ECLI:NL:RBMNE:2023:6287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/4291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 8 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], dat zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) per 23 juni 2023 had beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er weliswaar sprake is van spoedeisend belang, maar dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over zijn werkzaamheden als Floral & Art Designer en de bijbehorende inkomsten. Tijdens de zitting op 11 oktober 2023 heeft de verzoeker verklaard dat hij geen bijverdiensten heeft en dat zijn activiteiten enkel gericht waren op het verbeteren van zijn CV. Echter, het college heeft op basis van een intern onderzoek geconcludeerd dat de verzoeker wel degelijk op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, wat zijn recht op bijstand in gevaar brengt.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van de verzoeker en het college tegen elkaar af. Hoewel de verzoeker een huurachterstand heeft en spoedeisend belang heeft bij het ontvangen van bijstand, is het risico dat hij bijstandsuitkeringen niet kan terugbetalen als het bestreden besluit in bezwaar standhoudt, zwaarder gewogen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4291

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Brouwer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], het college
(gemachtigde: G. Bozkurt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker gedurende het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 23 juni 2023 (het bestreden besluit).
1.1.
In het bestreden besluit heeft het college de bijstandsuitkering van verzoeker op grond van de Participatiewet (Pw) beëindigd vanaf 23 juni 2023. Volgens het college is het recht op bijstand niet vast te stellen omdat verzoeker geen duidelijkheid heeft gegeven over de duur en omvang van zijn werkzaamheden als Floral & Art Designer en de inkomsten die hij in verband hiermee heeft ontvangen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 oktober 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de voorzieningenrechter meegedeeld binnen twee weken uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft deze termijn niet gehaald en partijen daarover bericht in de brief van 24 oktober 2023. In deze brief is abusievelijk vermeld dat bij sluiting van het onderzoek is meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zou worden gedaan en dat
dezetermijn met twee weken wordt verlengd. Hier had moeten staan dat de uitspraaktermijn van twee weken met twee weken wordt verlengd, dus tot 8 november 2023.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Spoedeisend belang

3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat verzoeker in het kader van een nieuwe aanvraag om bijstand kort gezegd niet voortvarend heeft gehandeld. De voorzieningenrechter volgt de gemachtigde van verweerder niet in dit betoog. De gang van zaken omtrent het indienen van de nieuwe aanvraag laat onverlet dat verzoeker heeft onderbouwd dat hij een huurachterstand heeft. In de brief van 28 augustus 2023 van [financiële instelling] staat dat de huur voor de maanden juli en augustus 2023 niet is voldaan. Ter zitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat ook de huur voor de maand september 2023 niet is voldaan. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Verzoeker heeft met afschriften van zijn betaal- en spaarrekening over de periode van juli tot en met september 2023 onderbouwd dat hij op de betreffende bankrekeningen geen inkomsten heeft ontvangen en onvoldoende vermogen heeft om een periode te overbruggen. Het is niet gegeven dat het indienen van de nieuwe aanvraag om bijstand weer tot het ontvangen van een bijstandsuitkering zal leiden. Gelet op dit alles is er een spoedeisend belang.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
4. Verzoeker heeft in bezwaar aangevoerd dat hij niets bijverdient. Ook heeft hij aangevoerd dat hij niet werkt en niet adverteert. Hij heeft slechts enkele activiteiten verricht om zijn CV ‘op te leuken’ en in beeld te komen van potentiële werkgevers.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden op zichzelf een omstandigheid is die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de bedoeling waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of daaruit daadwerkelijk inkomsten zijn genoten. [1]
6. Het college stelt zich op het standpunt dat verzoeker op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Naar aanleiding van een interne melding hebben toezichthouders onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan verzoeker verleende bijstand. In het kader van dit onderzoek hebben toezichthouders onder meer dossieronderzoek verricht, gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK) geraadpleegd en internetgegevens waaronder sociale media onderzocht. Verder hebben de toezichthouders op 5 en 21 juni 2023 met verzoeker gesproken. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 18 september 2023.
7. Uit het rapport blijkt onder meer dat verzoeker zich presenteert als ‘Floral and Art Designer’, dat op sociale media veel berichten zijn geplaatst zowel door verzoeker zelf als door (professionele) derden met betrekking tot ‘floral art’ en door verzoeker verrichte activiteiten in verband hiermee, dat de onderneming ’ [onderneming] ’ (gelijk aan naam verzoeker) in het register van de KvK staat ingeschreven per 1 oktober 2022, dat deze onderneming zich onder meer bezighoudt met bloemsierkunst en dat de eigenaar van deze onderneming [A] is. Uit het verslag van het gesprek op 21 juni 2023 blijkt dat verzoeker heeft verklaard dat [A] zijn vriend is en dat verzoeker ambassadeur is van het bedrijf [bedrijf] . Verder blijkt uit het onderzoeksrapport dat verzoeker online een bericht heeft geplaatst met als tekst: “In May 2022, I decided to move forward with my career, by building up a startup business via turning my creative skills into a brand in the flower art industry”. Desgevraagd heeft verzoeker tijdens het gesprek op 21 juni 2023 daarover naar voren gebracht dat de omstandigheid dat dit op zijn LinkedIN pagina staat niet betekent dat hij ook iets is begonnen.
8. In het licht van de onderzoeksbevindingen van het rapport van 18 september 2023 heeft de bezwaargrond van verzoeker dat hij geen werkzaamheden heeft verricht naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. Gelet op de overige gegevens en de omvang van de activiteiten zoals uitgebreid uiteengezet in het onderzoeksrapport heeft de stelling in bezwaar van verzoeker dat het slechts zou gaan om bluf door enkele activiteiten om zijn CV ‘op te leuken’ evenmin een redelijke kans van slagen.
Belangenafweging
9. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af. Op grond van de nu voorhanden zijnde gegevens heeft het bezwaar van verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. Als het bestreden besluit wordt geschorst en de bijstandsuitkering van verzoeker wordt hervat en het bestreden besluit
blijft vervolgens in bezwaar in stand, dan is er een risico dat verzoeker het uitgekeerde niet terugbetaalt of kan betalen. Dit restitutierisico weegt onder de gegeven omstandigheden zwaarder dan het belang van verzoeker om bijstand te ontvangen. Aangezien ook overigens, gelet op de betrokken belangen, in dit geval geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening, zal het verzoek worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1025.