] is die deelneemt aan dit gesprek. De wetenschap waarvan in dit gesprek wordt blijk gegeven, vindt immers steun in het tapgesprek van 19.19 uur, waaruit volgt dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] bezig is met activiteiten die niet gezien mogen worden door de politie, terwijl uit het gesprek om 19.50 uur blijkt dat [medeverdachte 2] de door [medeverdachte 12] gegeven informatie hardop herhaalt.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op 28 november 2013 hebben geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2.34] in Den Haag.
Feit 19: zaak 2.44 – [adres 2.44] te Den Haag
Feiten en omstandigheden
Tussen zaterdag 21 december 2013 te 19.15 uur en zondag 22 december 00.50 uur is ingebroken in de woning aan de [adres 2.44] in Den Haag. [74]
Aan de achterzijde van de woning werd de cilinder uit het slot van de actieve vleugeldeur verwijderd. De cilinder was in zijn geheel verdwenen en de deur stond open. [75]
Aangeefster [aangever 2.44] heeft in de middag de woning samen met haar familie verlaten om naar de bruiloft van haar dochter te gaan. Ze verklaart dat zij omstreeks 01.00 uur thuiskwam en zag dat er was ingebroken. Er is ongeveer € 1.600,- weggenomen. Zij mist ook sieraden. Enkele sieraden zijn in Amsterdam gekocht bij Gassan. Er zijn onder meer een ketting met hanger van het merk Chopard en sieraden van het merk Wellendorf en Marco Bicego weggenomen. [76]
Er is aan gouden sieraden ter waarde van € 200.000,- tot € 300.000,- weggenomen. [77]
De bewoners van de woning aan de Kloveniersgaarde 20 zijn familie van [medeverdachte 7]. [78]
Een weggenomen ketting met hanger van het merk Chopard en een horloge zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 5] en door aangeefster herkend als weggenomen uit haar woning. [79]
Met de telefoon van [medeverdachte 5] zijn op 22 december 2013 en 23 december 2013 de website van Gassan en websites van merken gelijk aan de merken van de weggenomen sieraden bezocht, waaronder de merken Wellendorf en Marco Bicego. [80]
Op 4 december 2013 is bij het NFI tracermateriaal samengesteld en gecodeerd [AAEZ1943NL]. Het tracermateriaal is verwerkt in flockvezels en in crème. Op 9 december 2013 is dit tracermateriaal overgedragen aan een medewerker van het observatieteam van de politie-eenheid Den Haag. [81]
In de Opel Astra met het kenteken [kenteken 1] werd door het team Observatie & techniek van de politie-eenheid Den Haag op 16 december 2013 de door het NFI ontwikkelde tracer en marker met het nummer AAEZ1943NL aangebracht. [82]
Bij het onderzoek in de woning [adres 2.44] werden op diverse plaatsen tracers aangetroffen. [83]
In de bemonsteringen [AAEZ1564NL], [AAEZ1565NL], [AAEZ1567], [AAEZ1568NL], [AAEZ1569NL], [AAEZ1570NL] en [AAEZ1571NL] is de specifieke component aangetoond. Deze component is zodanig specifiek, dat het in de opinie van het NFI is uitgesloten dat deze een andere herkomst heeft dan het aangemaakte tracermateriaal [AAEZ1943NL]. Er zijn geen overeenkomende flockvezelsporen aangetroffen in de bemonsteringen. Het ligt daarmee voor de hand dat de overdracht van teruggevonden tracermateriaal naar de plaats delict is verlopen via de crème. [84]
Uit onderzoek naar de mobiele telefoons van een aantal verdachten volgt dat er op 20 december 2013 en 21 december 2013 verschillende telefoongesprekken tussen de verdachten hebben plaatsgevonden. Op 21 december 2013 vonden er diverse gesprekken plaats met de telefoons van [medeverdachte 2], [medeverdachte 7], [medeverdachte 5], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 10]. Verbalisanten hebben de deelnemers aan deze gesprekken aan hun stemmen herkend als zijnde [medeverdachte 2], [medeverdachte 7], [medeverdachte 5], [medeverdachte 10], [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 8]. De stemherkenning van [medeverdachte 7] [85] en [verdachte] [86] wordt bovendien ondersteund doordat hun (bij)namen worden genoemd en zij hierop reageren. De stemherkenning van [medeverdachte 2] vindt steun in de omstandigheid dat in een van de gesprekken wordt verzocht aan [medeverdachte 2] door te geven dat hij [medeverdachte 1] moet bellen, wat [medeverdachte 2] vervolgens doet. [87]
Op 20 december 2013 belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 2] waarbij hij hem laat weten dat hij over morgen wil praten. [88]
In een gesprek op 21 december 2013 om 16.52 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 7] hoe laat hij vrij is. [medeverdachte 7] antwoordt dat hij om 8 uur vrij is. [medeverdachte 2] zegt dan: “Jo maar tha bitch is gonna merry him today toch.” [medeverdachte 7] antwoordt: “maar today tot 12”. [medeverdachte 2]: “tot 12 gewoon.” [medeverdachte 7]: “ja”. Vervolgens gaat het gesprek over autosleutels en zegt [medeverdachte 7] in antwoord op een vraag van [medeverdachte 2]: “ik ben voor half 9 wel in buurt” en “ik ken meedoen als je wilt, maar ik wil naar binnen deze man.” [medeverdachte 2] sluit het gesprek af met de zin: “kom naar buurt en we kijken of we gaan.” [89]
Om 18.33 uur belt [medeverdachte 2] weer met [medeverdachte 7] en vraagt hoe laat hij klaar is met werken. [medeverdachte 7] zegt: “rond 8 uur”. Vervolgens komt [medeverdachte 5] aan de lijn en zegt tegen [medeverdachte 7]: “kom wat eerder”. [medeverdachte 7] antwoordt: “doe gewoon je ding want ik ga het niet redden.” [90]
Om 19.40 uur belt [medeverdachte 2] weer met [medeverdachte 7] met de vraag of hij al klaar is. [medeverdachte 7] is bezig met opruimen. [medeverdachte 2] zegt: “kom snel richting buurt neef, probeer snel te komen want we wachten hierzo nu op jou ja.” [medeverdachte 7] antwoordt: “Je moet gewoon je ding doen, je weet toch.” [medeverdachte 2] zegt: “Nee, nee, mohiem er is iets daarom, wij willen aan jou vragen daarom kom snel naar buurt.” [91]
Om 20.09 uur belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 2] en laat weten waar hij is. [medeverdachte 2] zegt: “kom snel naar buurt dan neef, wij willen beginnen he. Daarom, ik ken jou zo niet bellen, begrijp je, daarom als wij bezig zijn kan ik jou niet bereiken daarom ik zeg kom snel, als je hier binnen 20 minuten dan bent dan kom ik snelle jelle naar hoek om jou te halen. [medeverdachte 7] vraagt: “Waar wil je naartoe gaan (…) Die ene gewoon toch.” [medeverdachte 2] antwoordt: “Ja ja, kom snel naar buurt man, wij wachten de hele dag op jou.” [92]
Wanneer [medeverdachte 2] een minuut later wordt gebeld door [medeverdachte 10] zegt hij dat zij bezig zijn, dat de buurt heet is en dat ze ook weg gaan uit de buurt als ze klaar zijn. [93]
[verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte 1] om 20.14 uur. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] een “pastie” te regelen. [medeverdachte 2] heeft die nodig. [94]
Om 20.16 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1]: “Joh waar is die ding van jou dan, heb je hem.” [medeverdachte 1] antwoordt: “ja maar jullie moeten hem komen pakken bro.” [medeverdachte 2]: “Wacht, hij belt mij nu, wacht wacht.” [medeverdachte 1]: “Zeg kom naar mijn deur.” [medeverdachte 2]: “wij komen nu naar je toe scoro (fon) tegenover jou.” [medeverdachte 1]: “Nee, kom, kom gewoon voor mijn deur.” [medeverdachte 2]: “voor jou deur”. [medeverdachte 1]: “ja toch”. [medeverdachte 2]: “ja toch is goed. Wij komen.” [95]
Om 20.17 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] zegt hem dat “die twee dikzakken” door de buurt lopen. Door de verbalisant is bij het desbetreffende tapgesprek opgemerkt dat met de twee dikzakken wordt bedoeld de wijkagenten [verbalisant 9] en [verbalisant 2] . [96]
Om 20.52 uur waarschuwt [medeverdachte 8] [medeverdachte 5] dat er een zwarte Polo aankomt. Hij denkt dat het “die familie” is, maar weet het niet zeker. [97]
Om 21.19 uur en 21.40 uur wordt [medeverdachte 8] gebeld door [medeverdachte 5] met de vraag waar hij is en het verzoek naar “hoekje Dreef” te komen. [medeverdachte 5] zegt dat [naam] op de hoek moet staan en [medeverdachte 8] bij [medeverdachte 7]. [98]
Om 21.45 uur belt [medeverdachte 10] naar [medeverdachte 8]. Hij zegt hem dat het busje bij de Dreef is. [medeverdachte 8] vraagt hem in welke richting hij gaat. [medeverdachte 10] moet van [medeverdachte 8] kijken of hij de straat van [medeverdachte 4] in gaat of een ander straatje. [99] [medeverdachte 10] zegt om 21.49 uur dat er ook een Touran rijdt en ze allebei het straatje van [medeverdachte 4] in zijn gegaan. [100]
Om 21.51 uur belt [medeverdachte 8] naar [medeverdachte 5]. Hij zegt dat er politie in de buurt rijdt. Op een vraag van [medeverdachte 5] waar de Touran naar toe is gegaan, zegt [medeverdachte 8] dat hij dat niet weet, maar dat er ook de hele dag een bus rondrijdt. [101]
Om 21.53 uur belt [medeverdachte 8] naar [medeverdachte 10] met de vraag of ze allebei “zbit” zijn. [medeverdachte 10] zegt dat de bus richting het Pagepark ging en dat de Touran achter bij “[naam]” is. [102]
[medeverdachte 8] belt vervolgens om 21.54 uur naar [medeverdachte 5] en zegt dat de bus “zbit” is gegaan en de Touran ergens bij de Dreef is, in een straat bij “[naam]”. [103]
Tussen 22:21 uur 22:29 uur wordt telefonisch afgesproken waar men elkaar gaat treffen. [104]
In een telefoongesprek op 22 december 2013 zegt [medeverdachte 7] tegen [medeverdachte 2] dat hij niks meer moet verkopen en dat hij heeft gehoord dat het “3 barki doezoe” waard is. [105]
Uit een onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van de eenheid Den Haag blijkt dat binnen een straal van 1000 meter rondom de [adres 2.44] tussen 19.15 uur en 00.50 uur geen andere woninginbraak plaatsvond. [106]
Oordeel hof
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] samen in de woning aan de [adres 2.44] hebben ingebroken en dat [medeverdachte 1] en [verdachte] inbrekerswerktuig (een “pastie”) hebben geregeld en dat [medeverdachte 2] dit bij hen heeft opgehaald. Het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het regelen van inbrekerswerktuig wordt in het algemeen als medeplichtigheid aangemerkt. Dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in verdergaande mate betrokken zijn bij de uitvoering van deze inbraak, is niet gebleken. Zij zullen als medeplichtigen worden veroordeeld, zodat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gezien de voorafgaande bewezen verklaarde feiten hebben zij geweten dat het ter beschikking stellen van inbrekerswerktuig aan [medeverdachte 2] meebrengt dat dit gereedschap gebruikt wordt bij een inbraak.
