ECLI:NL:RBGEL:2025:4996

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 162
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door een influencer

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 26 juni 2025, wordt de intrekking en terugvordering van bijstandsrechten van eisers behandeld. Eisers, een echtpaar uit Nijmegen, hebben bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet. De zaak kwam aan het licht toen het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen ontdekte dat eiseres als influencer op sociale media actief was en op geld waardeerbare activiteiten verrichtte zonder deze te melden. Het college heeft de bijstand per 7 september 2021 ingetrokken en een bedrag van € 38.642,01 teruggevorderd over de periode van 7 september 2021 tot en met 31 juli 2023. De rechtbank oordeelt dat de activiteiten van eiseres als influencer inderdaad als op geld waardeerbare activiteiten moeten worden aangemerkt en dat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze niet te melden. De rechtbank bevestigt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld door het ontbreken van controleerbare gegevens over de inkomsten van eiseres. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en de beslissing van het college tot intrekking en terugvordering van de bijstand blijft in stand. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/162

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , beiden uit [plaats 1] , eisers

(gemachtigde: mr. M.T. Lamers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, het college

(gemachtigde: mr. N.A. van Wingerden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking en de terugvordering van (het recht op) bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) van eisers, omdat eiseres als influencer op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. Eisers zijn het daar niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de sociale media activiteiten van eiseres zijn aan te merken als op geld waardeerbare activiteiten en dat zij daarmee inkomsten heeft ontvangen en heeft kunnen bedingen. Het college is terecht tot het oordeel gekomen dat eisers, doordat zij deze activiteiten en (te bedingen) inkomsten niet hebben gemeld, hun inlichtingenverplichting hebben geschonden en dat het college het recht op bijstand niet kan vaststellen. Het beroep is ongegrond.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 12 december 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij het besluit van 7 augustus 2023 (het primaire besluit) gebleven.
2.1.
In het primaire besluit heeft het college het recht op bijstand van eisers met ingang van 7 september 2021 ingetrokken en de kosten van bijstand over de periode van
7 september 2021 tot en met 31 juli 2023 tot een bedrag van € 38.642,01 (bruto) van eisers teruggevorderd.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college deelgenomen.
De gemachtigde van het college is bijgestaan door [persoon A] .
Beoordeling door de rechtbank
De niet betwiste feiten
3. De rechtbank stelt vast dat de volgende feiten tussen partijen niet in geschil zijn.
3.1.
Eisers ontvingen vanaf 12 juni 2015 bijstand naar de norm voor gehuwden. Over de periode van 7 mei 2015 tot en met 11 juni 2015 heeft eiser bijstand naar de norm voor een alleenstaande ontvangen.
3.2.
Eiseres heeft – in ieder geval – vanaf 20 oktober 2016 met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’/’ [gebruikersnaam 2] ’/’ [gebruikersnaam 3] ’ via diverse sociale media [1] foto’s en video’s (content) geplaatst.
3.3.
Op 26 april 2023 heeft het college een melding ontvangen dat eiseres (al dan niet samen met eiser) regelmatig naar Turkije en Dubai reist, dat eiseres erg actief is op verschillende sociale media met haar accountnaam [gebruikersnaam 2] en dat zij hier geld mee verdient. Hierop heeft de Sociale Recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand en in dat verband diverse onderzoekshandelingen verricht. Met eisers is op 6 juli 2023 over de resultaten van het onderzoek een gesprek gevoerd. Van de bevindingen en de conclusies uit het onderzoek is op 1 augustus 2023 een rapport opgesteld.
3.4.
Eisers hebben het college verzocht om de bijstand per 1 augustus 2023 te beëindigen omdat zij per die datum voldoende inkomsten uit arbeid hebben. [2]
3.5.
Op grond van de resultaten uit het rechtmatigheidsonderzoek heeft het college het primaire besluit genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.
3.6.
De in dit geding te beoordelen periode loopt van 7 september 2021 tot en met
31 juli 2023.
Hebben eisers de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden?
4. Het college verwijt eisers dat zij in de te beoordelen periode hun inlichtingenverplichting niet zijn nagekomen met betrekking tot de door eiseres verrichte op geld waardeerbare werkzaamheden (hierna: activiteiten) en de daaruit verworven of te bedingen inkomsten. Die verplichting staat in artikel 17, eerste lid, van de Pw en houdt in dat eisers onverwijld en uit eigen beweging opgave moeten doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
4.1.
Het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de bedoeling waarmee die activiteiten worden verricht en ongeacht of daaruit daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Hierbij is gelet op artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 32, eerste lid, van de Pw, niet alleen van belang het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover hij/zij redelijkerwijs kan beschikken.
