Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
9 november 2016, afgewezen.
2.Feiten
- [bedrijf 4] is verantwoordelijk voor het risicobeheer van alle aspecten van haar ‘supply chain’: zij verwerft grondstoffen van derden, verwerkt deze tot (half)fabricaten en verkoopt deze aan gelieerde ondernemingen en aan derden, dit alles ‘on a full risk basis’ en op eigen naam. De prijsrisico’s die zij loopt, dekken haar drie handelaren af door de handel in futures (hedging). [bedrijf 6] bepaalt in samenwerking met [bedrijf 4] de planning betreffende de handels- en investeringsactiviteiten;
- [bedrijf 3] is verantwoordelijk voor het risicobeheer van alle aspecten van haar ‘supply chain’: zij verwerft grondstoffen van derden, verwerkt deze tot (half)fabricaten en verkoopt deze, dit alles ‘on a full risk basis’ en op eigen naam. De afdeling handel van [bedrijf 3] bestaat uit ongeveer 35 medewerkers. De handelaren van [bedrijf 3] houden zich bezig met de wereldwijde activiteiten op het gebied van cacao van [bedrijf 1] buiten de Verenigde Staten van Amerika. Zij coördineren de wereldwijde handel, productie en logistiek van het concern, behalve wat betreft Brazilië en de Verenigde Staten van Amerika. De prijsrisico’s die [bedrijf 3] en diverse andere concernvennootschappen lopen, dekken haar handelaren af door de handel in futures (hedging).
- [bedrijf 6] is verantwoordelijk voor de Europese activiteiten op het gebied van oliehoudende zaden en cacao. Zij verwerft grondstoffen van derden, laat deze tot (half)fabricaten verwerken en verkoopt deze aan derden, alles op eigen naam. De prijsrisico’s die [bedrijf 6] loopt, worden tezamen met die van andere locaties via hedging gedekt door [bedrijf 1] , met uitzondering van de cacao-activiteiten, waarvoor [bedrijf 6] zelf de hedging verzorgt;
- [bedrijf 4] verricht als ‘[toll] manufacturer’ fabricagediensten en daarmee samenhangende diensten aan [bedrijf 6] ;
- [bedrijf 3] verricht als ‘[toll] manufacturer’ fabricagediensten en daarmee samenhangende diensten aan [bedrijf 6] .
This expertise relates primarily to trading activities (i.e. hedging, position management and contract negotiations) which [bedrijf 6] has regularly carried out with regard to [bedrijf 1] ’s operations in Europe. [bedrijf 6] will be relying on this knowledge to improve the profitability of the Dutch Oilseeds business. This expertise will play a key role given that [bedrijf 6] will be setting the price and volume guidelines with regard to seed purchases and sales of meal, concluding all purchase and sales contracts and entering all hedging transactions to ensure profit variability is minimal.”
- voorraden, bestaande uit onbewerkte materialen, goederen in bewerking, eindproducten en handelsvoorraad, voor een bedrag van EUR 138.526.386,92 (inclusief btw);
GBP 2.962.763,53; en
4. Functional Analysis
- Commodity Processing Group (“CPG”) – this section discusses the initial processing of commodity products and the sale of processed products to third parties and related parties.
- Specialty Processing Group (“SPG”) – this section addresses the further processing of products and the sale of these finished products to third parties and related parties.
- Trading Services Group (“TSG”) – this section addresses the procurement of commodity products necessary for the processing functions of [X] .
- Global / Regional Corporate Services Group (“CSG”) – this section discusses the various global and regional corporate services provided to [X]
3. Reorganization
Hof: hoofd fiscale zaken bij [bedrijf 6] Sarl (hierna: [bedrijf 6] )] presented the information in the presentation (…). The following additional information has been provided:
Hof: medewerker van de Belastingdienst] indicated that the functional analyses pre- and post conversion would be the starting point for the Dutch tax authorities. He indicated that if functions are transferred a valuation should be made. We agreed on preparing draft functional analyses for both [bedrijf 4] and [bedrijf 3] which we can then discuss with the Dutch tax authorities in a new meeting (…). [naam 4] also indicated that also any thoughts regarding the valuation can be discussed during that meeting.
1.Sale and Transfer of Assets
Exhibit 1.1(i)(the “
Inventory”),
Exhibit 1.1(ii)2.1(the “
Trade
Exhibit 1.1(iii)(the “
Accounts Receivable”),
Exhibit
Trademarks”),
Assets”,
Exhibit 1.2(ii)(collectively
Excluded Assets”).
“Assumed Contracts”).
“Risk
3.Consideration and Compensation
“Purchase Price”) to be paid by
Exhibit 3.1.
Exhibit 3.1 Asset Purchase Price Calculation Method
€317,773
“Agreement”) is effective as of the lst of July 2009 (…)
“Procurement Activity’); (ii) the processing of cocoa beans for the production of cocoa butter, cake, liquor and powder products, the blending of cocoa
“Manufacturing Activity”) and (iii) the selling of cocoa
“Sales Activity”); (…) (the Procurement Activity, the
“ [bedrijf 3] Operation ”).
“Effective Date”) and upon the terms and subject to the conditions
1.Sale and Transfer of Assets
Exhibit 1.1 (i)(the
“Inventory”),
Exhibit 1.1(ii)(the
“Trade
Exhibit 1.1(iii)(the “
Accounts Receivable”),
Exhibit 1.1(v)(the
“Trademarks”),
“Assets”,
Exhibit 1.2(ii)(collectively with section 1.2(i), the
“Excluded Assets”),
3.Consideration and Compensation
“Purchase Price”) to be paid by
Exhibit 3.1.
Exhibit 3.1 Asset Purchase Price Calculation Method
1.Introduction
2.Dutch reorganization
Organization
Pre-July 1 2009 Operating Model
Post July 1, 2009 Operating Model
Hof: medewerker van de Belastingdienst] describing the initial thoughts of the Dutch tax authorities as regards the valuation of the Dutch pre-[reorganization] operations. Summarized, the Dutch authorities are looking for objective parameters in order to substantiate the DCF valuation model as prepared by [bedrijf 1] / [adviseur] (…). In addition to market capitalization parameters, the Dutch tax authorities would like to receive all relevant information and calculations which are available within [bedrijf 1] in order to understand how [bedrijf 1] internally values the operations and in order to achieve an open and transparent position towards each other (…).
1.Substantiation discounted cash flow valuation analysis
Hof: contract manufacturer] daarmee een belangrijk risico. Hij wordt immers volledig afhankelijk van de principaal voor het wel of niet door kunnen gaan als CM en haalt daarmee een aantal belangrijke risico’s naar binnen, te weten het risico van verbreken of niet verlengen van het CM contract, het risico van oninbaarheid en het faillissementsrisico van zijn principaal. De overdrager die de beslissing heeft genomen om het belangrijkste deel van zijn onderneming over te dragen aan een ander, is over dit risico ook niet meer in control. Het is waar dat de CM met het verbreken of niet verlengen van het CM contract weer de gelegenheid krijgt om zijn fabrieken naar eigen inzichten als ondernemer aan te wenden maar de marktcondities waaronder dat zal geschieden zijn onzeker en het opnieuw verwerven van de functies en activa die nodig zijn voor het drijven van een fully fledged onderneming zal een onzekere investering vergen. Het is ook zeer de vraag in hoeverre dit scenario realistisch is. (…) Daarbij komt dat indien de CM het contract verbreekt de principaal in principe zijn directe concurrent wordt op het gebied van de niet “manufacturing-functies”. Die onzekerheid zou zich naar het oordeel van de Belastingdienst moeten reflecteren in een hogere wacc voor de CM maar zeker zou naar het oordeel van de Belastingdienst een ondernemer die voor de beslissing staat om zijn functionaliteit en daarmee zijn risicoprofiel en potentiële winstgevendheid belangrijk te verlagen daarvoor een vergoeding wensen te ontvangen. Bij het bepalen van die vergoeding zal in ieder geval het risico van een kortere looptijd dan eeuwigdurend tot uiting moeten komen. De vergoeding kan in één keer worden bedongen als het verschil tussen fully fledged waarde en CM waarde. In een casus als de onderhavige is het in de visie van de Belastingdienst zo dat de toekomstige CM zijn niet direct gerealiseerde CM winstpotentieel zou willen vastleggen door middel van een ‘exit clausule’. (…) Voornoemde berekende CM-waarde zal naar mijn mening nog moeten worden aangepast met een meer realistische WACC die recht doet aan het risicoprofiel van de CM (…).”
