Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren die door de inspecteur waren afgewezen wegens overschrijding van de bezwaartermijnen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor drie voertuigen. De inspecteur had ambtshalve teruggaaf van BPM verleend, maar de rechtbank was van oordeel dat zij niet bevoegd was om te oordelen over het verzoek van belanghebbende om meer rente te vergoeden, omdat er geen beschikking op grond van artikel 28c van de Invorderingswet voorlag. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond en verklaarde zich onbevoegd om uitspraak te doen over de ambtshalve beslissingen en het verzoek om rentevergoeding.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat tegen een ambtshalve beslissing op grond van artikel 65 van de AWR geen bezwaar en beroep openstaat. Dit betekent dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over verzoeken die samenhangen met ambtshalve beslissingen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de ontvanger bij uitsluiting bevoegd is om te bepalen of en in hoeverre invorderingsrente wordt vergoed in verband met in strijd met het Unierecht geheven belasting. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende, die stelde recht te hebben op een volledige rentevergoeding op grond van Unierecht, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de wetgever heeft bepaald dat de ontvanger degene is die in eerste instantie bevoegd is om vast te stellen of en in hoeverre (invorderings)rente wordt vergoed. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en geen aanleiding gezien om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.