Uitspraak
22.1829 WLZ, 22/1830 WLZ, 22/1831 WLZ, 22/2821 WLZ, 22/2822 WLZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de beroepen tegen het besluit van 1 juli 2021 en het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg aan een budgethouder, die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 zorg heeft ingekocht bij betrokkenen. Het zorgkantoor had op 25 augustus 2020 de verleningsbeschikkingen van het pgb ingetrokken en een bedrag van € 67.959,15 teruggevorderd, omdat de budgethouder zich niet aan de verplichtingen had gehouden. Betrokkenen, waaronder een zorgaanbieder en bewindvoerders, maakten bezwaar tegen deze beslissing, maar de Centrale Raad oordeelde dat zij niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat hun belangen niet rechtstreeks bij het besluit van het zorgkantoor betrokken waren, aangezien de financiële gevolgen van het besluit uitsluitend de relatie tussen de budgethouder en het zorgkantoor betroffen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen van betrokkenen niet-ontvankelijk.