– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover die betrekking heeft op de beslissingen omtrent de verschuldigde BPM en de immateriëleschadevergoeding,
– vermindert de verschuldigde BPM tot een bedrag van € 16.788,
– gelast dat de Inspecteur over een bedrag van € 884 aan belanghebbende een rente vergoedt, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VA van de AWR,
– veroordeelt de Inspecteur tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 94,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.906,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 1.000 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 16 juni 2015 tot aan de dag van algehele voldoening,
– gelast dat de Inspecteur de wettelijke rente vergoedt over de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 94 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van dit Hof tot aan de dag van algehele voldoening,
– gelast dat de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) de wettelijke rente vergoedt over de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 906 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van dit Hof tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep, vastgesteld op € 300, en
– gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 248 vergoedt.