Uitspraak
1 april 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. U. Arslan, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
OVERWEGINGEN
4.2. Ter zitting heeft het Uwv erkend dat appellante ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb genomen. Aannemelijk is echter dat appellante daardoor niet is benadeeld. In beroep en in hoger beroep heeft zij alsnog de gelegenheid gehad om haar standpunten mondeling toe te lichten en stukken over te leggen, zodat het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal worden gepasseerd. Ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan, zou een besluit met een gelijke uitkomst zijn genomen.
BESLISSING
C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2021.