ECLI:NL:CRVB:2022:745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellante met betrekking tot Ziektewet-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met mondproblemen en later rug- en spanningsklachten, was in beroep gegaan tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uwv. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd waarom appellante niet meer beperkt was dan reeds aangenomen. Appellante had in hoger beroep herhaald dat zij volledig arbeidsongeschikt was en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten. De Raad oordeelde echter dat de beroepsgronden van appellante in essentie een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen medische informatie was die de belastbaarheid van appellante op 1 maart 2020 in twijfel trok. De Raad bevestigde dat de functies die aan de Ziektewet-beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante, ondanks haar beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.