In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, een zorgaanbieder, was in beroep gegaan tegen een besluit van het zorgkantoor dat het persoonsgebonden budget (pgb) van de budgethouder had ingetrokken. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen procesbelang zou hebben. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante wel degelijk belanghebbende is in deze kwestie. De Raad heeft vastgesteld dat de zorgverlener, in dit geval appellante, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit van het zorgkantoor, maar dat dit niet betekent dat appellante geen procesbelang heeft. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het besluit van het zorgkantoor is vernietigd en het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 september 2017 is niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.348,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.