1.General
2.Transfer all trading positions, trademarks and branch names
3.Remuneration processing services and processing related services
1 Introduction and objectives
3 De waardering door het Landelijk Business Valuation Team
Hof: zie voor deze vermelding 2.10, antwoord op vraag 3]
Hof: kostenvoet eigen vermogen] van 12,75% voor een fully fledged onderneming en een Keu van 10,5% voor een consignment manufacturer. (Zie bijlage 1 voor de onderbouwing van deze percentages.) Ook is er van uitgegaan dat de consignment manufacturers alleen met eigen vermogen zijn gefinancierd. Dit laatste is in een bespreking op 1 december 2009 overigens door [adviseur] ook bevestigd:
During the meeting we also clarified that the post-reorganization income will be a steady
€ 58.514.988
€ 70.048.390
€ 96.936.646
€ 70.434.388
€ 59.469.084
€ 74.712.722
€ 111.458.995
€ 75.281.221
Profile of Mr. [naam 8]
Hoofdstuk 1 Opdrachtomschrijving
7.WACC
Hof: kostenvoet eigen vermogen] *0,72 [
Hof: aandeel eigen vermogen]+ 7,66% [
Hof: kostenvoet vreemd vermogen] *0,28 [
Hof: aandeel vreemd vermogen] = 10,66% (
op basis van niet afgeronde parameters).
Hof: kostenvoet eigen vermogen] *0,59 [
Hof: aandeel eigen vermogen]+ 5,49% [
Hof: kostenvoet vreemd vermogen] *0,41 [
Hof: aandeel vreemd vermogen] = 13,53% (
op basis van niet afgeronde parameters).
op basis van niet afgeronde parameters).
Business Requirement Forms(werkinstructies), met daarin opgenomen een beschrijving van de toenmalige werkprocessen in [bedrijf 4] . De conclusie van dupliek van belanghebbende bevat de volgende weergave van enkele volgens belanghebbende relevante passages uit deze werkinstructies (met onderstrepingen door belanghebbende):
BRF EPT 01: Forecasting and Operational Planning
Introductie
expatriatebasis overgebracht vanuit het buitenland om de resultaten en algehele bedrijfsvoering van de [bedrijf 3] business te verbeteren. Dit team was verantwoordelijk voor alle wereldwijde cacao locaties buiten Noord-Amerika. Ten tijde van hun uitzending in Nederland waren de
expatriatebasis in Nederland waren en daadwerkelijke [bedrijf 3] -werknerners. Het is in het licht van wat ik net heb verteld feitelijk onjuist om te stellen dat de
expatswerknemers waren van [bedrijf 3] . Indien men deze niet meerekent
up and runningen had reeds regionale activiteiten en expertise. De drie mensen van [bedrijf 4] voegden daar weinig aan toe.”
Hof: [naam 6] ] het mij niet. Wel waren we constructief in gesprek met elkaar over een oplossing ten aanzien van de in aanmerking te nemen waarde, maar dat doet niet af aan de verplichting om duidelijk, stellig en zonder voorbehoud aangifte te doen.
Ik verwijs naar pagina 2 van het proces-verbaal van de rechtbank (verzonden aan partijen op
13 februari 2023), waar onder meer staat:
De gewone bewijslastverdelingsregels zijn van toepassing. In beginsel heeft verweerder de bewijslast.”