Het gaat dus om activiteiten waar normaliter een beloning tegenover staat of die de betrokkene daarvoor redelijkerwijs kan bedingen of om activiteiten waarmee op een andere manier inkomsten kunnen worden verworven. [3]
4.2.
Dus niet alleen feitelijk ontvangen tegenprestaties, maar ook op geld waardeerbare activiteiten zelf moeten worden gemeld bij de bijstandverlenende instantie als het de betrokkenen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
4.3.
Eiseres heeft ter zitting erkend dat de activiteiten die zij – als influencer – op sociale media heeft verricht (voor zover deze via een samenwerkingsverband hebben plaatsgevonden) moeten worden aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten en dat zij hieruit in een deel van de te beoordelen periode tegenprestaties heeft ontvangen. Verder heeft zij erkend dat zij hiervan melding hadden moeten doen aan het college maar dat zij dat hebben nagelaten.
4.4.
Hoewel vaststaat dat eisers het college niet hebben geïnformeerd over de op geld waardeerbare activiteiten en de daaruit ontvangen tegenprestaties, hebben eisers het college ten onrechte ook niet geïnformeerd over de overige activiteiten van eiseres op sociale media. Ook al hebben niet alle activiteiten van eiseres als influencer via een samenwerkingsverband plaatsgevonden, voor deze activiteiten heeft eiseres tegenprestaties ontvangen dan wel had zij daarvoor tegenprestaties kunnen bedingen. Ook voor deze activiteiten geldt dat eisers – anders dan zij stellen – die hadden moeten melden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers de op hun rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden.
Wat is het gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting voor het recht op bijstand van eisers?
5. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand van eisers door de schending van de inlichtingenverplichting met ingang van 7 september 2021 niet is vast te stellen, ook niet schattenderwijs. Eisers hebben geen controleerbare en verifieerbare gegevens overgelegd over de omvang van de op geld waardeerbare activiteiten en de tegenprestaties die eiseres hieruit heeft ontvangen of had kunnen bedingen.
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college de bijstand ten onrechte per
7 september 2021 heeft ingetrokken. Zij wijzen verder nog op de door hen in bezwaar ingebrachte gegevens met betrekking tot de door eiseres ontvangen tegenprestaties op grond waarvan het college hun recht op bijstand schattenderwijs had kunnen vaststellen.
7. Deze beroepsgronden slagen niet.
7.1.
Volgens het college had eiseres per 7 september 2021 meer dan 100.000 volgers op Instagram. [4] Bij 100.000 volgers of meer op een of meerdere sociale media kanalen, zo stelt het college, kan een inkomen waarmee in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien worden verdiend. Het college baseert zich daarvoor op een bericht op de website van de AvroTros en een artikel in de Financial Times.
7.2.
De rechtbank kan het college hierin volgen. Ook uit andere, openbare, via internet te raadplegen bronnen, volgt dat bij 100.000 of meer volgers op enig sociale media kanaal een inkomen per maand is te verdienen waarmee voorzien kan worden in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze openbare, via het internet te raadplegen, bronnen zijn onder meer een artikel van de Rabobank [5] , een blog op Wise [6] , een artikel op Intermediair [7] en een blog op [naam blog] [8] .
Maar ook internationaal wordt er vanuit gegaan dat bij 100.000 of meer volgers een dergelijk inkomen verdiend kan worden, zie bijvoorbeeld een artikel op [website 5] [9] , een artikel op Forbes [10] en een artikel op Business [11] . Deze publicaties bevestigen de bronnen die het college aan de bestreden besluitvorming ten grondslag heeft gelegd.
7.2.1.
Hoewel de rechtbank onderkent dat de in al deze artikelen genoemde aantallen volgers en de opbrengsten per post/video indicatief zijn, schetsen zij wel eenzelfde beeld, dat in lijn ligt met het standpunt van het college.
7.2.2.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eisers onvoldoende hebben weersproken dat eiseres per 7 september 2021 alleen al op Instagram meer dan 100.000 volgers had. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat eiseres - in weerwil van de inhoud van deze algemene publicaties - toen zij meer dan 100.000 volgers had geen tegenprestaties heeft ontvangen of had kunnen bedingen.
8. Als na een schending van de inlichtingenverplichting de door de betrokkene gestelde en aannemelijk gemaakte feiten geen grondslag bieden voor een precieze vaststelling van het recht op bijstand, dan is de bijstandverlenende instantie gehouden om, als dat mogelijk is, schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag betrokkene in ieder geval wel recht op bijstand heeft, op basis van de vaststaande feiten. [12]
Voor het schattenderwijs vaststellen van het recht op bijstand zijn wel voldoende concrete gegevens nodig. Als het bijvoorbeeld gaat om niet gemelde activiteiten, dan moeten er voldoende concrete gegevens voorhanden zijn over de duur en omvang van die activiteiten. [13]
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het recht op bijstand niet schattenderwijs kan worden vastgesteld. Door het ontbreken van een boekhouding of administratie blijft onduidelijk hoeveel eisers daadwerkelijk aan inkomsten of tegenprestaties hebben ontvangen of hadden kunnen ontvangen.
