Beoordeling door de rechtbank
Wat is de grondslag van de besluitvorming?
2. Eiser heeft – ter zitting – aangevoerd dat uit het primaire besluit niet blijkt wat de grondslag is van de beëindiging van de bijstand. Er worden twee grondslagen genoemd: schending van de inlichtingenplicht en schending van de medewerkingsplicht. Pas in het rapport wat in september 2023 is opgemaakt, wordt geadviseerd tot schending van de inlichtingenplicht.
3. De rechtbank stelt vast dat het college met het primaire besluit de bijstand heeft beëindigd omdat eiser tijdens een persoonlijk gesprek geen duidelijkheid heeft gegeven over de duur en de omvang van zijn werkzaamheden als Floral & Art Designer en hij geen en/of onvoldoende bewijsstukken heeft ingeleverd waaruit blijkt welke inkomsten hij heeft ontvangen. Het college heeft vervolgens in het besluit op bezwaar ook de (andere) onderzoeksbevindingen uit in het rapport van 18 september 2023 betrokken en nader gemotiveerd waarom volgens het college sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Schending van de medewerkingsplicht heeft het college niet langer aan de besluitvorming ten grondslag gelegd. Het college heeft hiermee niet in strijd gehandeld met de wet. Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht dient in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging van het primaire besluit plaats te vinden, wat kan betekenen dat het besluit op bezwaar met andere argumenten wordt gemotiveerd en een andere grondslag heeft dan het primaire besluit.De beroepsgrond slaagt niet.
Was het onderzoek van het college rechtmatig?
4. Eiser voert aan dat het onderzoek van het college niet voldoet aan de voorwaarden die daaraan gesteld worden. Eiser stelt dat de tip niet voldoet aan de voorwaarden dat de tip relevant, concreet en voldoende onderbouwd dient te zijn. Ook stelt eiser dat de verzoeken om informatie van de gemeente telkens gericht leken te zijn op het bieden van veiligheid in zijn leefomgeving maar dat met het bestreden besluit bleek dat het college een ander doel voor ogen had, namelijk het intrekken van zijn bijstand. Hiermee is sprake van detournement de pouvoir zodat het onderzoek onrechtmatig is. Ook was er geen redelijke grond voor het huisbezoek omdat eiser een termijn had om informatie te geven die ten tijde van het huisbezoek nog niet was verstreken.
5. De rechtbank stelt vast dat in de interne melding van eisers voormalig klantmanager (bijlage 1 bij het rapport) staat dat eiser na een zware start in Nederland inmiddels zover is dat hij bemiddeld kan worden naar werk maar dat er alarmbellen zijn afgegaan omdat eiser niet op afspraken komt en hij niets heeft gedaan met de kansen die hem werden aangereikt. Verder staat in de melding dat bij het raadplegen van eisers Instagram/website de vraag opkomt of hij niet al druk bezig is als Flowerartist en daar misschien al wat aan verdient; eiser heeft op Instagram 42.000 volgers, plaatst regelmatig de mooiste creaties en heeft blijkbaar toegang tot de benodigdheden en een netwerk waarin hij actief is. De rechtbank oordeelt dat deze interne melding relevant en voldoende concreet was om naar aanleiding daarvan nader onderzoek te gaan doen. Eisers stelling dat onduidelijk was waar het verzoek om informatie van het college over ging onderschrijft de rechtbank niet. In de brief van het 7 april 2023 aan eiser heeft G.N. de Ruiter van Werk en Inkomen duidelijk uitgelegd dat uit onderzoek is gebleken dat eiser vermoedelijk werkzaamheden verricht als zelfstandige, dan wel op geld waardeerbare activiteiten/arbeid verricht als ‘floral desiger’ en dat eiser in verband daarmee de in de brief genoemde bewijsstukken dient in te leveren voor 20 mei 2023.
6. Ook eisers beroepsgrond dat er sprake is geweest van een onrechtmatig huisbezoek slaagt niet. Uit eisers e-mailbericht van 14 april 2023 aan [A] blijkt dat twee medewerkers van de gemeente bij eiser aan de deur zijn geweest en dat eiser hier erg van is geschrokken. In de reactie van [A] van 18 april 2023 staat dat haar collega’s bij eiser langs zijn geweest omdat zij meer wilden weten over zijn werkzaamheden en dat het niet de bedoeling was om hem te laten schikken. De rechtbank is het met eiser eens dat het zorgvuldiger was geweest als de medewerkers van de gemeente eerst een afspraak met eiser hadden gemaakt voordat ze bij hem aan de deur kwamen. Uit eisers emailbericht van 14 april 2023 blijkt evenwel dat eiser hen niet heeft binnen gelaten zodat van een (onrechtmatig) huisbezoek geen sprake is geweest.
