ECLI:NL:CRVB:2024:1122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning aanvraag om bijstand en afwijzing verzoek om bijstandsverlening met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Tunesië verbleef tijdens de coronamaatregelen, had een aanvraag om bijstand ingediend met de gewenste ingangsdatum van 1 april 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigerde deze aanvraag met terugwerkende kracht, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De appellant stelde dat hij niet eerder bijstand had kunnen aanvragen omdat hij vastzat in Tunesië en niet in staat was om contact op te nemen met het college.
De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om zich eerder te melden voor bijstand. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij in de periode van 1 april 2020 tot 28 juli 2020 bijstandbehoevend was en dat hij niet in staat was om een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en liet de ingangsdatum van de bijstand in stand. De appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.