ECLI:NL:CRVB:2021:2172
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en toepassing van de kostendelersnorm in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand aan appellant op basis van de Participatiewet (PW) en de toepassing van de kostendelersnorm. Appellant heeft zich op 15 januari 2019 gemeld voor bijstand, maar de aanvraag is pas op 13 februari 2019 ingediend. Het college heeft bijstand toegekend op basis van vijf kostendelende medebewoners, wat appellant betwist. Hij stelt dat zijn zus in de periode van de aanvraag op een ander adres woonde, maar het college heeft vastgesteld dat zij op hetzelfde adres stond ingeschreven als appellant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het college de inschrijving in de basisregistratie personen (Brp) als uitgangspunt mocht nemen en dat het aan appellant was om aan te tonen dat zijn zus op een ander adres woonde. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat zijn zus daadwerkelijk op een ander adres woonde, waardoor de kostendelersnorm correct is toegepast. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigen en dat het uitblijven van een tijdige aanvraag aan appellant is te verwijten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 31 augustus 2021.