ECLI:NL:GHAMS:2016:775

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
23-000453-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie van pokertoernooien zonder vergunning en de kwalificatie van poker als kansspel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, samen met medeverdachten, organiseerde pokertoernooien in een café in Bussum zonder de vereiste vergunning op grond van de Wet op de kansspelen. Het hof oordeelde dat poker, in dit geval Texas Hold 'em, moet worden gekwalificeerd als een kansspel. De tenlastelegging omvatte het geven van gelegenheid aan het publiek om deel te nemen aan een kansspel zonder vergunning, wat in strijd is met de wet. De verdediging voerde aan dat poker een behendigheidsspel is en dat de wetgever met een aanstaande wijziging in de wet de status van poker zou verduidelijken. Het hof verwierp deze argumenten en concludeerde dat, ondanks de behendigheid van spelers, de uitkomst van het spel afhankelijk blijft van kansbepalingen waar de spelers geen invloed op hebben. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat de verdachte had vrijgesproken, en verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.250 en 22 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000453-14
Datum uitspraak: 3 maart 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-488200-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 12 en 26 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2005 tot en met 07 augustus 2006 te Bussum in een perceel aan de [adres 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om door middel van het (kans)spel poker - zijnde in art. 4 lid 1 onder j Beschikking casinospelen 1996 aangewezen als casinospel en daarmee als kansspel -, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemer(s) in het algemeen geen overwegende invloed kon(den) uitoefenen, zulks terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2006 tot en met 04 april 2007 te Bussum in een perceel aan de [adres 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om door middel van het (kans)spel poker, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemer(s) in het algemeen geen overwegende invloed kon(den) uitoefenen, zulks terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
2
subsidiair:
de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid [vereniging 1] " in of omstreeks de periode van 08 augustus 2006 tot en met 04 april 2007 te Bussum in een perceel aan de [adres 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om door middel van het (kans)spel poker, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemer(s) in het algemeen geen overwegende invloed kon(den) uitoefenen, dit terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend; zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, toen aldaar (telkens) opdracht heeft gegeven tot boven subsidiair omschreven feit, althans, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, toen aldaar (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven aan boven subsidiair omschreven verboden gedraging.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op grond van de Wet op de kansspelen (inclusief de door de wetgever beoogde wijziging daarvan) en de jurisprudentie van de Hoge Raad en verschillende gerechtshoven, op het standpunt gesteld dat poker in beginsel een kansspel is in de zin van de Wet op de kansspelen. Het onderzoek van de deskundige prof. [professor 1] , die met prof. [professor 2] in theorie een methode heeft ontwikkeld om het behendigheidsniveau te bepalen van de spelers bij een pokertoernooi van Texas Hold ’em en die heeft geconcludeerd dat sprake is van een behendigheidsspel, noopt niet tot afwijking van dit uitgangspunt. Poker is in de kern bezien een kansspel; de omstandigheid dat sommige spelers behendig kunnen omgaan met de factor toeval maakt dat niet anders, aldus - samengevat - het standpunt van de advocaat-generaal.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat poker niet een kansspel maar een behendigheidsspel is. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Gelet op de komende wijziging in de Wet op de kansspelen, waarbij ‘poker’ als spel wordt opgenomen in artikel 1a, eerste lid, heeft de wetgever een einde willen maken aan de discussie over dit onderwerp. Met deze wetswijziging heeft de wetgever de twijfel benoemd die tot nu toe kleeft aan de kwalificatie van het spel. Die twijfel gold dus ook ten tijde van het ten laste gelegde en dient ten gunste van de verdachte tot vrijspraak te leiden.
Poker is een gecompliceerd spel voor meerdere spelers waarin het toeval een rol speelt. In de praktijk is het echter zo, dat de speler die het meest behendig is, een wezenlijke invloed heeft op het verloop van het spel. Poker is daarom een behendigheidsspel dat winnend gespeeld kan worden. De rol van het toeval wordt kleiner naarmate er meer rondes worden gespeeld; de meest behendige spelers komen doorgaans aan de finaletafel terecht.
De Belastingdienst accepteert professionele pokerspelers als ondernemer, onder de voorwaarde dat de speler geen onverantwoorde beslissingen neemt. Ook daaruit kan worden afgeleid dat poker als zodanig een behendigheidsspel is.