7. Gelet op wat hiervoor is vastgesteld en overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat (delen van) het onderzoek niet rechtmatig zijn uitgevoerd. Het college heeft de onderzoeksbevindingen dan ook aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
Is sprake van op geld waardeerbare activiteiten?
8. Het college heeft aan de beëindiging van de bijstand ten grondslag gelegd dat het maken van boeketten en bloemsierkunst en de promotieactiviteiten op sociale media moeten worden aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten. Eiser heeft het college van deze activiteiten niet op de hoogte gebracht en hiermee heeft hij de inlichtingenplicht geschonden waardoor het recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld.
9. Eiser voert aan dat zijn activiteiten niet op geld waardeerbaar zijn en dat de activiteiten een hobby zijn. Hij kreeg gratis bloemen waarmee hij knutselde en hij maakt dit graag openbaar via sociale media. Er werd geen reclame gemaakt, de bloemen werden niet aangeboden en er konden geen bestellingen worden geplaatst.
10. De beëindiging van de bijstand is een voor eiser belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor beëindiging is voldaan in het beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
11. Uit het rapport blijkt dat eiser diverse social media accounts heeft – Instagram, LinkedIn, Behance, TikTok, Tumblr en Youtube – waar hij zich presenteert als ‘ [naam 1] ’. Op de website [website] wordt doorgelinkt naar deze sociale media accounts. Tijdens het gesprek op 21 juni 2023 heeft eiser aangegeven dat de accounts en de internetpagina door hem gebruikt worden voor zijn presentatie als [naam 1] . Hij noemt dit zelf een ‘image presentatie’. In het rapport (p. 2) staat dat eiser op Instagram zo’n 42.000 volgers heeft
.Verder blijkt uit dit rapport dat sinds 1 oktober 2022 in de KvK de onderneming ‘ [onderneming] ’ staat ingeschreven waarbij als internetadres de website van eiser [website] wordt genoemd. Als activiteiten worden onder meer genoemd ‘Bloemsierkunst, marketing en het organiseren van bloemsierkunst evenementen’. Als eigenaar staat geregistreerd ‘ [naam 2] ’. Tijdens het gesprek op 21 juni 2023 heeft eiser verklaard dat [naam 2] zijn vriend is en eiser denkt dat hij de onderneming in de KvK heeft ingeschreven. Ook heeft eiser tijdens dit gesprek verklaard dat de op het uittreksel uit de KvK genoemde website [website] van hem is en ook de accounts [account] en de website Behance. Eiser heeft over het beheer van deze sociale media account verklaard dat zijn vriend de beveiliging doet en hij zelf de inhoud. Eisers stelling dat er geen enkel verband tussen hem en het bedrijf kan worden gelegd volgt de rechtbank dan ook niet.
12. Uit het rapport blijkt verder dat op sociale media veel berichten zijn geplaats door eiser en door derden over door eiser verrichtte activiteiten als ‘ [naam 1] ’. In het rapport zijn meerdere online berichten opgenomen van eiser in de periode maart tot en met juni 2023. Dit betreffen onder meer berichten over activiteiten voor [bedrijf] zoals het maken van boeketten voor dit bedrijf op 13 april 2023, 26 april 2023, 26 mei 2023, 28 mei 2023 en 1 juni 2023. Eiser heeft op 21 juni 2023 verklaard dat hij ambassadeur van [bedrijf] is en dat hij bloemen kan krijgen als hij die nodig heeft. In het rapport staat ook dat eiser als designer genoemd wordt op het Instagramprofiel van [bedrijf] en dat hij als influencer en [naam 3] wordt genoemd in hun artikel over hun Open Huis in mei 2022.
13. De rechtbank oordeelt dat de activiteiten van eiser als ‘ [naam 1] ’ zoals het maken van boeketten en bloemkunst, gelet op de aard, de omvang, de duur en het terugkerende karakter ervan moeten worden aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten. Dat volgens eiser sprake was van een hobby en dat hij voor zijn activiteiten niet werd betaald, is geen reden voor een ander oordeel. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de bedoeling waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of daaruit daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Hierbij is niet alleen van belang het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover hij/zij redelijkerwijs kan beschikken. Het gaat dus om activiteiten waar normaliter een beloning tegenover staat of die de betrokkene daarvoor redelijkerwijs kan bedingen of om activiteiten waarmee op een andere manier inkomsten kunnen worden verworven. Het onderscheid tussen bedrijfsmatige en hobbymatige activiteiten is voor de bijstand daarom geen relevant onderscheid.
