ECLI:NL:CRVB:2023:434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ongewijzigde voortzetting ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor ex-werkneemster
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de ongewijzigde voortzetting van de Ziektewet (ZW)-uitkering van een ex-werkneemster, die zich ziek had gemeld na fysieke klachten. Het Uwv had de ZW-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek ongewijzigd voortgezet, maar de appellante, een B.V., was het hier niet mee eens en had hoger beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van de ex-werkneemster zoals vastgesteld door het Uwv.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beperkingen van de ex-werkneemster op zorgvuldige wijze zijn vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om de medische beoordeling van het Uwv te betwisten en dat er geen sprake is van schending van het beginsel van equality of arms. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het Uwv de belastbaarheid van de ex-werkneemster niet onjuist heeft ingeschat.
De Raad heeft ook de beroepsgronden van appellante over de geschiktheid van functies in het ClaimBeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) verworpen. Het Uwv heeft voldoende gemotiveerd dat het functiebestand in het CBBS een goede afspiegeling vormt van de arbeidsmarkt en dat de arbeidsdeskundige op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld welke functies geschikt zijn voor de ex-werkneemster. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt.