Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
mr. M.A. Mouris, advocaat te Amsterdam.
4.Beoordeling van het eerste middel
22 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, een gastouder, was veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een zes maanden oude baby door deze met kracht heen en weer te schudden, wat leidde tot hersenletsel. De Hoge Raad bevestigde de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd van drie jaar geen werkzaamheden als gastouder mag verrichten. Dit werd als een noodzakelijke maatregel gezien om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De Hoge Raad herhaalde eerdere jurisprudentie over de toelaatbaarheid van bijzondere voorwaarden en de mogelijkheid om bijkomende straffen op te leggen. De uitspraak benadrukte dat de rechter niet alleen moet kijken naar de bewezen feiten, maar ook naar de context waarin deze zijn gepleegd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de opgelegde bijzondere voorwaarde niet in strijd was met de wet. De zaak illustreert de zorgvuldigheid die vereist is bij het uitoefenen van een beroep dat verantwoordelijkheden met zich meebrengt, zoals het gastouderschap.