Feit 1: criminele organisatie
Onder feit 1 is – kort gezegd – deelneming aan een criminele organisatie tenlastegelegd.
Het hof zal eerst het beoordelingskader bespreken voor de criminele organisatie. Daarna zal het hof de feiten bespreken waarvan de verdachte – zoals reeds overwogen – zal worden vrijgesproken, maar waarvan het hof de betrokkenheid van de verdachte aan het desbetreffende feit wel zal meewegen in het kader van de criminele organisatie. Tot slot zal het hof zijn oordeel geven.
I.
Beoordelingskader
Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon (vgl. HR 26 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1974, NJ 1994/161). Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie (vgl. HR 9 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8470) of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 29 januari 1991, NJB 1991, 49 (afl. 17), HR 22 januari 2008, LJN:BB7134, NJ 2008,72)).
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dit artikel bedoelde oogmerk (vgl. HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Gelet op het voorgaande moet de vraag worden beantwoord of in deze zaak sprake is geweest van een op het plegen van woninginbraken gerichte organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en, zo ja, of de verdachte heeft behoord tot dat criminele samenwerkingsverband en of hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen dan wel gedragingen heeft ondersteund die (mede) strekten tot of verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.
II.
Feiten
Zaak 2.22 - [adres 2.22] te Den Haag
Feiten en omstandigheden
Op 28 september 2013 tussen ongeveer 18.15 uur en 21.15 uur vond een inbraak plaats in de woning aan de [adres 2.22] in Den Haag. Bij de inbraak zijn onder meer een portemonnee (met onder meer een bankpas en ID-kaart) en sieraden weggenomen. Deze goederen behoren toe aan [aangever 2.22] en/of [benadeelde 2.22]. Aangeefster [aangever 2.22] heeft verklaard de Colombiaanse nationaliteit te hebben. [107]
Op 14 januari 2014 werd in de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] een portemonnee met daarin een bankpas en een ID-kaart, beide op naam van [benadeelde 2.22], alsmede een hanger en beeldje aangetroffen die aan [benadeelde 2.22] toebehoren. [108]
Zendmastgegevens wijzen uit dat de telefoons van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] rond het tijdstip van de inbraak zendmasten aanstralen in de nabije omgeving van de [adres 2.22], ver buiten hun eigen buurt, en dat er diverse telefoongesprekken plaatsvinden met deze telefoons. [109] De stemmen van [medeverdachte 8], [verdachte] en [medeverdachte 7] zijn herkend door verbalisanten. [110] Onder andere de bijnaam van [verdachte], “[bijnaam verdachte]”, wordt in de gesprekken genoemd. [111] Uit de tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 8], [verdachte] en [medeverdachte 7] rond het tijdstip van de inbraak buiten adem zijn en hijgen, terwijl zij met elkaar bellen. [112] Zij hebben het erover dat zij moeten wegwezen (“zbit”), dat er een motoragent rond rijdt, dat er politie (“ibahesh”) in de buurt is en dat ze niet opvallend moeten doen. [113]
In het stadsgedeelte in Den Haag waar de [straatnaam 2.22] is gelegen zijn op 28 september 2013 geen andere woninginbraken gepleegd. [114]
Op 16 december 2013 vond een OVC-gesprek in de Opel Astra plaats. De stemmen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] zijn herkend door een verbalisant. [115] Zij hebben het over [straatnaam 2.22], dat er een tip was en dat bij een Colombiaans meisje € 40.000 in de kluis zou zitten. In het gesprek vertelt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 11] dat niet hij, maar zijn broer ging. [116]
Oordeel hof
Gelet op de verwijzing naar de [straatnaam 2.22] en het feit dat aangeefster van Colombiaanse afkomst is, gaat het hof ervan uit dat in het OVC-gesprek over de inbraak in de woning aan de [adres 2.22] wordt gesproken.
De periode gelegen tussen 28 september 2013 en 14 januari 2014 is dermate lang dat het enkele bezit van de bankpas en ID-kaart van [benadeelde 2.22] geen bewijs van betrokkenheid van [verdachte] bij de inbraak oplevert. Ook kan uit het voorhanden bewijs niet worden afgeleid dat [verdachte] in de woning is geweest dan wel een rol als medepleger heeft gehad. Om die reden wordt [verdachte] zoals eerder overwogen vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak.
Echter op grond van het aantreffen van een deel van de buit in combinatie met de tapgesprekken, zendmastgegevens en het OVC-gesprek van 16 december 2013 gaat het hof wel uit van betrokkenheid aan dit feit, hetgeen zal worden meegewogen in het kader van de criminele organisatie.
Zaak 2.35 – [adres 2.35] te Honselersdijk
Feiten en omstandigheden
Op 5 december 2013 tussen 16.00 uur en 21.20 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in de vrijstaande woning aan de [adres 2.35] te Honselersdijk. Aangever [aangever 2.35] verklaart dat hij eigenaar is van de woning gelegen aan de [adres 2.35] te Honselersdijk. Op het terrein van de woning is ook het bedrijf “[bedrijfsnaam 2.35]” van aangever en zijn broer gevestigd. Om 16.00 uur werd de woning in goede staat achtergelaten. Zijn broer is om 18.00 uur weggegaan. Er was hem niets vreemds opgevallen. Om 21.20 uur zag aangever aan de achterzijde van de woning dat het uitzetraam naast de achterdeur was opengebroken. Binnen bleken alle lades en kasten in alle vertrekken open te staan.
Er bleek ook te zijn ingebroken in het kantoor van het bedrijf. Het uitzetraam van het kantoor was opengebroken. In het kantoor waren alle kasten opengetrokken. Hij zag daar de kapotgeslagen spaarpotten van zijn kinderen liggen. Deze stonden in een kast in de woning. [117]
Op 15 december 2013 heeft aangever aanvullend aangifte gedaan over de goederen die bij de inbraak op 5 december 2013 zijn weggenomen. [118] Hij verklaart dat uit het (bedrijfs)kantoor een geldbedrag van ongeveer
€ 2.000,- is weggenomen. Uit de woning zijn spaarpotten met daarin ongeveer € 300,- tot € 500,- aan contant geld, een geldbedrag van ongeveer € 1.000,- (uit het kantoor in huis), een dunne gouden schakelketting, een gouden ketting met naamplaat met inscriptie [naam], een gouden ketting met naamplaat met inscriptie [naam], een gouden geboorte-armband met inscriptie [naam] [geboortedatum] en gouden oorringen weggenomen. Voorts is een laptop weggenomen. [119]
De inhoud van de spaarpotten bestond voor het grootste gedeelte uit muntgeld. Het geboorte-armbandje en de andere sieraden lagen in de badkamer in de woning. Het uit het kantoor in huis weggenomen geld bestond hoofdzakelijk uit papier geld en het uit bedrijfskantoor weggenomen geld was hoofdzakelijk muntgeld geweest. De computer had op het kantoor van het bedrijf gestaan. [120]
Er is onderzoek gedaan naar braaksporen in deze woning. In de onderzijde van het draairaam aan de achterzijde van de woning is een indrukspoor geconstateerd, vermoedelijk veroorzaakt door een schroevendraaier, en een indrukspoor vermoedelijk veroorzaakt door een breekijzer. Het raamboompje en uitzetijzer waren ontzet. Voorts is een ruit van het kantoor verbroken. [121]
Uit bakengegevens is gebleken dat de Opel Astra met kenteken [kenteken 1] op 5 december 2013 tussen 18.00 uur en 21.20 uur in en om Honselersdijk was, waaronder de [straatnaam 2.35]. Van 20.01 uur tot 21.01 uur was het voertuig constant op de [straatnaam 2.35] te Honselersdijk aanwezig. [122]
Op 5 december 2013 hebben de telefoons van [verdachte] tussen 20.14 uur en 21.35 uur, van [medeverdachte 2] tussen 20.14 uur en 21.00 uur en van [medeverdachte 3] tussen 20.31 uur en 20.40 uur meerdere malen zendmasten aangestraald in de nabije omgeving van de woninginbraak. [123]
Op 5 december 2013 zijn in de auto met kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Door verbalisant [verbalisant 3] zijn de stemmen van [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] herkend [124] en door verbalisant [verbalisant 10] zijn de stemmen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] herkend. [125] Deze stemherkenningen wordt ondersteund doordat de (bij)namen van [medeverdachte 5] [126] , [medeverdachte 2] [127] en [verdachte] [128] worden genoemd en waarop door hen wordt gereageerd. Uit de opgenomen gesprekken blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 8] in de auto zitten. [129] [medeverdachte 2] belt [verdachte] en zegt dat hij nu moet komen en “daar” langs moet rijden. Vervolgens stappen meerdere mensen in de auto. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] vertellen dat ze buit hebben gepakt en dat ze ook in het kantoor hebben gezocht. [130] De buit wordt beschreven als veel muntgeld, spaarpotten en een baby-armbandje. [131] Ze hebben zowel in het huis als in het bedrijf geld gevonden. [132]
Oordeel hof
Het hof leidt uit voornoemde OVC-gesprekken af dat [verdachte] behulpzaam is geweest bij het plegen van deze inbraken door de auto te besturen waarmee men naar Honselersdijk is gereden en weer terug is gegaan naar Den Haag. Deze rol en handelingen worden in het algemeen aangemerkt als medeplichtigheid. Dat [verdachte] in verdergaande mate betrokken was bij de uitvoering van de inbraak is het hof niet gebleken. Om die reden wordt [verdachte] zoals eerder overwogen vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak. Wel zal deze betrokkenheid aan dit feit worden meegewogen in het kader van de criminele organisatie.
Zaak 2.36 – [adres 2.36] te Schipluiden
Feiten en omstandigheden
Op 5 december 2013 tussen 18.30 uur en 22.30 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in de vrijstaande woning aan de [adres 2.36] te Schipluiden. Aangeefster [aangever 2.36] heeft verklaard dat zij omstreeks 18.30 uur de woning had verlaten. Bij thuiskomst omstreeks 22.30 uur zag zij dat in de woonkamer en slaapkamers kasten en laden waren doorzocht. In het schuifraam van de achterste slaapkamer zat een barst en er zat een rol tapijt tussen het schuifraam en het kozijn waardoor het raam openstond. [133] Men was via dit schuifruim binnengekomen. [134]
In de woning waren drie honden achtergebleven. Op een stoel in de woonkamer lag een zwart toilettasje dat normaal boven in de slaapkamer lag. In het toilettasje zat kleingeld. Het geld was afkomstig uit een metalen doosje dat in de slaapkamer stond. Weggenomen zijn een trouwring (met inscriptie [naam]) en een gouden slavenarmband uit een rood suède doosje, vier biljetten van € 50,- uit een klein Chinees tasje, een dameshorloge, Engelse ponden, een 100 dollar biljet en een gouden schakelarmband met gouden munten. [135]
Op 5 december 2013 zijn tussen 18.20 uur en 19.20 uur in de auto met kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Eerst door verbalisant [verbalisant 3] [136] en later ook door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn de stemmen van [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] herkend. [137] De stemherkenning wordt ondersteund doordat de (bij)namen van [medeverdachte 2] [138] , [verdachte] [139] , [medeverdachte 5] [140] , [medeverdachte 8] [141] en [medeverdachte 3] [142] worden genoemd en vooraf precies wordt besproken wie mee mag. [143] Uit de bakengegevens is gebleken dat de auto op het moment van de gesprekken in en om Schipluiden was, waaronder de [straatnaam 2.36]. [144] Tijdens deze gesprekken is te horen dat [medeverdachte 5], [medeverdachte 8], [medeverdachte 3] en [verdachte] in de auto zitten.
