Uitspraak
16.5528 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.024,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep is ingesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank die het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd. De zaak betreft een werkneemster die zowel bij betrokkene als bij een andere werkgever in dienst was en zich ziek meldde. Het Uwv had de Ziektewetuitkering van de werkneemster vastgesteld op basis van haar werkzaamheden bij betrokkene, wat door de rechtbank als onjuist werd beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat bij het vaststellen van de maatgevende arbeid rekening gehouden moest worden met de combinatie van werkzaamheden bij beide werkgevers.
In hoger beroep heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en betoogd dat alleen de inkomensverhoudingen in de samenloopsituatie waarvoor een ZW-recht bestaat, in aanmerking genomen moeten worden. Betrokkene heeft aangegeven dat zij het eens is met het gewijzigde standpunt van het Uwv, waardoor er geen geschil meer bestaat. De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is voor het Uwv, omdat de partijen het eens zijn over de nadere motivering van het bestreden besluit. Hierdoor is het hoger beroep van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het Uwv tevens veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.024,-.