Poker kan worden beschouwd als een sport, die sinds de jaren negentig een enorme vlucht heeft genomen. Het spel zoals dat tegenwoordig wordt gespeeld, met vele professionele spelers, wereldwijde toernooien met verschillende rondes en een wereldkampioenschap op televisie, is totaal anders dan het spel van de jaren negentig. Daarom is het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 1998, waar de Hoge Raad ook in de uitspraken van 11 juli 2014 nog naar heeft verwezen, gedateerd en datzelfde geldt voor de visie van wijlen prof. [professor 3] . In de onderliggende zaak zijn volgens de raadsman leidend het rapport van september 2009 van de deskundigen [professor 1] en [professor 2] [1] en de verklaring van [professor 1] ter zitting in eerste aanleg, de verklaringen van de verdachten en van de andere spelers. Het gaat tegenwoordig om ‘wie is de beste’. Voor het overige is niet bekend hoe de meerderheid van de spelers in de praktijk het spel heeft gespeeld, als gevolg waarvan niet kan worden vastgesteld dat in de onderhavige situatie (toch) sprake is van een kansspel. Er is één toevalselement bij dit spel en dat zijn de kaarten; de rest is behendigheid, aldus de raadsman.
De raadsman heeft het hof (primair) verzocht het vonnis en derhalve de gegeven vrijspraak te bevestigen. Voor wat betreft het gesloten, dan wel bedrijfsmatige karakter van het spel zoals dat door de verdachten werd georganiseerd, heeft de raadsman zich, net als in eerste aanleg, gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Redengevende feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van het hof zijn, met referte van de verdediging in zoverre, de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] organiseerden gezamenlijk vanaf augustus 2005 in café [café] aan de [adres 2] te Bussum pokertoernooien. [medeverdachte 2] , de vader van verdachte, pachtte met anderen al jaren genoemd café en de zaken gingen minder goed. Onder die omstandigheid kwamen [medeverdachte 1] en de verdachte op het idee van de pokertoernooien. Zij wisten dat er geld mee te verdienen was en [medeverdachte 2] dacht aan de omzet van de bar en ging ermee akkoord. Het werd steeds drukker en er werd een goede omzet gedraaid. Het pokerspel dat gespeeld werd, was genaamd ‘Texas Hold’em no limit’ en er werd een entreeprijs van € 10 gevraagd. Gedurende de ten laste gelegde periode wonnen de toernooien aan populariteit; uiteindelijk werd er wekelijks op een vaste dag gespeeld, met een maximum van 70 spelers aan zeven tafels. De organisatie stelde prijzen beschikbaar. De verdachten hadden geen vergunning voor de organisatie van de genoemde toernooien. Van de betaalde € 10 ging de helft naar de bar, ook voor een hapje en een drankje, en de helft naar de organisatie door de verdachte en [medeverdachte 1] voor de aankoop van materialen en voor eventueel extra prijzen. [2]
In de maand juli 2006 is er geen pokeravond in het café geweest. Op 8 augustus 2006 hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de kaartvereniging ‘ [vereniging 2] ’ opgericht, teneinde poker in besloten kring te kunnen organiseren. [3] De statuten vermeldden als doel van de vereniging: kaart spelen in groepsverband (en dus niet: poker, zo merkt het hof ter zijde op). [4] Alleen met pasjes mocht je naar binnen en als minimum leeftijd gold achttien jaar. [5] Aankondiging van de wedstrijden vond plaats op de website
[website]en mensen konden zich per e-mail inschrijven. [6] Iedere woensdagavond vonden de toernooien plaats. Het ging om maximaal 70 spelers en het prijzengeld ging naar de deelnemers. [7]
In het dossier bevinden zich de op schrift gestelde spelregels van de kaartvereniging [vereniging 2] . Deze houden in, voor zover hier van belang:
Alle spelers beginnen met een gelijk aantal chips.
Tafel en stoelplaatsing wordt bepaald door loting. De spelers delen om de beurt (het hof begrijpt: de kaarten). Bij aanvang van het toernooi ligt de dealerbutton bij stoel 9. (…).
Wanneer een speler geen chips meer heeft moet de speler het toernooi verlaten. Het spel gaat door tot dat een speler alle chips heeft verzameld.
De eerste speler links van de deler is de small blind en plaatst een verplichte inzet van een halve big blind. De tweede speler links van de deler is de big blind en ook deze plaatst een verplichte inzet. Kaarten worden met de plaatjes naar beneden gedeeld- twee kaarten voor iedere speler. (…).
De volgende drie kaarten worden open gedeeld; dit is de flop. Dit zijn de eerste drie kaarten van vijf gemeenschappelijke kaarten. Men gebruikt de gemeenschappelijke kaarten om de beste ‘hand’ te maken.
(…).
De volgende kaart wordt open gedeeld. Dit is de turn. Hierna volgt weer een inzetronde. (…).