Ik kan me de context van deze mededeling niet meer precies herinneren. Met normale bewijsregels wordt het hele palet aan bewijsregels bedoeld, inclusief de omkering en verzwaring van de bewijslast. “Gewone bewijslastverdelingsregels” wil niet zeggen dat dit niet de omkering zou kunnen betekenen.
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
Wat is overgedragen in het kader van de herstructurering?
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. Uit de overgelegde Functionele Analyse van [adviseur] , uit de Asset Sale and Purchase Agreements, de Manufacturing Services Agreements en de Consulting services and assistence in conducting business activities agreements blijkt dat sprake is van een overdracht van meer dan slechts afzonderlijke activa en passiva. De feitelijke en juridische positie van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] is door de reorganisatie significant gewijzigd. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Hof:33.] De rechtbank zal thans iedere verdere beslissing aanhouden.”
30 september 2019 en 22 april 2020. Zij oordeelt verder als volgt.
Hof: zie de onder 2.22 weergegeven tekst van het deskundigenrapport, Hoofdstuk 6]
Hof: zie de onder 2.22 weergegeven tekst van het deskundigenrapport, paragraaf 5.9]
5.Beoordeling van het geschil
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 3, blz. 21) is opgemerkt dat indien in gelieerde verhoudingen een prijs wordt overeengekomen die buiten de bij verrekenprijzen te hanteren marges valt, de betrokken gelieerde partijen zich ervan bewust hadden moeten zijn dat de overeengekomen prijs niet als zakelijk kan worden aangemerkt. Aangezien de door belanghebbende in haar aangifte ter zake van de reorganisatie verantwoorde verrekenprijs buiten de bedoelde marges valt, is ook om die reden reeds voldaan aan het geobjectiveerde bewustheidsvereiste van de vereisteaangiftedoctrine, zo stelt de inspecteur.
Kamerstukken II2001/02, 28034, nr. 3, blz. 22).
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 3, blz. 22, resp. nr. 5, blz. 37). Alleen de procedure na een vastgestelde informatiebeschikking bevat de mogelijkheid tot (uitsluitend) omkering van de bewijslast, waarbij de rechter in de hoofdzaak bovendien nog de proportionaliteit van bewijssanctie toetst, terwijl het leerstuk van de vereiste aangifte slechts omkering én verzwaring van de bewijslast als sanctie kent. Volgens belanghebbende heeft de wetgever een dergelijke zware bewijssanctie in verrekenprijsgeschillen niet beoogd; belanghebbende beroept zich in dit verband op bij haar gewekt, in rechte te honoreren vertrouwen. Aangezien de inspecteur in de onderhavige zaak bewust geen informatiebeschikking heeft genomen, kan de bewijssanctie van artikel 27e AWR volgens belanghebbende niet worden toegepast.
Kamerstukken II2001/02, 28 034, A, blz. 9):
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 3, blz. 21-22):
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 5, blz. 34 en 37):
Administratieve maatregel zoals voorgesteld in het derde lid
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 3, blz. 21):
hedge-contracten) te verbeteren, is in 2000 het
[bedrijf 5](hierna: het [bedrijf 5] ) te [plaats 5] opgericht. Het [bedrijf 5] -team van inkoop- en verkoopspecialisten op het gebied van oliezaden, transport en bulkgoederen zoals olie en meel, assisteerde bij het coördineren van de inkoop- en verkoopactiviteiten van twaalf verschillende fabrieken van [bedrijf 1] in Europa, waaronder [bedrijf 4] . In de de daarop volgende jaren is het [bedrijf 5] een meer prominente rol gaan spelen in de pan-Europese planning van de oliezadendivisie. De eindverantwoordelijke voor de Europese oliezadendivisie en de commerciële directeuren van specifieke productgroepen vestigden zich in [plaats 5] . In het jaar 2007 werd het [bedrijf 5] opgeheven en gingen (een aantal van) de inkoop- en verkoopspecialisten deel uitmaken van het nieuwe pan-Europese hoofdkantoor en in- en verkoopteam bij [bedrijf 6] in [plaats 6] , Zwitserland. Er vond voorafgaand aan de reorganisatie dus al jaren coördinatie plaats vanuit het buitenland, welke rol in 2007 is overgegaan van het [bedrijf 5] naar [bedrijf 6] .