Omstreeks 18.27 uur zegt [medeverdachte 5] dat hij en anderen uitstappen en naar het huis gaan en dat [verdachte] verder moet rijden en die kant op moet komen als er “Ibash” komt, waarna de portieren worden geopend en gesloten, de auto weer verder rijdt en de motor uit wordt gezet. [145]
Omstreeks 19.11 uur wordt de motor gestart. [verdachte] voert op de luidsprekerstand een telefoongesprek met [medeverdachte 5] en geeft aan dat hij voor “die osso” is. [146]
Omstreeks 19.16 uur stappen ze weer in. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] zeggen dat [verdachte] de straat uit moet rijden. [medeverdachte 3] vraagt of ze het tasje zijn vergeten en merkt vervolgens op dat er alleen maar losgeld in zat. [medeverdachte 5] zegt: “Maar [verdachte] weet je hoe groot die kanker huis is. (…) Van voor lijkt het niks maar hij is laaang.” [medeverdachte 2] zegt dat ze in woonkamer waren en denkt dat ze gezien zijn. [medeverdachte 8] merkt op dat de persoon die uit de auto stapte gehoord moet hebben dat hij tegen de deur aanknalde. [147] [verdachte] vraagt waar de dollars zijn. [medeverdachte 2] merkt op dat het tasje nog op de bank ligt en dat er honden waren. Vervolgens merkt hij op dat het geen dollars, maar ponden zijn. [148] [medeverdachte 8] vertelt later die avond aan [medeverdachte 1] dat ze die dag een villa hebben gepakt bij Schipluiden en dat het chaos was, omdat een man thuis kwam en [medeverdachte 8] hard met zijn hoofd tegen het raam kwam. [149]
De telefoon van [medeverdachte 2] heeft ten tijde van de inbraak een zendmast in de omgeving van de woning aangestraald. [150]
Oordeel hof
Het hof leidt uit het OVC-gesprekken af dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] gezamenlijk daadwerkelijk in de woning zijn geweest om daar spullen weg te nemen. Met name de verwijzing naar het tasje met alleen losgeld dat ze op de bank hebben laten liggen, de honden, de ponden en de dollars komen overeen met de aangifte. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] deze inbraak in vereniging hebben gepleegd.
Het hof leidt uit de OVC-gesprekken af dat [verdachte] hierbij behulpzaam is geweest door de auto te besturen waarmee men vanuit Den Haag naar Schipluiden is gereden en weer terug is gegaan naar Den Haag. Deze rol en handelingen worden in het algemeen aangemerkt als medeplichtigheid. Dat [verdachte] in verdergaande mate betrokken was bij de uitvoering van de inbraak is het hof niet gebleken. Om die reden wordt [verdachte] zoals eerder overwogen vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak. Wel zal deze betrokkenheid aan dit feit worden meegewogen in het kader van de criminele organisatie.
Zaak 2.37 – [adres 2.37] te Den Haag
Feiten en omstandigheden
Op 8 december 2013 tussen 16.15 uur en 20.10 uur heeft een poging tot woninginbraak plaatsgevonden aan [adres 2.37] te Den Haag. Aangever [aangever 2.37] verklaart dat hij denkt dat er gepoogd is in te breken [151] . Uit een in de woning verricht sporenonderzoek blijkt dat is getracht een naar buiten openslaand raam open te breken. Er is vijf keer in de sluitnaad gestoken met vermoedelijk een breekijzer van ongeveer 20 mm breed. Door de uitgeoefende kracht brak het binnenste glas van het raam en de onderste raamsluiting af. De aangever [aangever 2.37] heeft verklaard dat het bij een poging tot inbraak is gebleven. [152]
Op 8 december 2013 zijn aan het eind van de middag en het begin van de avond in de auto met het kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Door verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zijn onder andere de stemmen van [medeverdachte 5], [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herkend. [153] De stemherkenning vindt steun in de omstandigheid dat de bij(namen) van [medeverdachte 1] [154] , [medeverdachte 5] [155] , [verdachte] [156] , [medeverdachte 2] [157] en [medeverdachte 3] [158] worden genoemd.
Tevens zijn op die tijdstippen telefoongesprekken opgenomen tussen de nummers van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en tussen de nummers van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10]. In de tapgesprekken zijn de stemmen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 10], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] herkend door verbalisant [verbalisant 3]. [159] Deze herkenning wordt ook ondersteund doordat de bijnaam van [medeverdachte 3] wordt genoemd. [160]
Om 18.07 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 3] een “skandia” te pakken en naar de OBS Erasmus te komen. [161]
Om 18.11 uur wordt [medeverdachte 2] via de telefoon van [medeverdachte 1] gewaarschuwd dat er bikers staan op de plek waar ze met [medeverdachte 3] hebben afgesproken. [162] [medeverdachte 2] belt direct naar [medeverdachte 3] en zegt tegen hem dat er bikers staan bij de OBS Erasmus, dat de jongens bij de Melis Stokelaan zijn en dat hij daar heen moet komen. [medeverdachte 3] zegt dat hij iets heeft gevonden, maar “het ding” niet kan vinden, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij iets goeds mee moet nemen. [163]
Omstreeks 18.20 uur bevinden [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] zich in of nabij de Opel Astra. [medeverdachte 5] vraagt of [medeverdachte 3] een “skandia” heeft en waar nog handschoenen zijn. [medeverdachte 3] zegt dat hij de “skandia” niet kon vinden en [verdachte] zegt dat er handschoenen in de kofferbak liggen. [164]
Omstreeks 18.29 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat “hun” volgens hem al binnen zijn. [165]
Omstreeks 18.42 uur spreekt [medeverdachte 1] met een persoon door de telefoon, zegt hij tegen [verdachte] dat [medeverdachte 5] hem vraagt in zijn eentje naar de parkeerplaats bij Condor City te komen en dat [medeverdachte 5] tijdens het stellen van die vraag aan het rennen was. Hij zet vervolgens [verdachte] af bij een portiek. [166]
Omstreeks 18.47 uur voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek met [medeverdachte 2]. Hij vraagt waar ze zijn. [Medeverdachte 2] zegt dat zij [medeverdachte 1] zien. Te horen is dat er mensen in de auto stappen. [167]
Omstreeks 18.52 uur vraagt [medeverdachte 2] in de auto of hij langs wil rijden. [Medeverdachte 5] zegt hierop “[straatnaam 2.37]”. Op een vraag antwoordt [medeverdachte 5] “alleen achterkant he”, “hij is niet open”, “hij ging wel open, maar in een keer hoor ik clash” en “alleen de binnenste is kapot. Glas.” [168]
In een straal van 2500 meter is geen andere (poging tot) woninginbraak gepleegd. [169]
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof kunnen [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 3] niet als mededaders worden aangemerkt. Hun handelingen bestaan uit het regelen van gereedschap, het op de uitkijk staan of het besturen van een auto waarmee anderen nadien worden afgezet of opgehaald. Deze rol en handelingen worden in het algemeen aangemerkt als medeplichtigheid. Dat zij in verdergaande mate betrokken waren bij de uitvoering van de poging tot inbraak is het hof niet gebleken. Om die reden wordt [verdachte] zoals eerder overwogen vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak. Wel zal zijn betrokkenheid aan dit feit worden meegewogen in het kader van de criminele organisatie.
Zaak 2.41 – [adres 2.41] te Honselersdijk
Feiten en omstandigheden
Op 15 december 2013 tussen 18.40 uur en 20.30 uur heeft in de vrijstaande woning aan de [adres 2.41] in Honselersdijk een inbraak plaatsgevonden. Aangeefster
[aangever 2.41] heeft verklaard dat zij, toen zij thuiskwam omstreeks 20.30 uur, zag dat het uitzetraam in haar huiskamer open stond. Het klapraampje boven dit raam was ook opengebroken met een breekvoorwerp. De moeten waren op het raam te zien. Er werden twee zilverkleurige dameshorloges, meerdere enveloppen met daarin contant geld (€ 5.000,-), een gouden ring en overschrijvingsformulieren van de Rabobank weggenomen. De weggenomen goederen waren eigendom van aangeefster. [170]
Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat er op deze dag in het Westland, gemeente Honselersdijk, geen andere woninginbraken zijn gepleegd. [171]
Uit onderzoek naar de bakengegevens van de auto met het kenteken [kenteken 1] is gebleken dat deze auto op 15 december 2013 tussen 18.39 uur en 19.35 uur zich in de directe en nabije omgeving van de woning aan de [adres 2.41] in Honselersdijk bevond. [172]
Onderzoek met behulp van het programma DCS toont aan dat de mobiele aansluiting in gebruik bij [verdachte] op 15 december 2013 tussen 18.25 uur en 20.45 uur in de nabije omgeving van de woning waar is ingebroken is geweest. [173] De mobiele aansluiting in gebruik bij [medeverdachte 2] is op 15 december 2013 tussen 18.25 uur en 20.45 uur eveneens in de nabije omgeving van deze woning geweest. [174]
Op 15 december 2013 zijn in de auto met kenteken [kenteken 1] gesprekken opgenomen. Door verbalisant [verbalisant 3] zijn de stemmen van [verdachte], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] herkend. [175] Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de stemmen van [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] herkend. [176] Deze herkenningen worden gedeeltelijk bevestigd doordat (bij)namen van [verdachte] [177] en [medeverdachte 11] [178] in de gesprekken worden genoemd.
Tijdens de gesprekken is vanaf 17.34 uur te horen dat [medeverdachte 2] zegt waar de handschoenen liggen, dat hij telt hoeveel paar handschoenen er zijn en aan de anderen vraagt wie zijn handschoenen al wil. [179]
Om 18.01 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] met de vraag een “voetje” te pakken en te geven als ze bij hem aan de voordeur staan. [180]
Omstreeks 18.27 uur is de stem van [medeverdachte 1] te horen. Hij vraagt wat er gaande is. [Medeverdachte 2] antwoordt hem dat ze beneden een koevoet zijn gaan pakken en vraagt of [medeverdachte 1] mee gaat. [Medeverdachte 1] merkt op dat vijf man teveel is. [Medeverdachte 5] stapt weer in de auto. Er wordt een voorwerp op de grond neergegooid en [medeverdachte 5] zegt: “deze koevoet.” [181]
Omstreeks 18.47 uur vraagt [medeverdachte 5] aan [verdachte] de auto te stoppen. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] stappen uit.