8.2.
Daar komt bij dat uit de rapporten van de Sociale Recherche, in het bijzonder het rapport Internet Rechercheren van 5 juni 2023, blijkt dat eiseres meerdere posts en video’s heeft geplaatst op onder meer Instagram en TikTok. Uit die posts en video’s volgt dat eiseres is benaderd voor een samenwerking en dat zij daarvoor onder meer gratis maaltijden heeft gekregen, zoals bijvoorbeeld bij het [naam hotel 1] (de Iftar preview voor twee personen), het [naam hotel 2] in Dubai (het Iftar buffet), het [naam restaurant 1] in Dubai en [naam restaurant 2] , eveneens in Dubai. Eisers hebben erkend dat eiseres deze posts heeft geplaatst in ruil voor ‘gratis’ maaltijden. Door eisers is meermaals opgemerkt dat deze handelswijze, ook wel ‘barter’ genoemd, gebruikelijk is voor een influencer, die eiseres niet ontkent te zijn. De rechtbank betrekt hierbij nog dat onbetwist is dat eiseres van de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten een Gold Visa heeft ontvangen, mede doordat zij een invloedrijke, creatieve, influencer is. Dit onderstreept dat eiseres met haar activiteiten in ieder geval reële inkomsten (tegenprestaties) had kunnen verwerven, voor zover zij die niet ook daadwerkelijk heeft ontvangen.
Eisers hebben niet duidelijk gemaakt op welke bedragen die samenwerkingen gewaardeerd kunnen worden en tot welke verdere afspraken of volgende activiteiten die samenwerkingen hebben geleid.
8.3.
Verder hebben eisers onvoldoende inzicht gegeven en onvoldoende objectieve en controleerbare gegevens verstrekt over de omvang van de tegenprestaties die eiseres in de vorm van gratis maaltijden en reizen, waaronder de door eiseres in december 2022 in opdracht van de [naam nieuwszender] gemaakte reis naar [plaats 2] , heeft ontvangen en over de omvang van haar op geld waardeerbare activiteiten. Voor zover eisers met het door hen overgelegde lijstje van inkomsten/waardes van tegenprestaties hebben beoogd inzicht te geven in hun inkomsten, merkt de rechtbank op dat dit lijstje niet compleet is. Zo is de hierboven aangehaalde reis naar [plaats 2] daarin bijvoorbeeld niet opgenomen, terwijl niet in geschil is dat deze volledig gefinancierd werd door de [naam nieuwszender] .
Evenmin hebben eisers aannemelijk kunnen maken dat zij de vele reizen hebben gemaakt voor (vooral) familiebezoeken en dat de daarvoor benodigde kosten volledig zijn gedragen door de familie, zoals eisers stellen, en niet (ook) als tegenprestatie voor een post of video op een van de sociale media kanalen van eiseres zijn te duiden.
8.4.
De rechtbank gaat voorbij aan het aanbod van eisers om alsnog aanvullende gegevens over te leggen. Voor zover eisers (nog) over objectieve en verifieerbare gegevens zouden beschikken, had het op de weg van eisers gelegen om deze over te leggen. Immers, eisers waren er inmiddels wel bekend mee dat het college deze gegevens nodig had om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Niet wordt ingezien welke gegevens eisers nog zouden kunnen overleggen die zij niet al eerder hebben overgelegd. Kortom, eisers hebben niet inzichtelijk gemaakt wat de aard en omvang van de internetactiviteiten van eiseres waren en welke tegensprestaties eiseres heeft ontvangen dan wel had kunnen bedingen voor haar activiteiten, los van de vraag of daarvoor al dan niet een samenwerkingsverband gold.
9. Het voorgaande betekent dat het college op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw verplicht was om de bijstand over de te beoordelen periode in te trekken en op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw ook verplicht is om de gemaakte kosten van bijstand van eisers terug te vorderen. De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten voor een andere, latere, datum waartegen het recht op bijstand had moeten worden ingetrokken. Eisers hebben tegen de terugvorderingsbeslissing en de berekening van (de (hoogte van) het teruggevorderde bedrag geen afzonderlijke beroepsgronden ingediend.
De rechtbank ziet geen grond om de beslissing van het college het voornoemde bedrag van eisers terug te vorderen onrechtmatig te achten. Ook is er geen reden om te twijfelen aan de berekening van de hoogte van de terug te vorderen bedragen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen dan ook geen gelijk. De beslissing van het college tot intrekking en terugvordering van de aan eisers over de periode van 7 september 2021 tot en met 31 juli 2023 verleende bijstand blijft in stand. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, en
mr. J.A. van Schagen en mr. Y. Rikken, leden, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Onder andere Instagram, Facebook, YouTube en TikTok.
2.Uit het door eiser per 1 augustus 2023 gestarte schoonmaakbedrijf.
3.Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646; 3 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1025.
4.Begin juni 2023 lag volgens de Sociale Recherche het aantal volgers op TikTok op 210.690, op Instagram op 254.000 en op 11.600 abonnees op YouTube. De aantallen zijn daarna nog opgelopen.
5.[website 1]
6.[website 2]
7.[website 3]
8.[website 4]
9.[website 5]
10.[website 6]
11.[website 7]
12.Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: 27 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT5852 en 15 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2089.
13.Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: