ECLI:NL:CRVB:2024:1319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijstand met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand aanvroeg op basis van de Participatiewet, wilde dat zijn bijstand met terugwerkende kracht werd toegekend vanaf 18 april 2020, de datum waarop hij zich had ingeschreven in de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem had echter bijstand toegekend vanaf de datum van zijn aanvraag op 11 mei 2020, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat, hoewel de appellant persoonlijke problemen had, deze niet voldoende waren om te concluderen dat hij niet in staat was om zich eerder te melden voor bijstand. De appellant had ook problemen met zijn DigiD, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze problemen hem verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde dat het college terecht had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager in het proces van bijstandsverlening.