De volgende kaart wordt weer open gedeeld. Dit is de river. Hierna volgt wederom een inzetronde.
(…). Net zolang tot er 9 spelers over zijn (de finaletafel). De winnaar is degene die alle chips weet te bemachtigen. (…).
Na de laatste inzetronde moeten de spelers de hand laten zien om de pot te claimen. De beste combinatie van 5 kaarten wint. [8]
Overwegingen van het hof
Ingevolge artikel 1 onder a van de Wet op de kansspelen is het verboden “gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend”.
Uit de Memorie van Toelichting bij de huidige wet volgt dat artikel 1 van de Wet op de kansspelen een algemene verbodsbepaling betreft waarmee is beoogd alle op dat moment bestaande voorschriften op het gebied van kansspelen, zoals inzake de loterij of het hazardspel, (destijds) onder één wet te brengen. De wettelijke definitie van hazardspel luidde, voor zover van belang: ‘onder hazardspel wordt verstaan elk spel waarbij in het algemeen de kans op winst van het toeval afhangt, ook wanneer die kans toeneemt met de meerdere geoefendheid of de grotere behendigheid van de speler’ (…). [9]
Gezien het open karakter van de huidige wettekst is de wetgever altijd uitgegaan van een ruim ‘kansspel begrip’, dat betrekking kan hebben op verschillende spelvormen waarbij kans enige rol speelt in de aanwijzing van de winnaar.
Gelet op de spelregels van het pokerspel zoals dat in de onderhavige zaak in toernooivorm gespeeld werd, is sprake van een aantal onzekere factoren, die naar het oordeel van het hof als “enige kansbepaling” zijn aan te merken. De deelnemer kent immers alleen zijn eigen twee gesloten gedeelde kaarten, op de toekenning waarvan hij geen invloed heeft en de verkrijging van de na elke ronde open gedeelde kaarten (flop, turn en river) is evenmin beïnvloedbaar. Hoe behendig een speler ook is; op de aan hem toebedeelde kaarten heeft hij geen invloed. De behendigheid kan, zeker bij een grote hoeveelheid rondes, een rol spelen bij het bereiken van de finaletafel, zo heeft ook [professor 1] als deskundige in eerste aanleg toegelicht; na verloop van tijd komt een geavanceerde speler altijd boven drijven. Na de finaleronde is er evenwel sprake van één winnaar van het toernooi en die heeft, indien wordt uitgegaan van de visie van [professor 1] , moeten spelen tegen min of meer gelijke tegenstanders. De vraag wie de winnaar van het toernooi wordt - “de aanwijzing der winnaars”, zoals bepaald in artikel 1 onder a van de Wet op de kansspelen - is dus mede afhankelijk van de hiervoor reeds genoemde “enige kansbepaling” waarop de speler, ook aan de finaletafel, geen overwegende invloed heeft. Met behendigheid kan derhalve niet in die mate het kansspelelement worden opgeheven dat niet meer sprake zou zijn van een spel in de zin van artikel 1 onder a van de Wet op de kansspelen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel, anders dan de raadsman, dat een eventueel bij het pokeren aan te leren behendigheid aan het pokerspel het karakter van kansspel niet kan ontzeggen.
Het door de verdediging genoemde rapport maakt dat niet anders.
Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen
De raadsman heeft een beroep gedaan op een door de wetgever beoogde wijziging van de Wet op de kansspelen. Daarmee doelt de raadsman, naar het hof begrijpt, op de “Wijziging van de Wet op de Kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand”, nr. 33 996. Het wetsvoorstel is sinds (in ieder geval) vergaderjaar 2013-2014 aanhangig en de Tweede Kamer buigt zich thans nog over een en ander.
Het voorstel is, voor zover hier van belang, dat in artikel 1a, eerste lid, na “piramidespel” wordt toegevoegd: “en poker”. [10] De Memorie van Toelichting bij dit voorstel [11] houdt het volgende in:
(p. 20)
Speler tegen speler
Bij spellen waar spelers tegen elkaar spelen heeft de vergunninghouder een faciliterende rol. Hieronder valt bijvoorbeeld het pokerspel. Op dit moment zijn de meest bekende vormen (Texas) Hold’em, Omaha Stud, Five Card Draw en 7-card Stud. Evenals bij spellen tegen de vergunninghouder, draagt de vergunninghouder zorg dat het spel eerlijk en betrouwbaar verloopt en dat bijvoorbeeld het gebruik van bots42 wordt voorkomen en dat geen samenspel tussen spelers plaatsvindt. Tevens moet de vergunninghouder waarborgen dat het spel volgens bekende spelregels plaatsvindt. Voor poker houdt dit bijvoorbeeld in dat voor de speler duidelijk moet zijn welke variant van het pokerspel wordt gespeeld. Daarnaast moet de uitbetalingsstructuur duidelijk zijn: spelers moeten vooraf op de hoogte worden gesteld van de verdeelsleutel die op het ingelegde geld wordt toegepast.
