Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het bestreden besluit
14 februari 2021. Er heeft administratief onderzoek plaatsgevonden en informatie uit het onderzoek van de politie is geraadpleegd. De bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek zijn neergelegd in de rapportage bijzonder onderzoek van
27 december 2021 (hierna: het onderzoeksrapport).
€ 12.058,74. De aankopen zijn gedaan in de periode van 2015 tot en met 2020. Een groot deel van de aankopen is gedaan in 2017, kort na de toekenning van de uitkering.
4 september 2018 tot en met 13 februari 2021 heeft eiseres 491 tikkies ontvangen ten bedrage van € 21.215,-. Daarnaast heeft zij nog 75 gewone overschrijvingen ontvangen van in totaal € 13.316,16 in de periode van 15 januari 2015 tot en met 14 februari 2021. Ook heeft eiseres bedragen overgeboekt naar derden in 2019, 2020 en 2021 ter hoogte van
€ 8.777,80. Verder hebben in de periode van 7 januari 2015 tot en met 13 december 2020 contante stortingen plaatsgevonden op haar rekening ter hoogte van € 11.500,- en is er in de periode van 4 februari 2015 tot en met 4 januari 2021 31 keer geld opgenomen voor een bedrag van in totaal € 28.704,78.
Beoordeling door de rechtbank
17 maart 2023 bij deze uitspraak in aanmerking te nemen. Eiseres heeft aangevoerd dat aangetroffen luxe goederen en het geldbedrag in beslag zijn genomen en niet aan haar zijn geretourneerd, zodat zij achteraf bezien wel recht had op bijstand.
17 maart 2023, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat het aangetroffen geldbedrag van € 134.806,84 en luxe goederen verbeurd zijn verklaard, maakt niet dat eiseres achteraf gezien wel recht had op bijstand. Het gaat er namelijk om dat eiseres in de te beoordelen periode redelijkerwijs heeft kunnen beschikken over middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw, zodat zij in zoverre onterecht een bijstandsuitkering heeft ontvangen. Zij had de middelen waarover zij in die periode beschikte, toen immers kunnen aanwenden voor haar levensonderhoud. [5] Bovendien is het vonnis tot stand gekomen na het bestreden besluit. Verweerder kon er ten tijde van het bestreden besluit dus geen rekening mee houden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2024.