Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- [...];
- [...];
- [...].
(…)
12. De in dit reglement genoemde casinospelen kunnen worden aangeboden in toernooivorm.
(…)
Hoofdstuk 3: Kaartspelen
(…)
Artikel 3:5 Poker
1. Afhankelijk van de pokersoort treedt Holland Casino op als bankhouder of speler danwel verleent hij slechts zijn bemiddeling en ontleent daaraan het recht op een heffing van maximaal 10% van de totaal gedane inzetten.
(…)
4. De door Holland Casino aangeboden pokersoorten kunnen zijn:
Hof:vijf) kaarten te hebben.
het Hof begrijpt:vijf kaarten uit) de twee eigen kaarten en de vijf open kaarten op tafel die de hoogste waarde heeft, is winnaar van die ronde. Het aantal en de waarde van de fiches die men over heeft is daarbij niet bepalend. De winnaar ontvangt 'de pot'.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
hoe de grote meerderheid van de spelers het spel in de praktijk speelt(zie o.a. HR 21 december 1965, NJ 1966, 364; HR 2 april 1985, NJ 1985, 739; HR 25 juni 1999, NJ 1991, 808 en HR 25 september 1991, VN 1991, 3011 resp. BNB 1991, 334).
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
welke gelegenheidwordt meegedongen naar prijzen. Hiervan uitgaande, kon de rechtbank niet zonder meer tot het oordeel komen dat Texas Hold’em in al zijn varianten (zoals cashgames, kortdurende toernooien en meerdaagse toernooien) het te toetsen spel is. Het Hof acht het op grond van de gedingstukken en hetgeen partijen daarover naar voren hebben gebracht aannemelijk dat de meerdaagse toernooivariant van Texas Hold’em op zodanig wezenlijke punten verschilt van de overige varianten van dit spel, dat deze toernooivariant als afzonderlijk te toetsen spelvorm moet worden aangemerkt. Het grote aantal spel- en biedronden voordat uiteindelijk - aan het einde van het meerdaagse toernooi - prijzen worden toegekend, terwijl het niet mogelijk is de toernooichips gedurende het toernooi voor geld in te wisselen, geeft een relevant verschil voor de beoordeling van de vraag welke elementen van kansbepaling van invloed zijn op de prijs die uiteindelijk behaald kan worden en daarmee tevens van de vraag in welke mate de deelnemers het effect van deze kansbepaling al dan niet in overwegende mate teniet kunnen doen. Bij de zogenoemde cashgames kan een deelnemer immers na elke spelronde besluiten zijn chips om te wisselen in geld, zodat de vraag welke invloed de deelnemers op de aanwijzing der winnaars kunnen uitoefenen, in beginsel voor elke spelronde afzonderlijk moet worden beoordeeld; ook de kortdurende toernooivariant met verplichte inzet van alle chips in elke spelronde, zoals beschreven onder 2.3.4 (welke beschrijving door de inspecteur niet is betwist), verschilt in dit opzicht wezenlijk van de meerdaagse toernooivariant.
kanzijn, door de behendigheid van de speler (althans in overwegende mate) ongedaan gemaakt zal moeten worden,
zonderdat hij daarbij weet welke concrete winstkans hij en zijn tegenspelers op dat tijdstip (bij elke tussenstap) hebben. Iedere speler kent immers (telkens) slechts de twee kaarten van zijn eigen hand en de (uiteindelijk: vijf) op tafel open liggende kaarten.
geenoverwegende invloed op de kansbepaling kunnen uitoefenen in de hiervoor beschreven zin.
uiteindelijkte behalen prijs, in staat zijn in overwegende mate invloed uit te oefenen op de kansbepaling (zoals hiervoor omschreven). De rechtbank heeft hiermee terecht rekening gehouden en onder 4.6 met juistheid geoordeeld dat het aannemelijk is dat de invloed van de mate van behendigheid van de spelers op het behaalde resultaat, naarmate het toernooi verder is gevorderd steeds meer aan betekenis inboet, zodat de kansfactor juist weer zwaarder weegt. Het Hof verwerpt om deze redenen de stelling van belanghebbende dat geen rekening gehouden zou mogen worden met de omstandigheid dat de gemiddelde behendigheid toeneemt naarmate het toernooi verder is gevorderd (welk effect hij ter zitting van het Hof overigens op zich heeft erkend).
Kamerstukken II1978/79, 15 358, nr. 2) werd (in artikel I) onder meer voorgesteld om in de toenmalige Wet op de kansspelbelasting (Stb. 1961, 313) in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, de volgende definitie in te voegen: “degene die gelegenheid geeft tot deelneming aan binnenlandse casinospelen.” In de memorie van toelichting bij dit voorstel van wet is – voor zover hier relevant – hierover het volgende opgemerkt (
Kamerstukken II1978/79, 15 358, nr. 3, blz. 3-8):
Inleiding
1. Tot het organiseren van een speelcasino kan uitsluitend vergunning verleend worden overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
2. Onder speelcasino wordt verstaan de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1. Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken kunnen aan één rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid voor een door hen te bepalen duur vergunning verlenen tot het organiseren van speelcasino's.
(…)
1. Onze in artikel 27h, eerste lid, genoemde Ministers verbinden voorschriften aan de vergunning tot het organiseren van speelcasino's.
2. De voorschriften hebben onder meer betrekking op:
(…)
In deze beschikking wordt verstaan onder:
1. In een speelcasino worden uitsluitend de volgende casinospelen aangeboden:
(…)
(…)
6.Kosten
6.Beslissing
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 1.062; en
- bepaalt dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 454.