Uitspraak
16 oktober 1998.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de administratiekosten die de Staat der Nederlanden heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, voor vergoeding in aanmerking komen. De Staat heeft in 39 gevallen schade geleden aan motorrijtuigen door aanrijdingen, waarvoor hij de schade heeft verhaald op de verzekeraar Amev Schadeverzekering N.V. Amev heeft de schade vergoed, maar weigert de door de Staat gemaakte administratiekosten te vergoeden. De Hoge Raad oordeelt dat deze kosten, voor zover zij redelijk zijn en noodzakelijk voor het verkrijgen van schadevergoeding, in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. De zaak is door de Rechtbank afgewezen, maar het Gerechtshof heeft de vordering van de Staat gedeeltelijk toegewezen. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de administratiekosten, die voortvloeien uit de werkzaamheden van het Bureau Schadeafwikkeling van het Ministerie van Financiën, als vermogensschade kunnen worden aangemerkt en dat de hoogte van deze kosten op een forfaitaire basis kan worden vastgesteld. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep van Amev en bevestigt de kostenveroordeling.