(p. 76)
Onderdeel B (artikel 1a)
Een substantieel onderdeel van het nu nog illegale aanbod van kansspelen op afstand betreft poker. Poker is een spel dat onder de Wok valt. Het behoort tot de zogeheten casinospelen die in Nederland tot op heden alleen door Holland Casino mogen worden aangeboden. Zowel het Ministerie van Veiligheid en Justitie als de Belastingdienst hebben poker altijd aangemerkt als kansspel. Ook in de andere Europese landen geldt poker als kansspel. Zoals de Commissie Kansspelen via internet heeft geconstateerd (bijlage bij Kamerstukken II 2009/10, 24 557, nr. 123), vindt van tijd tot tijd en niet alleen in Nederland echter een discussie plaats over de vraag of poker een kansspel of een behendigheidsspel is. In dit verband wordt onder meer gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 1998 (voetnoot 84).
In recentere uitspraken van rechtbanken (voetnoot 85) is poker als behendigheidsspel aangemerkt, terwijl andere rechtbanken (voetnoot 86) en gerechtshoven (voetnoot 87) oordeelden dat poker wel een kansspel is. De regering meent, mede gezien het risico van kansspelverslaving dat het pokerspel met zich mee kan brengen, dat er geen twijfel over mag bestaan dat poker onder het bereik van de Wok valt. De aanvulling van artikel 1a strekt hiertoe. Indien de organisator van een bepaald kansspel betwist dat het door hem aangeboden spel een variant is van het pokerspel als bedoeld in artikel 1a, neemt dat niet weg dat het gaat om een kansspel in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a.
Voetnoten:
85 Rb Den Haag 2 juli 2010 (ECLI:NL:RBSGR:2010:BN0013) en Rb Amsterdam 23 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:254, ECLI:NL:RBAMS:2014:255 en ECLI:NL:RBAMS:2014:256).
86 Rb Haarlem 24 november 2011 (ECLI:NL:RBHAA:2011:BU6574), Rb Oost-Brabant 12 juni 2013 (ECLI:NL:RBOBR:2013:2857) en 4 februari 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:436).
87 Hof Leeuwarden 18 oktober 2012 (ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1198), Hof Amsterdam 27 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:2316) en 12 september 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:3141) en Hof Den Haag 7 mei 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:1717). Zo ook het Parket bij de Hoge Raad op 26 maart 2014 (ECLI:NL:PHR:2014:284).
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat de wetgever met een wetswijziging inzake de Wet op de kansspelen niet heeft beoogd iets anders te reguleren dan thans reeds geldt. De toelichting van de wetgever laat zich aldus verstaan, dat deze wijziging is ingegeven door zowel de verschillen in enkele rechterlijke uitspraken als door de vraag die van tijd tot tijd zowel binnen als buiten Nederland rijst of poker (nog steeds, zo begrijpt het hof de wetgever hier) een kansspel betreft. De wetgever heeft met het wetsvoorstel naar het oordeel van het hof niet de suggestie gewekt dat sprake is van een gewijzigd inzicht omtrent de strafwaardigheid en evenmin dat sprake is van rechtens ontoelaatbare onduidelijkheid op dit punt. Het gaat hier om enigszins gedateerde, bewust gekozen ruime wetgeving die in ieder geval dient te worden aangepast aan de huidige pokerspelen via internet en tegen die achtergrond is, kennelijk, tevens de vertaalslag gemaakt naar de tegenwoordige professionele lucratieve speelwijze op wereldniveau en de vraag die met name die wijze van spelen zo nu en dan kennelijk oproept.
Fiscaal bezien, volgens de verdediging
Ten slotte laat de omstandigheid dat de fiscus onder voorwaarden - het niet nemen van onverantwoorde beslissingen - de inkomsten van professionele pokerspelers onder de Wet op de inkomstenbelasting zou belasten en niet onder de Wet op de Kansspelbelasting, naar het oordeel van het hof onverlet dat het hier om een kansspel gaat, welk oordeel de Hoge Raad overigens ook in fiscale zaken aanhoudt (vgl. de Conclusie van Advocaat-Generaal [AG] bij Hoge Raad 11 juli 2014 en de daarbij gevoegde bijlage). [12]
Conclusie
De verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben in een voor het publiek toegankelijk café tegen een entreeprijs pokertoernooien georganiseerd en prijzen beschikbaar gesteld. Nu poker kan worden gekwalificeerd als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen en er geen sprake was van een vergunning, kan hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
Het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 7 augustus 2006 te Bussum in een perceel aan de [adres 2] telkens tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van het kansspel poker mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, zulks terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
2 primair:
hij in de periode van 8 augustus 2006 tot en met 4 april 2007 te Bussum in een perceel aan de [adres 2] , meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van het kansspel poker, mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, zulks terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die hiervoor onder “Redengevende feiten en omstandigheden” zijn opgenomen. In die bewijsredenering heeft het hof verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. Voor zover niet anders vermeld, zijn de genoemde bewijsmiddelen opgenomen in een proces-verbaal en in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover is verwezen naar geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof die enkel gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde levert op, telkens:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 onder a van de Wet op de kansspelen, meermalen gepleegd

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde integraal vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 2.500, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft het hof (subsidiair) verzocht om in het geval van een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het onvergund en dus illegaal organiseren van pokertoernooien in een café. Hij heeft hiermee gedurende enkele jaren de Wet op de kansspelen overtreden. Deze wet heeft onder meer ten doel om spelen zoals poker aan regels te binden, teneinde de spelers te beschermen tegen het risico van kansspelverslaving en allerlei vormen van criminaliteit tegen te gaan die gepaard gaan met illegaal kansspelaanbod. Dat de verdachte zich bewust was dat hij door zijn handelen mogelijk de wet overtrad, blijkt uit de omstandigheid dat hij een pokervereniging heeft opgericht, om zodoende derden voor te spiegelen dat de toernooien een besloten karakter hadden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 januari 2016 is de verdachte eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, echter niet met betrekking tot een soortgelijk feit als de onderliggende.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid, dat in deze zaak in eerste aanleg en in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden, nu de verdachte op 5 april 2007 is aangehouden en verhoord, de rechtbank eerst op 23 januari 2014 vonnis heeft gewezen en het hof, na het instellen van het hoger beroep door het Openbaar Ministerie op 5 februari 2014, eerst heden op 3 maart 2016 arrest wijst. Het hof heeft in dit verband geconstateerd dat de complexiteit van de zaak noch de verdediging van overwegende invloed is geweest op de lengte van de procedure. In beginsel acht het hof een onvoorwaardelijke geldboete ter zake van het bewezen verklaarde zonder meer passend en geboden. Toepassing van artikel 9a Sr doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de feiten, ook niet na het geconstateerde tijdsverloop. Gelet evenwel op de mate van overschrijding van de redelijke termijn acht het hof thans een geheel voorwaardelijke geldboete, lager dan gevorderd door de advocaat-generaal, aangewezen. Voorts kan naar het oordeel van het hof worden volstaan met een proeftijd van één jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte met daar aan verbonden een proeftijd van een jaar, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1 en 31 van de Wet op de kansspelen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2016.

Voetnoten

1.Prof. [professor 1] en prof. [professor 2] , ‘Cash- en toernooipoker: behendigheidsspelen? ’, Departement Econometrie en Operations Research,
2.Proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 5 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , dossierpagina 73 tot en met 82 (p. 73, 74, 75, 76); proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 5 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina 118 tot en met 123 (p. 118, 119, 121, 123), proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 6 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina 127 tot en met 129 (p. 128).
3.Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel Gooi en Eemland, dossierpagina 257 en 258 en proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 6 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina 127 tot en met 129 (p. 127).
4.Een geschrift, zijnde ‘vaststellen statuten kaartvereniging [vereniging 2] ’, dossierpagina 273 tot en met 281 (p. 273).
5.Proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 5 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , dossierpagina 73 tot en met 82 (p. 75) en proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 6 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina 127 tot en met 129 (p. 128).
6.Een geschrift, zijnde een uitdraai van de website ‘Kaartvereniging Pokerbussum’, dossierpagina 21 en 22, proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 6 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina 127 tot en met 129 (p. 128) en proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 5 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , dossierpagina 73 tot en met 82 (p. 74).
7.Proces-verbaal met nummer PL1404/07-021276 van 5 april 2007 van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina
8.Een geschrift, zijnde bijlage I bij een brief van [medeverdachte 1] en R. Blaas, gevoegd bij een brief van 10 augustus 2009 van het bureau rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam, gericht aan B.B. [professor 1] .
9.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 1963/64, 7603, nr. 3 (Memorie van toelichting), p. 6 en 7.
10.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 996, nr. 2 (voorstel van wet).
11.Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 996, nr. 3, p. 20 en p. 76.