ECLI:NL:CRVB:2022:2245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een tuinbouwmedewerker, had zich op 15 september 2017 ziekgemeld met rugklachten en klachten aan beide ellebogen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een Ziektewet (ZW) uitkering toe, die na een eerstejaars beoordeling werd voortgezet. Echter, na een toetsing in het tweede ziektejaar concludeerde een verzekeringsarts dat de appellant weer in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 7 juli 2019. Het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing werd door het Uwv ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de beëindiging van de uitkering terecht was. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met medische informatie uit Polen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling deugdelijk was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de artsen van het Uwv en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.