[verdachte] en [medeverdachte 11] bespreken vervolgens dat ze met een “skandie” en koevoet zijn gegaan en dat zulke raampjes van villa’s altijd makkelijk opengaan. [182]
Omstreeks 19.28 uur heeft [verdachte] telefonisch contact met “[bijnaam medeverdachte 2]” over waar hij ze moet ophalen. [183]
Omstreeks 19.33 uur stopt de auto, gaan er deuren open en wordt er weer ingestapt. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] vertellen hoe het is gegaan en wat de buit is: twee lepeltjes, enveloppen met geld (in een Rabobankding), goud, ringen, dat het om oude mensen ging en dat [medeverdachte 2] zijn jas heeft gescheurd. [184]
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] is in de kledingkast van [medeverdachte 2] in zijn slaapkamer een jas aangetroffen met daarin een scheur. [185]
Oordeel hof
Wat betreft [verdachte] heeft het hof niet kunnen vaststellen dat hij als mededader is opgetreden. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte] behulpzaam is geweest bij deze inbraak door de auto naar Honselersdijk te rijden en op [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] te wachten. Hij heeft hierdoor een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van het doel van de criminele organisatie, te weten het plegen van inbraken uit geldelijk gewin. Dit zal worden meegewogen in het kader van de criminele organisatie.
III.
Oordeel hof
Ten aanzien van de verdachte en medeverdachten in deze zaak wordt een aanzienlijke hoeveelheid woninginbraken en pogingen daartoe bewezenverklaard. Deze (pogingen tot) inbraken werden gepleegd door een min of meer vaste kern van dit samenwerkingsverband, waarbij werd gehandeld in wisselende samenstelling. De (mede)verdachten hebben daaraan deelgenomen als dader of als medeplichtige.
Daarmee is een flinke bouwsteen geleverd voor deelname aan een criminele organisatie (vgl. ook Conclusie AG Vegter, § 21, ECLI:NL:PHR:2011:BO3969).
Uit de hiervoor ten aanzien van die afzonderlijk tenlastegelegde feiten gebezigde bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de inhoud van de hieronder nader te noemen bewijsmiddelen, volgt naar het oordeel van het hof dat er sprake was van een zodanig gestructureerd samenwerkingsverband gericht op het plegen van woninginbraken dat het bestaan van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr kan worden aangenomen.
Van 29 november 2013 tot en met 20 december 2013 is de vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen in de Opel Astra met kenteken [kenteken 1] in gebruik bij verdachte [verdachte]. Nagenoeg alle verdachten zitten op enig moment in de genoemde periode in deze auto, maar vooral de als kernleden aan te merken broers [achternaam medeverdachte 1 en verdachte], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] zijn hier vaak te horen. De verdachten in deze zaak hebben zich allen grotendeels op hun zwijgrecht beroepen. Voor zover zij al hebben verklaard over het hen ten laste gelegde, hebben zij zich steeds tot hun eigen rol beperkt. Met name de OVC-gesprekken hebben daarom zicht gegeven op het onderlinge criminele samenwerkingsverband.
Uit die OVC-registraties blijkt dat voornoemde kern van de organisatie intensief contact met elkaar had en dat in die periode dagelijks werd gesproken over inbreken in (met name) woningen, waarbij de diefstallen kennelijk voornamelijk gericht waren op het wegnemen van contante gelden en sieraden.
Illustratief in dit verband zijn de gesprekken waarin wordt gezegd dat inbreken de beste manier is om geld te verdienen, beter dan overvallen [186] , dat geconstateerd wordt “wil je money dan moet je strijden” [187] , dat je weet dat je geld gaat maken op Sinterklaas en dat er daarom aan wordt gedacht om met twee groepen te gaan [188] , dat 10 december laat is, het de hoogste tijd is, mensen wel vol (hof begrijpt: grote kans op buit) moeten zitten, en dat het (hof begrijpt: een inbraak) iedereen wordt gegund, maar dat je eerst jezelf moet gunnen [189] en dat kerst mooi is om zulke dingen (villa’s) te kraken [190] , .
Het hof constateert dat in de auto frank en vrij werd gesproken over het inbreken (kraken [191] , knallen [192] , pakken [193] ) in woningen en het daartoe te gebruiken gereedschap [194] . Ook ging een heel aantal gesprekken over geld [195] (of: doekoe), goud [196] (of: gotoe) en kluizen [197] . Een deel van de door de groepsleden in de auto besproken goederen is ook specifiek te koppelen aan gepleegde woninginbraken.
Er werd in deze gesprekken tussen de inzittenden soms ook gesproken over nog te plegen en reeds gepleegde inbraken, real time maar ook terugkijkend naar al dan niet geslaagde inbraken van maanden geleden als opnieuw langs die bewuste woning werd gereden.
Uit de OVC-gesprekken blijkt voorts dat de groep vaak op pad ging op basis van tips uit hun netwerk over woningen waar ze het best konden inbreken omdat daar een grote buit te verkrijgen zou zijn. [198]
Er vonden voorverkenningen plaats (het ‘scannen’ van de woningen), door met de auto rond te rijden niet alleen in Vrederust, de wijk waarin praktisch alle verdachten woonden maar ook in aanpalende wijken en omliggende plaatsen in het Westland. [199] Deze voorverkenningen dienden er toe te bekijken in welke woningen zij zouden willen inbreken en hoe zij dat het best zouden kunnen aanpakken. De groepsleden maakten dan een inschatting van de feitelijke mogelijkheid om ongestoord en ongezien binnen te komen. In de gaten werd bijvoorbeeld gehouden wanneer de bewoners van een bepaalde woning al dan niet thuis waren en of er sprake was van een alarm of camera’s. [200]
De groep had de beschikking over verschillende breekwerktuigen om een woning binnen te komen. Die werden niet in de auto bewaard maar elders door bepaalde groepsleden. Relatief vaak werd door deze groep gebruik gemaakt van een zogenaamde cilinder- of slotentrekker maar ook werd gewerkt met andere breekvoorwerpen zoals koevoeten en schroevendraaiers. [201] Ook is gesproken over investeren in nieuwe inbrekersparafernalia zoals een alarmjammer. [202]
Uit taps en OVC-gesprekken blijkt dat het inbrekersgereedschap vóór de inbraak ergens vandaan moest worden gehaald. [203]
In de auto werd vervolgens ook afgesproken waar [204] , op welke manier [205] en met welk gereedschap, wanneer [206] en met wie zou worden toegeslagen en wat de wijze van vluchten [207] zou zijn.
Uit gespreksfragmenten volgt verder, dat tijdens de inbraken zelf een taakverdeling gold, ook al voerde niet ieder groepslid steeds dezelfde taken uit en was niet steeds elk groepslid bij iedere inbraak aanwezig omdat er in wisselende samenstellingen werd geopereerd. Er was geen sprake van een vaststaande hiërarchie, maar in onderlinge afstemming vervulde iedere verdachte een eigen rol in die feiten. Zo waren er verdachten die beschikten over een benodigde auto en waren er verdachten in het bezit van de onmisbare inbrekerswerktuigen, zoals schroeven, cilindertrekkers (in de OVC-periode had alleen [medeverdachte 8] nog een werkend exemplaar [208] ) schroevendraaiers en bouwsleutels. Eén deel van de groepsleden nam het daadwerkelijke inbreken voor zijn rekening, een ander deel stond op strategische plekken op de uitkijk. Voorts werd over het algemeen in de buurt van de inbraak met een auto rondgereden om de groepsleden in de buurt van de plaats van de inbraak te brengen en/of om na het plegen van de inbraak of bij onraad de andere groepsleden - al dan niet met buit - snel van de plaats delict weg te krijgen. Soms werd iemand uit de groep met de beschikking over een auto gebeld om een ander na een (poging tot) inbraak op te halen. [209] Gelet op de tapgegevens in het dossier onderhielden de verdachten voorafgaand, tijdens en na de delicten ook veelvuldig telefonisch contact met elkaar.
De beslissingen over wie er wel of niet mee mochten en wie welke rol had werden met name genomen door de eerdergenoemde kernleden van het criminele samenwerkingsverband: [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en de broers [achternaam medeverdachte 1 en verdachte]. Dit waren de oudere jongens van de groep. Zij hadden de meeste ervaring op inbrekersgebied en de gebroeders [achternaam medeverdachte 1 en verdachte] beschikten over een auto. [210] De jongere leden ([medeverdachte 3], [medeverdachte 6], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 12]) voerden veelal opdrachten uit voor de oudere jongens. Zij stonden op de uitkijk, regelden veelal de inbrekerswerktuigen en mochten soms ook mee naar binnen. [211] In een paar gevallen is [medeverdachte 6] een woning binnengegaan zonder leden van de oudere groep, maar met steun van [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 7]. [212]
De buit uit een concrete inbraak werd in beginsel – al dan niet naar evenredigheid – verdeeld onder de betrokken deelnemers daaraan. Gestolen goud/sieraden werden dan eerst, zo blijkt ook weer uit de gespreksfragmenten, bij een juwelier/goudhandelaar (de locatie is in het politieonderzoek niet komen vast te staan) ingeruild voor geld. [213] Dit geldt ook voor de kosten van bijvoorbeeld benzine [214] of de aanschaf van inbrekerswerktuig. [215]
Met al deze werkzaamheden leverden elk van de verdachten, als lid van de organisatie, een wezenlijk aandeel aan, dan wel ondersteunde hij in belangrijke mate gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het bedoelde oogmerk tot het plegen van inbraken.
Evenals de rechtbank, concludeert het hof dat het handelen van de verdachten ter zake van de onderlinge activiteiten met betrekking tot het inbreken een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband betrof, waarbij men één gezamenlijk oogmerk ten doel had, te weten het plegen van (woning)inbraken.
Ten slotte wordt nog het volgende opgemerkt. Praktisch alle verdachten en deelnemers aan de criminele organisatie zijn afkomstig uit dezelfde buurt, te weten de wijk Gaarden en Dreven in Vrederust in Den Haag Zuid West. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het gebruik van de G&D tag ter sprake gekomen als een door hen mogelijk gebruikte manier om hun territorium af te bakenen zoals door de politie in het dossier wordt gesuggereerd. Alhoewel noch is komen vast te staan dat de tags op muren in de wijk door een of meer van de verdachten zijn gezet, noch is gebleken dat het gebruik van de naam ‘G&D’ exclusief was voorbehouden aan de deelnemers van de criminele organisatie, is wel aannemelijk dat de deelnemers van het criminele samenwerkingsverband zich naar buiten toe manifesteerden als groep uit de G&D. Aanwijzingen daarvoor zijn niet alleen te vinden in de vernielingszaak met betrekking tot privé-auto’s van verbalisanten waar G&D op een van de motorkappen was gekrast [216] , of de in mei 2013 in een kelderbox aangetroffen raptekst [217] , maar ook uit de verschillende foto’s die zijn aangetroffen op de telefoons of laptop na aanhouding van de verdachten. Op die foto’s komt “G&D” dan wel meer voluit “Gaarde Dreef” prominent naar voren, van al dan niet zelf geknutselde kentekenplaten voor scooters tot foto’s van G&D in bankbiljetten neergelegd. [218]
Dat dit samenwerkingsverband gaandeweg is ontstaan uit een (reeds langer) bestaande vriendengroep maakt dit niet anders. Het gemeenschappelijk doel was (veel) geld verdienen door middel van woninginbraken. De bestaande vriendschapsrelaties doen niet af aan het bestaan van een criminele organisatie. Integendeel, die sociale relaties vormen in feite het smeermiddel voor de criminele samenwerking.
