Uitspraak
mr. I. van Baaren. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.B.E. Donkers-Van Laar.
OVERWEGINGEN
16 augustus 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 november 2019 (bestreden
besluit 1), de bijstand van appellante met ingang van 29 mei 2018 in te trekken en de over de periode van 29 mei 2018 tot en met 31 juli 2019 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 16.108,20 van haar terug te vorderen. Bij besluit van 5 september 2019, na bezwaar gehandhaafd bij afzonderlijk besluit van 5 november 2019 (bestreden besluit 2), heeft het college appellante een boete opgelegd van € 1.236,48. De besluitvorming berust op het standpunt van het college dat appellante op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht als model voor een webwinkel en ook met het maken van reclame en het aanbieden van kortingen voor kledingmerken en webwinkels op haar Instagramaccount. Appellante heeft het college van deze activiteiten niet op de hoogte gebracht waardoor zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het recht op bijstand kan niet worden vastgesteld omdat een administratie ontbreekt en geen schatting van de inkomsten kan worden gemaakt. De overtreding van de inlichtingenverplichting is volgens het college verwijtbaar.
16 augustus 2019 haar inlichtingenverplichting is nagekomen. Die verplichting staat in
artikel 17, eerste lid, van de PW en houdt in dat zij onverwijld en uit eigen beweging opgave moest doen van alle feiten en omstandigheden waarvan haar redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij van invloed konden zijn op het recht op bijstand.
.