14. Ook heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de promotieactiviteiten op sociale media eveneens kunnen worden aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten. Eiser investeert daarmee immers in de waarde van zijn sociale media account’s om zo zijn klantenbestand uit te breiden en samenwerking met bedrijven aan te gaan.Als voorbeeld heeft het college verwezen naar een reactie op een post op LinkedIN met als tekst: “we would love te have an artwork together. Check our contents on instagram […] And let us know if you are interested in creating an artwork together’. Ook verwijst het college naar het volgende bericht ‘In May 2022, I decided to move forward with my career, by building up a startup business via turning my creative skills into a brand in the flower art industry’. Hieruit blijkt dat eiser met zijn promotieactiviteiten op sociale media een zakelijk voordeel wilde behalen.
15. Het had voor eiser daarom redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zijn activiteiten als ‘ [naam 1] ’ van belang konden zijn voor de verlening van bijstand. Door het college niet van deze activiteiten op de hoogte te stellen heeft eiser zijn inlichtingenplicht geschonden. Eisers stelt dat hij op 25 oktober 2021 het college op de hoogte heeft gesteld van zijn activiteiten op sociale media en de reden waarom hij deze activiteiten verricht, namelijk om in de spotlight te komen bij bedrijven en zo zijn eventuele mogelijkheden om een baan te krijgen in zijn vakgebied. De rechtbank volgt deze stelling niet. Uit de rapportage van 25 oktober 2021 blijkt dat eiser heeft aangegeven dat hij het liefst als flowerartist werkt, dat hij connecties heeft in de bloemenwereld en dat hij hoopt via hen aan een baan te kunnen komen. Hieruit blijkt niet dat eiser toen al heeft verklaard over zijn activiteiten als flower artist en/of zijn (promotie)activiteiten op sociale media.
16. Doordat eiser van deze activiteiten geen melding heeft gemaakt kon het college het recht op bijstand niet vaststellen. Het college heeft het recht op bijstand daarom op goede gronden met ingang van 23 juni 2023 beëindigd.
17. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden; eiser kon door het besluit van het college niet aan zijn financiële verplichtingen voldoen en heeft zijn huis moeten verlaten. Het besluit heeft voor eiser dan ook zeer heftige gevolgen gehad.
18. Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2023 volgt dat eiser in die procedure stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat sprake was van een huurachterstand over de maanden juli tot en met september 2023 en dat hij met afschriften van betaal- en spaarrekeningen over de periode van juli tot en met september 2023 heeft onderbouwd dat hij geen inkomsten heeft ontvangen en geen vermogen heeft. Eiser heeft evenwel in deze beroepsprocedure geen stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij zijn huis heeft moeten verlaten en dat hij (nog steeds) niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Eiser heeft zijn beroepsgrond dat sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel dan ook onvoldoende onderbouwd. Al hierom slaagt de beroepsgrond niet.
De terugvordering van de lening van € 697,87
19. In het primaire besluit van 23 juni 2023 staat dat het college nog een vordering op eiser heeft van € 679,87, zijnde een in september 2021 verstrekte een lening voor duurzame gebruiksgoederen. Eiser moet deze schuld vanaf 1 augustus 2023 in maandelijkse termijnen van € 60,- terugbetalen.
20. Eiser voert aan dat deze lening in 2021 is verstrekt en daarmee buiten de reikwijdte van het bestreden besluit valt. Het college is immers van mening dat vanaf juni 2023 geen recht op bijstand bestaat zodat de grondslag om tot terugvordering over te gaan ontbreekt.
20. Het college heeft ter zitting onweersproken gesteld dat het besluit over de in september 2021 verstrekte lening formele rechtskracht heeft zodat eiser hiertegen nu geen gronden meer kan aanvoeren. Dat de bijstand van eiser vanaf juni 2023 is beëindigd maakt niet dat de grondslag van de terugvordering van de in 2021 verstrekte lening ontbreekt. Zoals het college ter zitting terecht heeft gesteld, had eiser in deze procedure wel gronden aan kunnen voeren gericht tegen de wijze van terugbetalen van de vordering (maandelijkse termijnen van € 60,-). Eiser heeft dit niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.