Periode
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat de inbraken gedurende een periode van ruim een jaar (van december 2012 tot de aanhouding van de verdachten in januari 2014) met enige regelmaat plaatsvonden. Soms zaten er slechts enkele dagen tussen de feiten. Soms werden er zelfs meerdere feiten op een dag gepleegd (zie de zaaksdossiers 2.6-2.8 en de zaakdossiers 2.35 en 2.36).
Naar het oordeel van het hof zijn er echter onvoldoende concrete aanwijzingen dat al eerder, dus vanaf de ten laste gelegde begindatum van 1 januari 2012 al sprake was van de hiervoor besproken, relatief vastomlijnde groep van nauw en structureel – zij het in wisselende samenstelling – samenwerkende personen.
Gelet op het voorgaande en op grond van feiten en omstandigheden zoals die voortvloeien uit de bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een op het plegen van woninginbraken gericht samenwerkingsverband. Daarnaast heeft hij - in de zaaksdossiers 2.22, 2.35, 2.36, 2.37 en 2.41 - ook een aandeel gehad in gedragingen/gedragingen ondersteund die [mede] strekten tot of verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte pas in beeld komt vanaf 1 april 2013. Dat brengt mee dat de periode van deelname aan de criminele organisatie wordt verkort.
Het deelnemen door verdachte aan deze criminele organisatie acht het hof echter - anders dan de rechtbank - slechts wettig en overtuigend bewezen voor de periode van 1 april 2013 tot en met 14 januari 2014.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutel.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
poging tot oplichting.
Het onder 9 en 12 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 19 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte wordt veroordeeld voor vier woninginbraken (waarvan twee pogingen daartoe), medeplichtigheid aan een woninginbraak, diefstal van een brommobiel, schuldheling, poging tot oplichting en deelname aan een criminele organisatie die erop gericht was woninginbraken te plegen om met name contant geld en sieraden buit te maken. Hij had een bepalende rol in die criminele organisatie en behoorde tot de kern daarvan.
Er werd bij het plegen van inbraken doelbewust te werk gegaan: ten aanzien van de huizen waar werd ingebroken was tevoren ingeschat dat er vermoedelijk waardevolle sieraden (bijvoorbeeld een bruidsschat) aanwezig zou zijn, dan wel dat contant geld in huis was vanwege een eigen zaak. Regelmatig vonden voorverkenningen plaats. Inbrekerswerktuigen werden verstopt. Om binnen te komen werden ramen en deuren opengebroken, terwijl anderen op de uitkijk stonden en verdachte vaak in een auto rondreed of klaar stond om de anderen meteen op te pikken en weg te rijden.
De slachtoffers van deze woninginbraken hebben zich niet meer veilig kunnen voelen in hun eigen woning. Vreemden hebben zich toegang verschaft tot die woning en hun spullen doorzocht. Daarnaast hebben zij materiële schade geleden, waaronder het verlies van onvervangbare sieraden. Verdachte was slechts uit op eigen, gemakkelijk gewin. Dezelfde houding blijkt ook uit de door verdachte gepleegde oplichting van een verzekeringsmaatschappij en schuldheling van navigatiesystemen.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft bij de op te leggen straf acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte Reclasseringsadvies van 29 maart 2019. De reclassering stelt vast dat de verdachte een structurele daginvulling en een structureel inkomen heeft en dat hij afstand heeft gedaan van het criminele sociale netwerk waarin hij zich bevond. De reclassering ziet momenteel geen problematiek die of onvermogen van de verdachte dat delictgedrag in de hand kan werken en ziet geen reden om hulpverlening in te zetten. De verdachte heeft samen met een broer een eigen kapperszaak en verwerft zich daarmee inkomsten. Hij heeft zelfstandige woonruimte en is getrouwd.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Er wordt geen meerwaarde gezien in interventies of toezicht.
Het hof heeft ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep de indruk gekregen dat de verdachte op gemotiveerde wijze doende is zijn leven een wending ten goede te geven en dat hij daarbij inmiddels ook belangrijke vorderingen heeft gemaakt. Het hof heeft er oog voor dat een gevangenisstraf dit positieve traject kan doorkruisen, maar stelt eveneens vast dat het aantal, de ernst en de aard van de bewezen verklaarde feiten maken dat niet anders dan met een gevangenisstraf van geruime duur gereageerd kan worden.
Redelijke termijn
Met betrekking tot de redelijke termijn is na onderzoek van de zaak het volgende gebleken:
  • de verdachte is op 14 januari 2014 in verzekering gesteld;
  • op 13 mei 2016 is door de rechtbank vonnis gewezen;
  • op 26 mei 2016 is namens de verdachte beroep ingesteld tegen het vonnis;
  • het dossier is op 7 juli 2016 binnengekomen bij het hof;
  • op 25 januari 2018 heeft de eerste regiebehandeling plaatsgevonden. Hieruit zijn onderzoekhandelingen gekomen;
  • de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden in de periode van 1 april 2019 tot en met 9 mei 2019;
  • dit arrest wordt gewezen op 22 mei 2019.
Het hof stelt vast dat vanaf de aanvang van de redelijke termijn op 14 januari 2014 bijna vijfeneenhalf jaar is verstreken tot het heden wijzen van het arrest, waarin een ruime periode van inactiviteit is gelegen tussen de binnenkomst van het dossier bij het hof en de regiezitting van 25 januari 2018, terwijl voor deze periode van inactiviteit geen bijzondere redenen zijn gebleken, dan wel dat die voor rekening van de verdachte zouden moeten komen. Nu slechts een deel van de overschrijding is toe te rekenen aan de omvang en de bewerkelijkheid van de zaak en het (op verzoek van de verdediging) te verrichten onderzoek is naar het oordeel van het hof de redelijke termijn zowel in de afzonderlijke fasen van de procedure als ook in het geheel overschreden. Het hof zal met deze overschrijding rekening houden door in plaats van de in beginsel passend en geboden geachte straf van 29 maanden een gevangenisstraf van 26 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, op te leggen. Het hof heeft hierbij ook rekening gehouden met de straf die wordt opgelegd in het eveneens heden uit te spreken arrest in de zaak Permanent (parketnummer 22-001263-13), alsmede met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Het hof maakt eerst enkele opmerkingen die betrekking hebben op vorderingen van diverse benadeelde partijen, over de wettelijke rente, over oplegging van de schadevergoedingsmaatregel alsmede over het al dan niet hoofdelijk toewijzen van de vorderingen van de benadeelde partijen. Daarna zullen de vorderingen per benadeelde partij worden besproken.
Rechtstreekse schade
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256).
Schattingsbevoegdheid
Voor zover schadeposten door benadeelde partijen niet zijn onderbouwd, overweegt het hof dat het voor wat betreft de vaststelling van de omvang van de schade bij de begroting niet gebonden is aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast en dat het hem vrijstaat de niet nauwkeurig vast te stellen omvang van de schade te schatten (HR 16 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2740). Op grond van het vorenstaande zal het hof in die gevallen met gebruikmaking van de hem toekomende schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek vaststellen voor welk bedrag de benadeelde partij in elk geval schade heeft geleden.
Buitenlands geld
Het hof stelt vast dat diverse benadeelde partijen vergoeding hebben gevorderd in Nederlands geld terwijl buitenlands geld is weggenomen dan wel de weggenomen goederen met buitenlands geld zijn betaald. Het hof merkt hierover op dat de schuldeiser op grond van artikel 6:123 van het Burgerlijk Wetboek, ingeval hij in Nederland een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een geldsom, uitgedrukt in buitenlands geld, naar zijn keuze veroordeling kan vorderen tot betaling in dat buitenlandse geld of in Nederlands geld.
Wettelijke rente
Het hof stelt vast dat, met uitzondering van de vorderingen die zien op de zaaksdossiers 2.18 en 2.47, in geen van de vorderingen van de benadeelde partijen vergoeding van de wettelijke rente is gevorderd, zodat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat die rente vergoed moet worden. Voor zover het hof een vordering van een benadeelde partij zal toewijzen, zal deze daarom in die gevallen niet vermeerderd worden met de wettelijke rente.
Schadevergoedingsmaatregel
Ingevolge het tweede lid van artikel 36f Sr kan de rechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen, indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol. In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis of jeugddetentie (artikel 36f, achtste lid, Sr). Onder verwijzing naar artikel 24c, derde lid, Sr bepaalt artikel 60a Sr dat bij samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr voor de maatregel geldt dat de vervangende vrijheidsstraffen gezamenlijk het maximum van een jaar niet mogen overschrijden. Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen (HR 19 juni 2006, ECLI:NL:HR:2007:AZ8788, NJ 2007/359). Slechts in uitzonderlijke gevallen kan daarvan sprake zijn. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis.
Door de verdediging is verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen nu de som van de vorderingen zodanig hoog is dat de verdachte bij toewijzing van die vorderingen niet op korte termijn in staat is te voldoen aan zijn betalingsverplichting. Toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel zal in dat geval enkel tot een verkapte gevangenisstraf leiden.
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte aangevoerde niet leidt tot de conclusie dat de verdachte in een zodanig uitzonderlijke situatie verkeert wat betreft zijn (toekomstige) draagkracht dat moet worden afgezien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. Het hof zal in die gevallen waarin dat van toepassing is, op grond van artikel 36f Sr jo. artikel 60a Sr het maximum van 365 dagen aan vervangende hechtenis naar evenredigheid verdelen over de te betalen bedragen.
Hoofdelijkheid
Indien een strafbaar feit ten gevolge waarvan een ander rechtstreekse schade heeft geleden als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is begaan door meerdere personen, is een ieder van hen ingevolge artikel 6:102, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade. Voor zover uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een diefstal door middel van braak dan wel daaraan medeplichtig is geweest zal het hof de daarop betrekking hebbende vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2.25] (2.25)
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2.25] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 ten laste gelegde tot een bedrag van € 78.594,93.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaten-generaal hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 78.094,93, te vermeerderen met de wettelijke rente, voor zover gevorderd, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Oordeel hof
De vordering van de benadeelde partij is als volgt opgebouwd:
1) Contant geld bedrijf [bedrijfsnaam] € 6.000,00
2) Privé spaargeld € 6.500,00
3) Geleend geld van [uitlener] € 3.000,00
4) Sieraden, eigen verklaring € 60.000,00
5) 50 dollar Amerikaans geld € 44,93
6) Metalen kluis € 800,00
7) Sloten vervangen € 350,00
8) Schade aan linnenkasten € 1.500,00
11)Smartengeld € 400,00 +
€ 78.594,93
Post 1: contant geld van [bedrijfsnaam]
[bedrijfsnaam] Automobielen betreft een vennootschap onder firma en heeft derhalve geen rechtspersoonlijkheid. In beginsel is ieder der vennoten bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen zodat op grond van artikel 51c, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen bijzondere volmacht is vereist om de vennootschap te mogen vertegenwoordigen als benadeelde partij in het strafproces. Uit het in hoger beroep namens de benadeelde partij overgelegde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de benadeelde partij bevoegd is om zelfstandig tot een bedrag van € 10.000,- namens de vennootschap op te treden. Naar het oordeel van het hof is derhalve genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde partij bevoegd is de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, zodat hij voor wat betreft de onder post 1 genoemde contante gelden à € 6.000,- kan worden ontvangen in zijn vordering.
Het hof acht dit bedrag voor toewijzing vatbaar gelet op de bewezenverklaring.
