3.1Verlening van het pgb en de aan het pgb verbonden verplichtingen
Het zorgkantoor legt bij de verlening van het pgb aan de verzekerde verschillende verplichtingen op. Op de verzekerde rust daarnaast de verplichting een schriftelijke zorgovereenkomst te sluiten met iedere zorgverlener waarvan hij met zijn pgb zorg wenst in te kopen. De verzekerde zal om uit het pgb betalingen te kunnen laten verrichten elke zorgovereenkomst moeten laten goedkeuren.
De inhoud van de zorgovereenkomst moet logischerwijze voortvloeien uit het onder III.3.1 vermelde budgetplan. Met het oog op de controlemogelijkheden moet de schriftelijke zorgovereenkomst onder andere bevatten de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de zorgbehoefte van de verzekerde (zorgbeschrijving). Hiermee is bij de controle aan de voorkant duidelijk om welke zorg en activiteiten het gaat die een bepaalde zorgverlener levert en hoeveel tijd een bepaalde activiteit van die zorgverlener vraagt. De verzekerde legt de zorgovereenkomsten steeds ter goedkeuring voor aan het zorgkantoor en de Svb. Het zorgkantoor beoordeelt de zorgovereenkomst op zorginhoudelijke aspecten en de Svb beoordeelt de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke aspecten. Verzekerden krijgen door de controle vooraf op de zorgovereenkomst en de daarin opgenomen zorgbeschrijving direct duidelijkheid over de rechtmatigheid van de door hen gewenste besteding. Het zorgkantoor legt bij de verlening van het pgb de verzekerde de verplichting op de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving onverwijld aan te passen als van enige verandering in de daarin opgenomen feiten sprake is.
Ook heeft de Raad in die uitspraak overwogen dat als de controle aan de voorkant niet deugdelijk geschiedt, dit in de besluitvorming niet zonder gevolgen kan blijven.
4 (…) Zo kan het zijn dat eerst bij een controle aan de achterkant van de besluitvormingsketen blijkt dat als gevolg van een onvoldoende controle aan de voorkant ten onrechte een pgb is verleend, ten onrechte goedkeuring aan de zorgovereenkomst is gegeven, of door de Svb betalingen zijn gedaan die niet gedaan hadden mogen worden. In een dergelijk geval zal een besluit aan de achterkant van de besluitvormingsketen waarbij de gevolgen van een niet deugdelijke controle aan de voorkant volledig op de verzekerde worden afgewenteld vrijwel steeds in strijd komen met de wet of met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Dit kan echter anders zijn indien verzekerde bij zijn aanvraag om een pgb, bij de goedkeuring van de zorgovereenkomst of bij het indienen van declaraties bij de Svb, een niet eenvoudig te doorgronden onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
Uit het voorgaande mag echter zeker niet worden afgeleid dat het zorgkantoor bij de uitvoering van de Wlz geen zorginhoudelijke controle zou kunnen of moeten uitvoeren. Het zorgkantoor kan naar aanleiding van onder andere signalen omtrent de kwaliteit van de zorg gedurende de gehele besluitvormingsketen een zorginhoudelijk onderzoek verrichten. Het zorgkantoor kan controleren of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk wordt en is geleverd, en of sprake is van voldoende kwaliteit en verantwoorde zorg. Bij deze materiële controle kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een huisbezoek en het opvragen van verklaringen van de verzekerde, de gewaarborgde hulp en zorgverleners. Ook kan het zorgkantoor beoordelen of verzekerde bij zijn aanvraag om een pgb, bij de goedkeuring van de zorgovereenkomst of bij het indienen van declaraties bij de Svb een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Als op basis van dit onderzoek grond bestaat de verleningsbeschikking in te trekken, ten nadele van de verzekerde te wijzigen of bij het vaststellingsbesluit het pgb lager vast te stellen, kan het zorgkantoor een daartoe strekkend besluit nemen. Het zorgkantoor kan overigens indien de controle plaatsvindt binnen de periode waarop de verlening ziet ook direct maatregelen treffen om onjuiste uitgaven te voorkomen door de Svb te verzoeken de betaling van het pgb op te schorten.