Business Requirement Forms(werkinstructies), zoals vermeld onder 2.23. Voorafgaand aan de reorganisatie zijn alle op dat moment van toepassing zijnde processen gedetailleerd beschreven in dergelijke werkinstructies. Met de door haar overlegde selectie uit deze instructies, die volgens haar consistent zijn met de beschrijvingen in de Functionele Analyse, stelt belanghebbende feitelijk bewijs te hebben geleverd voor haar stelling dat [bedrijf 6] bij de reorganisatie niet een aanzienlijke vergoeding zou dienen te betalen voor het overnemen van de contractuele verantwoordelijkheden van [bedrijf 4] . Een deel van de functies en de vereiste kennis bevond zich namelijk reeds bij [bedrijf 6] , en sommige relevante kennis was zelfs uitsluitend bij [bedrijf 6] aanwezig. Belanghebbende concludeert dat [bedrijf 4] bij de reorganisatie niets van additionele waarde heeft overgedragen naast de activa waarvoor een zakelijke verrekenprijs is betaald en verantwoord.
expatriatebij [bedrijf 3] werkzaam waren. Dit hogere management werd geacht het hele netwerk met alle productielocaties te overzien; evenals [bedrijf 3] opereerden de andere fabrieken voor eigen rekening en risico. Alle [bedrijf 1] productielocaties kregen dan ook een deel van de kosten van dit internationale management toegerekend.
cash flow-saldo van € 5 miljoen, aldus belanghebbende.
Kamerstukken II2001/02, 28 034, nr. 5, blz. 47-48). Zoals hiervoor is overwogen (onder 5.6.1), spitst het onderhavige geschil zich dan toe op de vraag of de inspecteur tegenover de betwisting door belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat bij de reorganisatie door [bedrijf 4] en/of [bedrijf 3] nog iets van waarde is overgedragen en/of dat zich een beëindiging of wezenlijke heronderhandeling van bestaande overeenkomsten heeft voorgedaan waarvoor tussen onafhankelijke partijen in vergelijkbare omstandigheden een vergoeding zou zijn overeengekomen. In paragraaf 9.65 van de OESO-richtlijnen 2010 is hierover het volgende opgemerkt:
Hof: respectievelijk [bedrijf 3] ] – Post Reorganization on 1 July 2009” zijn voor beide vennootschappen de functies, risico’s en aangewende middelen beschreven na het doorvoeren van de reorganisatie op 1 juli 2009. Na de reorganisatie geldt zowel voor [bedrijf 4] als voor [bedrijf 3] dat deze vennootschappen op basis van een ‘consignment manufacturing agreement’ fabricagediensten en daarmee samenhangende diensten aan [bedrijf 6] verrichten tegen een vaste beloning, waarbij de at arm’s length beloning voor deze diensten is berekend op een cost-plus van 8,7%. Na de reorganisatie is [bedrijf 6] eigenaar van alle grondstoffen, voorraden, onderhanden werk en geproduceerde goederen, zodat zij daarover het volledige prijsrisico loopt. Na voltooiing van de reorganisatie is [bedrijf 6] volledig verantwoordelijk voor de Europese activiteiten van het [bedrijf 1] -concern op het gebied van oliehoudende zaden en cacao, verwerft [bedrijf 6] de benodigde grondstoffen van derden, laat [bedrijf 6] deze door [bedrijf 4] en [bedrijf 3] tot (half)fabricaten verwerken en verkoopt deze aan derden, dit alles in eigen naam en voor eigen rekening en risico. In de Functionele Analyse wordt hierover onder andere het volgende vermeld: “ [bedrijf 4] [
Hof: respectievelijk [bedrijf 3] ] post reorganization will perform only routine functions and bear limited risks, and will be responsible for performing the following functions under guidance from [bedrijf 6] : Manufacturing; Planning; Packaging; Logistics; Warehousing; and Quality Control.”
6.Kosten
7.Beslissing
J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 11 juli 2024 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.