Post 3: Geleend geld
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en door de uitlener ondertekende verklaring is gebleken dat aan de benadeelde partij een geldbedrag is geleend van
€ 3.000,-. Dat de benadeelde partij dat geld kennelijk heeft bewaard in zijn woning doet niet af aan zijn verplichting het door hem geleende geld terug te betalen aan de persoon van wie hij dit geld heeft geleend. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij dit ook gedaan. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij derhalve rechtstreeks schade als gevolg van de inbraak geleden, zodat hij in zoverre kan worden ontvangen in zijn vordering.
Uit de bewezenverklaring en het verhandelde ter zitting volgt dat sprake is van vermogensschade ter hoogte van dit bedrag.
Post 4: Sieraden in kluis
Het hof begrijpt uit de in hoger beroep namens de benadeelde partij overgelegde stukken en de door de raadsman gegeven toelichting aldus dat zijn moeder, echtgenote en dochter hem machtigen om hen te vertegenwoordigen als benadeelde partij in deze procedure en vergoeding te vorderen van hun schade als eigen schade. De betwisting door de verdediging is onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof hieraan voorbijgaat. Van deze bevoegde vertegenwoordiging zal worden uitgegaan.
Bij gebreke aan enige schriftelijke onderbouwing omtrent de hoogte van de onder post 4 geleden schade zal het hof met gebruikmaking van de hem toekomende schattingsbevoegdheid vaststellen voor welk bedrag de benadeelde partij schade heeft geleden. Het hof neemt bij die schatting in aanmerking dat in OVC-gesprek 7830, gevoerd op 15 december 2013 om 19:03 uur (werkelijke tijd), door de verdachten wordt gesproken over de verkoop van ‘gotoe’ (het hof begrijpt: goud) voor € 16.000,-.
Gegevens uit een opkoopregister zijn niet voorhanden. Niet is vastgesteld kunnen worden waar sieraden verkocht werden. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verkoop van de sieraden niet heeft plaatsgevonden bij een regelmatig door de politie gecontroleerd opkoper met opkoopregister, maar in het illegale circuit.
Gelet op de inhoud van het OVC-gesprek, waaruit volgt dat het goud is verkocht voor € 16.000,-, acht het hof voldoende aannemelijk dat sieraden voor voornoemd bedrag zijn verkocht in een illegaal circuit.
In het algemeen is de maximale opbrengst van gestolen sieraden de waarde van hun gewicht in goud, wanneer de verkoper van die sieraden zich legitimeert en zich met het verkochte laat noteren in het opkoopregister. De zonder achterlating van enig spoor, in het illegale circuit verkochte sieraden zullen een heel veel lager bedrag hebben opgebracht dan de goudprijs zoals die gold op het moment van het inleveren van het goud voor een verkoper die in staat was zich te legitimeren en waarvan de naam en het verkochte kon worden opgenomen in het opkoopregister.
De aankoopprijs van sieraden in het legale circuit omvat niet alleen een vergoeding voor de waarde van het goud, maar ook voor de kosten voor het (arbeidsintensieve) bewerken van het goud tot sieraden door de goudsmid en de vergoeding van de kosten van de juwelier die de sieraden verkocht heeft.
Gelet op deze omstandigheden acht het hof het voldoende aannemelijk dat in een illegaal circuit verkochte sieraden voor € 16.000,- op de eerlijke, legale handelsmarkt zijn aangeschaft voor een bedrag van
€ 60.000,- en schat de geleden schade op dit bedrag.
Deze schatting is in lijn met de jurisprudentie op dit punt in ontnemingszaken (HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9127; Gerechtshof Amsterdam 27 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5063 en Gerechtshof Amsterdam 18 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4691).
Het hof zal de vordering in zoverre toewijzen.
Post 6, 7 en 8: Metalen kluis, vervanging sloten en schade aan linnenkasten
Bezien in het licht van de bewezenverklaring en hetgeen de benadeelde partij blijkens de aangifte omtrent het wegnemen van de metalen kluis en de schade aan de sloten en de linnenkasten heeft aangevoerd, te weten dat de sloten van de voor- en achterdeur zijn uitgeboord, alle slaapkamers zijn doorzocht, met name de kasten en lades, en de omstandigheid dat de kluis is weggenomen, staat de onder de posten 6, 7 en 8 gevorderde schade naar het oordeel van het hof in zodanig nauw verband met de bewezen verklaarde diefstal met braak door de verdachte en zijn medeverdachten, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht.
Naar het oordeel van het hof zijn de door de benadeelde partij opgegeven kosten redelijk alsmede in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk, zodat de vordering voor wat betreft de genoemde posten zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Onvoldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden zoals bedoeld in de wet. Het hof overweegt daartoe dat uit artikel 6:95 in samenhang met artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op ‘smartengeld’. In geval van vermogensdelicten bestaat die aanspraak niet, tenminste niet zonder meer. In het bijzonder kan in deze zaak, hoezeer ook invoelbaar is dat de woninginbraak voor de benadeelde partij (mede) een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormt en voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgt of heeft gezorgd, niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schade ontbreekt, zodat de vordering ten aanzien van die immateriële schade zal worden afgewezen.
Slotsom hof
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden tot een bedrag van € 78.194,93, bestaande uit:
1) Contant geld bedrijf [bedrijfsnaam] € 6.000,00
2) Privé spaargeld € 6.500,00
3) Geleend geld van [uitlener] € 3.000,00
4) Sieraden, eigen verklaring € 60.000,00
5) 50 dollar Amerikaans geld € 44,93
6) Metalen kluis € 800,00
7) Sloten vervangen € 350,00
8) Schade aan linnenkasten € 1.500,00 +
€ 78.194,93
Het hof is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 7 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen.
Het hof is niet gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde, zodat de vordering op de gronden als hiervoor vermeld voor dat deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
In civiele procedures blijft in geval van een kostenveroordeling ten gunste van een met toevoeging procederende partij de toevoeging buiten beschouwing en plegen de kosten van rechtsbijstand te worden begroot aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief. Het is vervolgens aan de advocaat van deze partij om deze proceskosten te innen (Kamerstukken II 2008/09, 31 758, nr. 6, p. 18-19). Op grond van art. 32, derde lid, Besluit vergoedingen rechtsbijstand brengt de Raad voor de Rechtsbijstand de proceskostenvergoeding in mindering op de aan de rechtsbijstandverlener toekomende toevoegingsvergoeding, behoudens het bepaalde in het vijfde lid (vgl. HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:87).
Het hof zal de kosten voor rechtsbijstand vaststellen aan de hand van het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven waaruit blijkt dat voor tarief IV (zaken met een geldswaarde van € 40.000,- tot € 98.000,-) een vergoeding van € 1.074,- per punt geldt voor de rechtbankfase en € 1.959,- per punt in hoger beroep (https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Paginas/Liquidatietarief.aspx). Het hof zal voor het opstellen en indienen van de vordering 1 punt en voor het bijwonen van een zitting in de rechtbankfase 1 punt rekenen. Voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg volgt derhalve een vergoeding van € 2.148,-.
Het hof rekent voor de behandeling in hoger beroep in eerste termijn 1 punt en 0,5 punt voor de repliek, waarmee de vergoeding in hoger beroep komt op een bedrag van € 2.938,50.
Het hof stelt vast dat de proceskosten zijn gemaakt in één vordering tot schadevergoeding, die de benadeelde partij in verschillende strafzaken (de zaak tegen de verdachte en de zaken tegen drie medeverdachten) heeft ingediend. Het hof ziet derhalve aanleiding om de proceskosten te verdelen over de zaken waarin de vordering zal worden toegewezen, zodat de proceskosten per zaak worden begroot op de helft van voornoemd bedrag.
Het hof kent ter zake de kosten van rechtsbijstand in de zaak van de verdachte in totaal een bedrag toe van
€ 2.543,25.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 2.543,25, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2.41] (2.41)
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2.41] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 17 ten laste gelegde.
Nu de verdachte ter zake van het onder 17 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2.44] (2.44)
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2.44] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 19 primair en subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 191.353,92. Voorts heeft de benadeelde partij € 4.174,53 aan kosten voor rechtsbijstand gevorderd.
Namens de benadeelde partij is in hoger beroep aangevoerd dat de ketting van het merk Chopard ter waarde van
€ 29.800,- alsmede het horloge dat zij heeft gekocht in Saoedi Arabië ter waarde van € 624,94 zijn teruggegeven, zodat deze schade in hoger beroep niet langer zal worden gehandhaafd. De vordering tot vergoeding van geleden materiële schade is in hoger beroep aan de orde tot een bedrag van € 160.928,98.
De advocaten-generaal hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 161.553,92, te vermeerderen met de wettelijke rente, voor zover gevorderd, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Oordeel hof
De vordering van de benadeelde partij is als volgt opgebouwd:
1) Contant geld kluis € 1.600,00
2) Sieraden € 159.328,98 +
€ 160.928,98
Ad post 1:
Contant geld
Naar het oordeel van het hof staat als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat een contant bedrag van € 1.600,00 in de kluis lag en dat dit is weggenomen. Dit bedrag is voor toewijzing vatbaar.
Ad post 2:
Bruidsschatten
Het hof stelt vast dat uit het dossier naar voren komt dat de zoon van de benadeelde partij heeft verklaard dat voor € 200.000,- tot € 300.000,- aan goud is weggenomen, hetgeen bruidsschatten betrof van zijn moeder, zijn twee zussen en zijn schoonzus. Namens de benadeelde partij is in hoger beroep aangevoerd dat alle sieraden waarvan thans nog vergoeding wordt gevorderd aan de benadeelde partij zelf toebehoorden. Deze discrepantie brengt mee dat de stelling dat alle gestolen sieraden aan de benadeelde partij toebehoorden geen steun vindt in het dossier en overigens onvoldoende aannemelijk is geworden. Wel acht het hof op grond van de inhoud van het dossier en de positie van de benadeelde partij ten opzichte van haar dochters en schoondochter voldoende aannemelijk dat in ieder geval meer dan een kwart van de sieraden aan de benadeelde partij zelf toebehoorde.
Onderbouwing waarde sieraden
Grondslag van de vordering van de benadeelde partij is een onrechtmatige daad, gebaseerd op een bewezen verklaard strafbaar feit. De benadeelde partij dient zoveel mogelijk te worden gebracht in de toestand waarin zij zou verkeren indien de diefstal achterwege was gebleven. De werkelijk geleden schade dient te worden vergoed. Uitgangspunt van art. 6:105 BW is dat de werkelijk te lijden schade zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, wordt begroot. Daartoe dient de feitelijke situatie te worden vergeleken met de hypothetische situatie zonder de diefstal.
Anders dan geldt voor een auto of een smartphone zijn juwelen als waarvan in dit geval sprake is waardevast en niet onderhevig aan zodanige slijtage dat dit van invloed is op de waarde. Dit brengt mee dat in beginsel als uitgangspunt heeft te gelden dat de vervangingswaarde van de gestolen sieraden vergoed dient te worden.
Het hof stelt voorop dat door de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering een taxatierapport en bonnen zijn overgelegd. Deze bonnen zijn afkomstig van juwelier Gassan te Amsterdam alsmede van een Turkse juwelier, waarbij in het laatstgenoemde geval de prijzen zijn weergegeven in een andere valuta (Turkse Lira). Op de bonnen afkomstig van Gassan is steeds op het aankoopbedrag een forse korting in mindering gebracht. Volgens de verdediging dient deze korting verdisconteerd te worden in de hoogte van de schade. Namens de benadeelde partij is niet nader onderbouwd hoe deze korting dient te worden begrepen in relatie tot de gevorderde schade per sieraad. Uit het geheel van de overgelegde stukken leidt het hof vooralsnog af dat sprake kan zijn geweest van een vorm van korting van Gassan voor belangrijke klanten. Gegeven het ontbreken van een reactie namens de benadeelde partij voor wat betreft de gevolgen van deze korting voor de hoogte van de schade zal het hof de door de benadeelde partij geleden schade conservatief schatten en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en verwijzen naar de civiele rechter.
Voorts stelt het hof met de verdediging vast dat op het taxatierapport niet alle sieraden uit de vordering staan vermeld. Weliswaar komt de hierop vermelde waarde niet telkens overeen met de waarde op de aankoopbonnen, maar dat doet naar het oordeel van het hof niet ter zake nu de op de vordering vermelde bedragen enkel zijn gebaseerd op de bonnen en niet op het taxatierapport. Het hof hecht derhalve geen andere waarde aan het taxatierapport dan dat hieruit kan worden afgeleid dat de gevorderde schade gelet op de hieruit af te leiden vervangingswaarde (die veelal gelijk en soms iets hoger is dan de aankoopprijs zonder korting) nog steeds reëel is.
Naar maatstaven van billijkheid begroot het hof de door de benadeelde partij geleden schade op in ieder geval
€ 40.000,-.
Het hof kan, mede gelet op de gemotiveerde betwisting namens de verdachte, op basis van de thans aan de vordering gegeven onderbouwing niet vaststellen dat alle gestolen sieraden aan de benadeelde partij toebehoorden. Nader partijdebat ter vaststelling van die schade zou een onevenredige belasting vormen voor het strafproces. De benadeelde partij kan daarom voor het overige niet in haar vordering niet worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente in hoger beroep
Namens de benadeelde partij is in hoger beroep verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij kan zich ingevolge artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering binnen de grenzen van de vordering zoals gedaan in eerste aanleg in hoger beroep opnieuw voegen. Een en ander brengt mee dat de benadeelde partij haar vordering in hoger beroep niet kan vermeerderen, ook niet met wettelijke rente (vgl. HR 11 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4262).
Slotsom hof
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade in ieder geval is geleden tot een bedrag van € 41.600,-, bestaande uit:
1) Contant geld kluis € 1.600,00
2) Sieraden € 40.000,00 +
€ 41.160,00
Het hof is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 19 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen.
Voor het overige levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Het hof zal de kosten voor rechtsbijstand vaststellen aan de hand van het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven waaruit blijkt dat voor tarief V (zaken met een geldswaarde van € 98.000,- tot € 195.000,-) een vergoeding van € 1.707,- per punt geldt voor de rechtbankfase en € 3.161,- per punt in hoger beroep (https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Paginas/Liquidatietarief.aspx). Het hof zal voor het opstellen en indienen van de vordering 1 punt en voor het bijwonen van twee zittingen in de rechtbankfase 1,5 punt rekenen. Voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg volgt derhalve een vergoeding van € 4.267,50.
Het hof rekent voor de behandeling in hoger beroep in eerste termijn 1 punt en 0,5 punt voor de repliek, waarmee de vergoeding in hoger beroep komt op een bedrag van € 4.741,50.
Het hof stelt vast dat de proceskosten zijn gemaakt in één vordering tot schadevergoeding, die de benadeelde partij in verschillende strafzaken (de zaak tegen de verdachte en de zaken tegen negen medeverdachten) heeft ingediend. Het hof ziet derhalve aanleiding om de proceskosten te verdelen over de zaken waarin de vordering zal worden toegewezen, zodat de proceskosten per zaak worden begroot op een kwart van voornoemd bedrag.
Het hof kent ter zake de kosten van rechtsbijstand in de zaak van de verdachte in totaal een bedrag toe van
€ 2.252,25.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 2.252,25, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de toewijsbare schade van de benadeelde partijen door de verdachte wordt vergoed, zal het hof naast de beslissingen op de vorderingen ook steeds de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verzoek gedaan om de getuigen [aangever 2.44] en [familie van aangever 2.44] te horen indien het hof het onder 19 primair en subsidiair ten laste gelegde bewezen acht, de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk wordt verklaard en derhalve niet naar de civiele rechter wordt verwezen.
Het hof overweegt dat aan de verdachte, gelijk de benadeelde partij, niet de bevoegdheid toekomt om met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij getuigen aan te brengen. Dit geldt ook als het verzoek het horen van de – niet ter terechtzitting in hoger beroep aanwezige – benadeelde partij zelf betreft (HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1448). Het hof zal derhalve het voorwaardelijke verzoek afwijzen. Het hof acht het ook niet noodzakelijk deze getuigen te horen in het kader van het deel van de vordering dat is toegewezen.
Beslag
Met betrekking tot het beslag hebben de advocaten-generaal gevorderd dat zal worden beslist overeenkomstig de beslissing van de rechtbank in eerste aanleg.
Er zijn door de advocaten-generaal geen mededelingen gedaan over eventueel tussentijds teruggegeven voorwerpen. Het hof zal derhalve bij de beoordeling (in beginsel) uitgaan van de in eerste aanleg overgelegde beslaglijst.
Met betrekking de onder 1 op beslaglijst vermelde voorwerp – het geldbedrag van € 100,40 - stelt het hof vast dat deze zijn aangetroffen bij de insluitingsfouillering van de verdachte. Nu naar het oordeel van het hof onvoldoende is gebleken dat dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van een strafbaar feit is verkregen, zal het hof de teruggave gelasten van dit bedrag aan de verdachte.
Blijkens een zich in het dossier bevindende beslaglijst d.d. 19 november 2016 is onder de verdachte tevens een geldbedrag à € 500,- en een horloge (merk: Golden World) in beslag genomen. Hierop is door de rechtbank geen beslissing genomen.
Namens de verdachte is verzocht om teruggave van deze goederen aan de verdachte.
Met betrekking tot het onder 2 op laatstgenoemde beslaglijst vermelde voorwerp – het geldbedrag van
€ 500,00 - stelt het hof vast dat dit is aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte en zijn broer [medeverdachte 1]. Het zat in een sok in de middelste lade van een tv-kast verstopt. Gelet op het feit dat de verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] worden veroordeeld voor een aantal inbraken met behoorlijke buit, dat dit bedrag op deze wijze in hun slaapkamer is aangetroffen, gaat het hof er van uit dat dit geld geheel of grotendeels door middel van die inbraken is verkregen en dat [verdachte] dit geld geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden.
Het hof zal dit geldbedrag daarom verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het in beslag genomen horloge (merk: Golden World) is in een zwarte handschoen boven op een plank in een koekenpan aangetroffen in de woning waar niet alleen de verdachte woonde. Het hof kan gezien de omstandigheden waaronder het horloge is aangetroffen en bij gebreke aan andere informatie, niet vaststellen aan wie het toebehoort.
Het hof zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten
.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 45, 48, 57, 63, 140, 311, 326 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 6 en 10 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair, 5, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 primair en 20 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 7, 8, 9, 12 en 19 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 7, 8, 9, 12 en 19 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2.25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2.25] ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 78.194,93 (achtenzeventigduizend honderdvierennegentig euro en drieënnegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de medeveroordeelde hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.543,25 (tweeduizend vijfhonderddrieënveertig euro en vijfentwintig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2.25], ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 78.194,93 (achtenzeventigduizend honderdvierennegentig euro en drieënnegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
238 (tweehonderdachtendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn medeveroordeelde aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2.41]
Verklaart de benadeelde partij [aangever 2.41] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2.44]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2.44] ter zake van het onder 19 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 41.600,00 (eenenveertigduizend zeshonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de medeveroordeelden hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.252,25 (tweeduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vijfentwintig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2.44], ter zake van het onder 19 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 41.600,00 (eenenveertigduizend zeshonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
127 (honderdzevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn medeveroordeelden aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2. € 500,-.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. € 100,40.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
3. horloge (merk: Golden World).
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. T.B. Trotman en mr. L.C. van Walree, in bijzijn van de griffiers mr. C.B. Jans en mr. K. Elema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 mei 2019.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens, tenzij anders vermeld, verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek Spectra/Kikkergroen, gesloten en getekend op 14 juni 2014 door [verbalisant 7] en [verbalisant 8], hoofdagenten, rechercheurs bij eenheid Den Haag.
2.Inhoudsopgave/proces-verbaal van bevindingen algemeen, p. 33 en AD/proces-verbaal van bevindingen bijnamen crimineel netwerk, p. 388-422.
3.AD/proces-verbaal van bevindingen bijnamen crimineel netwerk, p. 421.
4.AD/proces-verbaal onderzoek AAGY1553NL, p. 426-428.
5.AD/proces-verbaal onderzoek AAGN0173NL, p. 445-446.
6.AD/proces-verbaal onderzoek AAGN0181NL, p. 450-451.
7.Criminele organisatie II/proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, p. 154-155.
8.Criminele organisatie III/proces-verbaal bijnaam [medeverdachte 11], p. 783-791.
9.Tapgesprek 82.
10.Tapgesprek 83.
11.ZD 2.3/proces-verbaal van aangifte, p. 1497.
12.ZD 2.3/proces-verbaal van aangifte, p. 1498.
13.ZD 2.3/bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 1508.
14.ZD 2.3/proces-verbaal van aangifte, p. 1498 en ZD 2.3/Bijlage weggenomen goederen bij proces-verbaal van aangifte, p. 1511-1513.
15.ZD 2.3/proces-verbaal van aangifte, p. 1517 en ZD 2.3/Bijlage weggenomen goederen bij proces-verbaal van aangifte, p. 1519.
16.ZD 2.3/proces-verbaal van verhoor aangever, p. 1520-1521.
17.OVC-gesprek 7950.
18.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 april 2019.
19.ZD 2.19/proces-verbaal van aangifte p. 2065-2066 en
20.ZD 2.19/proces-verbaal van bevindingen p. 2072-2079.
21.Tapgesprekken 2288, 2292, 2699 en 2917.
22.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 april 2019.
23.ZD 2.25/ proces-verbaal van aangifte p. 2372-2374.
24.ZD 2.25/proces-verbaal van verhoor aangever, p. 2429-2434.
25.ZD 2.25/proces-verbaal van verhoor aangever, p. 2431 en bijgevoegde geschriften, p. 2433-2434.
26.ZD 2.25/proces-verbaal van bevindingen, p. 2435.
27.ZD 2.25/proces-verbaal DCS [adres 2.25], p. 4022-4032.
28.ZD 2.25/proces-verbaal DCS [adres 2.25], p. 4024-4025.
29.ZD 2.25/proces-verbaal DCS [adres 2.25], p. 4026.
30.ZD 2.25/proces-verbaal [adres 2.25] geen andere inbraak, p. 2440.
31.ZD 2.25/proces-verbaal van bevindingen, p. 2412.
32.OVC-gesprek 6723.
33.OVC-gesprek 6724.
34.OVC-gesprek 7830.
35.OVC-gesprek 7831.
36.OVC-gesprek 7832.