26. Zoals hiervoor al is overwogen, is niet in geschil dat er tussen de zorgovereenkomst en de zorgbeschrijving die namens eiser zijn ingediend een discrepantie zit. In de zorgovereenkomst van 1 juli 2020 is immers geen persoonlijke verzorging en huishoudelijke hulp opgenomen, maar dit staat wél in de zorgbeschrijving van 30 september 2020. De zorgbeschrijving voorziet dan ook in een ruimere omschrijving dan is overeengekomen in de zorgovereenkomst. Ook kan het zorgkantoor worden gevolgd in de stelling dat er slordigheden zitten in de zorgbeschrijving, nu daar onder persoonlijke verzorging per abuis is opgenomen dat ook stomazorg wordt geboden terwijl eiser geen stoma heeft, en een dochter wordt genoemd terwijl eiser geen dochter heeft. De rechtbank meent dat hiermee sprake is van kleine onvolkomenheden die op zichzelf nog geen aanleiding vormen voor de intrekking van de goedkeuring van de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving. In de eerste plaats volgt hieruit immers nog niet dat de zorgverlener niet volledig in de behoefte aan zorg van de verzekerde voorziet, zoals bedoeld in artikel 5.16, vierde lid, onder b, van de Rlz. Integendeel, de zorgverlener voorziet mogelijk juist in méér zorg dan de verzekerde behoeft en is overeengekomen en waarvoor het zorgkantoor geen vergoeding verstrekt. Ter zitting heeft [zorgverlener] bevestigd dat zij voor huishoudelijke hulp en persoonlijke begeleiding geen declaraties heeft ingediend. Daarbij komt dat de onvolkomenheden eenvoudig in de bezwaarfase hadden kunnen worden weggenomen.
27. Bovendien waren de documenten in oktober 2020 al door het VGZ Zorgkantoor goedgekeurd. Uit wat onder overweging 2 t/m 6 is opgenomen blijkt dat aan deze goedkeuring een onderzoek van het VGZ Zorgkantoor is voorafgegaan. Het zorgkantoor heeft niet kunnen verduidelijken waarom het VGZ Zorgkantoor voorafgaand aan de goedkeuring niet heeft doorgevraagd op dit punt. Ook is niet duidelijk waarom het zorgkantoor na overname van de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving zelf geen nader onderzoek heeft gedaan. Ter zitting heeft het zorgkantoor meegedeeld dat het pgb van eiser na de overname in januari 2021 is doorgelopen. Pas na een half jaar heeft het zorgkantoor besloten nog eens naar het dossier van eiser te kijken en toen is de discrepantie geconstateerd. Gelet op de uitspraak van de Raad van 16 februari 2022, kan dit echter eiser achteraf niet worden aangerekend, tenzij sprake is van ‘een niet eenvoudig te doorgronden onjuiste voorstelling van zaken’. Van dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De hiervoor genoemde discrepantie en andere onvolkomenheden vindt de rechtbank gelet op het voorgaande onvoldoende. Dat de zorgbeschrijving die eiser heeft overgelegd vergelijkbaar is met andere zorgbeschrijvingen van budgethouders die bij [zorgverlener] zorg afnemen en die onderdeel hebben uitgemaakt van het fraudeonderzoek, maakt evenmin dat sprake is van een niet eenvoudig te doorgronden onjuiste voorstelling van zaken. Zoals [zorgverlener] heeft toegelicht, verleent zij zorg aan een doelgroep die vergelijkbare zorg en begeleiding nodig heeft en waartoe ook eiser behoort. Dat de overeenkomsten vergelijkbare zorgbeschrijvingen bevatten is dan ook niet vreemd. Deze uitleg komt de rechtbank niet onredelijk voor.
28. De rechtbank vindt verder dat het fraudeonderzoek dat in veertien andere dossiers is verricht niet aan de intrekking van de eerder verleende goedkeuring van de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving van eiser ten grondslag kan worden gelegd. De algemene bevindingen die ten grondslag zijn gelegd aan de conclusies zijn afkomstig uit onderzoeken die in andere dossiers dan die van eiser zijn verricht en kunnen daarom hoogstens als aanvullend bewijs dienen. De rechtbank concludeert dat deze bevindingen een aanwijzing konden vormen dat er zaken niet in orde waren en voor het zorgkantoor aanleiding hadden kunnen zijn om nader onderzoek te doen naar de situatie van eiser. Dit heeft het zorgkantoor nagelaten. Daarbij komt dat niet in rechte is komen vast te staan dat [zorgverlener] als frauduleus zorgverlener moet worden aangemerkt. Dat [zorgverlener] is geregistreerd in de genoemde registers doet hieraan evenmin af, nu het zorgkantoor zelf is overgegaan tot die registratie op grond van het eigen fraudeonderzoek.
29. Gelet op het voorgaande had het dan ook op de weg van het zorgkantoor gelegen om nader onderzoek te doen voordat tot intrekking van de goedkeuring van de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving kon worden overgegaan. Uit de eerder genoemde uitspraak van de Raad van 16 februari 2022 volgt ook dat het zorgkantoor kan controleren of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk wordt en is geleverd en of de kwaliteit voldoende is en verantwoord is. Er kan bijvoorbeeld een huisbezoek worden verricht en er kunnen verklaringen worden opgevraagd, stelt de Raad. Dit is niet gebeurd, terwijl de gevolgen van het bestreden besluit voor eiser zeer ingrijpend zijn. Eiser is kwetsbaar, afhankelijk van zorg en van een vertrouwde omgeving. Het bestreden besluit heeft bij hem veel onrust veroorzaakt, zoals hij en zijn broer ook ter zitting hebben aangegeven. Ook heeft het bestreden besluit ingrijpende gevolgen voor [zorgverlener] . Er is dan ook sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
De beroepsgronden slagen.