37.OVC-gesprek 7894.
38.ZD 2.28/proces-verbaal van bevindingen, p. 2494-2498.
39.Tapgesprek 1368.
40.ZD 2.28/een geschrift, een uitdraai Rijksdienst voor het Wegverkeer bedrijfsprocessensysteem, p. 2552.
41.ZD 2.28/een geschrift, een “aanvraagformulier Zorgeloos Rijden Budget van Univé Verzekeringen, p. 4034-4035 (vervolgproces-verbaal); een geschrift, een uitdraai Rijksdienst voor het Wegverkeer bedrijfsprocessensysteem p. 2550
42.ZD 2.28/proces-verbaal p. 2582-2583
43.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2019.
44.ZD 2.28/proces verbaal van verhoor aangever, p. 2581-2582.
45.ZD 2.29/proces-verbaal van aangifte, p. 2591-2592.
46.ZD 2.29/proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 2594.
47.ZD 2.29/proces-verbaal van bevindingen, p. 2688.
48.ZD 2.29/proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 2597.
49.ZD 2.29/proces-verbaal tapgesprekken, p. 2603-2604.
50.ZD 2.29/proces-verbaal van bevindingen stemherkenning tapgesprekken, p. 2677.
51.ZD 2.29/proces-verbaal van bevindingen, p. 2682-2687.
52.ZD 2.29/proces-verbaal van bevindingen, p. 2682-2687.
53.Tapgesprek 1675.
54.Tapgesprek 1830.
55.Tapgesprek 1713.
56.Tapgesprek 1741.
57.Tapgesprek 1790.
58.Tapgesprek 1807.
59.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2019.
60.ZD 2.34/proces-verbaal van aangifte, p. 2857-2858.
61.ZD 2.34/proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 2872-2873.
62.ZD 2.34/proces-verbaal van bevindingen OVC, p. 2878 en
63.ZD 2.34/proces-verbaal van bevindingen OVC, p. 2875.
64.OVC-gesprek 6286.
65.OVC-gesprek 6287.
66.Tapgesprek 3081.
67.Tapgesprek 1561.
68.Tapgesprek 1568.
69.Tapgesprek 1571.
70.Tapgesprek 1572.
71.Tapgesprek 1575.
72.Tapgesprek 1577.
73.Tapgesprek 1578.
74.ZD 2.44/proces-verbaal van aangifte, p. 3471.
75.ZD 2.44/proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 3497.
76.ZD 2.44/ proces-verbaal van verhoor aangeefster met bijlagen, p. 3522-3524, p.3531, p. 3525, p. 3537, p. 3540-3542.
77.ZD 2.44/proces-verbaal van bevindingen, p. 3495.
78.ZD 2.44/proces-verbaal, p. 3589.
79.ZD 2.44/proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 3545; Beslagdossier I/kennisgeving van inbeslagneming, p. 259 en Inhoudsopgave/proces-verbaal van bevindingen algemeen, p. 329.
80.ZD 2.44/proces-verbaal onderzoek internetgedrag, p. 3636-3638.
81.ZD 2.44/NFI-rapport d.d. 13 januari 2014, p. 3665.
82.ZD 2.44/proces-verbaal van bevindingen analyse OVC, p. 3627.
83.ZD 2.44/proces-verbaal van bevindingen analyse OVC, p. 3627 en ZD 2.44/kennisgeving van inbeslagneming, p. 3644-3649.
84.ZD 2.44/NFI-rapport d.d. 13 januari 2014, p. 3667.
85.Tapgesprek 103.
86.Tapgesprek 3907.
87.Tapgesprekken 157 en 160.
88.Tapgesprek 77.
89.Tapgesprek 103.
90.Tapgesprek 119.
91.Tapgesprek 122.
92.Tapgesprek 126.
93.Tapgesprek 127.
94.Tapgesprek 3907.
95.Tapgesprek 128.
96.Tapgesprek 130.
97.Tapgesprek 140.
98.Tapgesprekken 142 en 143.
99.Tapgesprek 144.
100.Tapgesprek 145.
101.Tapgesprek 147.
102.Tapgesprek 152.
103.Tapgesprek 153.
104.Tapgesprekken 156, 157 en 158.
105.Tapgesprek 224.
106.ZD 2.44/proces-verbaal van bevindingen, p. 3669.
107.ZD 2.22/proces-verbaal van aangifte p. 2193-2203; proces-verbaal van verhoor aangeefster p. 2204-2208
108.Beslagdossier, p. 528, 560, 561 en 568 en ZD 2.22/proces-verbaal van bevindingen p. 2276, foto’s p. 2277 en 2278.
109.ZD 2.22/proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken, p. 2253-2264 en 2265-2269; proces-verbaal DCS [adres 2.22] (vervolgproces-verbaal I), p. 4005-4009.
110.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning tapgesprekken,
111.Tapgesprek 605.
112.Tapgesprekken 108, 121 en 124.
113.Tapgesprekken 598 en 602.
114.ZD 2.22/proces-verbaal p. 2288
115.ZD 2.22/proces-verbaal van bevindingen OVC gesprek 16-12-2013,
116.OVC-gesprek 7970.
117.ZD 2.35/proces-verbaal van aangifte p. 2901-2903.
118.ZD 2.35/proces-verbaal van verhoor aangever, p. 2913.
119.ZD 2.35/bijlage weggenomen goederen bij proces-verbaal van verhoor aangever, p. 2915-2916.
120.ZD 2.35/proces-verbaal van bevindingen, p. 2917.
121.ZD 2.35/proces-verbaal van sporenonderzoek p. 2918-2919.
122.ZD 2.35/proces-verbaal, p. 2965
123.ZD 2.35/proces-verbaal DCS [adres 2.35], p. 4089-4094.
124.ZD 2.35/proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC, p. 2935.
125.ZD 2.35/proces-verbaal van bevindingen, p. 2951.
126.OVC-gesprek 6716.
127.OVC-gesprek 6717.
128.OVC-gesprek 6720.
129.OVC-gesprek 6720.
130.OVC-gesprek 6728.
131.OVC-gesprek 6729.
132.OVC-gesprek 6730.
133.ZD 2.36/proces-verbaal van aangifte p. 2976-2977.
134.ZD 2.36/proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 2982.
135.ZD 2.36/proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 3069-3071.
136.ZD 2.36/proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC, p. 3030.
137.ZD. 2.36/proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC tweede stemherkenning, p. 3054-3060.
138.OVC-gesprek 6694.
139.OVC-gesprekken 6696 en 6707.
140.OVC-gesprekken 6694 en 6696.
141.OVC-gesprek 6696.
142.OVC-gesprekken 6696 en 6700.
143.OVC-gesprek 6696.
144.ZD 2.36/proces-verbaal van bevindingen, p. 2997-2998.
145.OVC-gesprekken 6700 en 6701.
146.OVC-gesprek 6706.
147.OVC-gesprek 6707.
148.OVC-gesprek 6708.
149.OVC-gesprekken 6741 en 6742.
150.ZD 2.36/DCS [adres 2.36], p. 4097.
151.ZD 2.37/proces-verbaal van aangifte, p. 3111.
152.ZD 2.37/proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 3117.
153.ZD 2.37/proces-verbaal van bevindingen, p. 3150-3151.
154.OVC-gesprekken 6909, 6914 en 6921.
155.OVC-gesprekken 6912 en 6914.
156.OVC-gesprekken 6912 en 6913.
157.OVC-gesprek 6914.
158.OVC-gesprek 6914.
159.ZD 2.37/proces-verbaal van bevindingen stemherkenning tapgesprekken, p. 3148.
160.Tapgesprek 2495.
161.Tapgesprek 2495.
162.Tapgesprek 2496.
163.Tapgesprek 2497.
164.OVC-gesprek 6914.
165.OVC-gesprek 6916.
166.OVC-gesprek 6919.
167.OVC-gesprek 6920.
168.OVC-gesprek 6921.
169.ZD 2.37/proces-verbaal van bevindingen ,p. 3178.
170.ZD 2.41/proces-verbaal van aangifte, p. 3299-3301 en
171.ZD 2.41/proces-verbaal [adres 2.41], p. 3398.
172.ZD 2.41/proces-verbaal van bevindingen, p. 3376.
173.ZD 2.41/DCS [adres 2.41], p. 4117.
174.ZD 2.41/DCS [adres 2.41], p. 4120.
175.ZD 2.41/proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC, p. 3351 en 3352
176.ZD 2.41/proces-verbaal van bevindingen uitluisteren OVC tweede stemherkenning, p. 3384.
177.OVC-gesprekken 7812 en 7840.
178.OVC-gesprekken 7813, 7823 en 7840.
179.OVC-gesprekken 7812, 7813 en 7822.
180.Tapgesprek 2969.
181.OVC-gesprek 7823.
182.OVC-gesprekken 7828 en 7829.
183.OVC-gesprek 7839.
184.OVC-gesprekken 7840, 7841 en 7842.
185.ZD 2.41/proces-verbaal gescheurde jas, p. 3396-3397.
186.OVC-gesprek 6726.
187.OVC-gesprek 7773.
188.OVC-gesprek 6743.
189.OVC-gesprek 7083.
190.OVC-gesprek 7770.
191.OVC-gesprekken 6743 en 7160.
192.OVC-gesprek 7399.
193.OVC-gesprek 7408.
194.OVC-gesprekken 6069, 6261, 6800 en 6521.
195.OVC-gesprekken 6531, 6532, 6900 en 7572.
196.OVC-gesprekken 6069 en 6533.
197.OVC-gesprekken 6647, 6980, 7408, 7601 en 7799.
198.OVC-gesprekken 6284, 7428, 6402, 6686, 7083, 7249 en 7399.
199.Vervolg proces-verbaal I/Proces-verbaal van bevindingen tijdslijn baken 12 december 2013, p. 3910- 3917 en Vervolg proces-verbaal I/Proces-verbaal van bevindingen tijdslijn baken 15 december 2013, p. 3918- 3928.
200.OVC-gesprekken 6822, 7405, 7443, 7446 en 7589.
201.Criminele organisatie II/proces-verbaal van bevindingen modus operandi, p. 456 e.v.
202.OVC-gesprek 6781.
203.Tapgesprekken 2495, 2969, 3907 en 408.
204.OVC-gesprek 6533.
205.OVC-gesprek 7590.
206.OVC-gesprekken 6647, 7447 en 7449.
207.OVC-gesprek 6394.
208.Tapgesprek 7402.
209.Tapgesprek 2506.
210.OVC-gesprekken 6743, 7083, 7160, 6695, 7792 en 7572.
211.Tapgesprekken 74 en 1038 en OVC-gesprekken 6781, 7402, 7403, 7406 en 7409.
212.Zaak 2.20 en 2.38.
213.OVC-gesprekken 7925, 7926, 6959 en 6961.
214.OVC-gesprek 6413.
215.Tapgesprek 120.
216.Criminele organisatie II/een geschrift, p. 443-444.
217.Criminele organisatie II/proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, p. 264-267.
218.Criminele organisatie II/proces-verbaal onderzoek AAGN0121NL, p. 169-170; Criminele organisatie II/proces-verbaal van bevindingen, p. 180; Criminele organisatie II/proces-verbaal onderzoek AAGN0173NL, p. 186 -188, p. 194 en p. 198.