ECLI:NL:CRVB:2022:2221

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
21/3762 NOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvragen NOW-subsidie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van meerdere besloten vennootschappen tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun aanvragen voor de NOW-subsidie, die zijn ingediend op basis van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) voor de maanden oktober, november en december 2020. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de aanvragen goedgekeurd en voorschotten vastgesteld, maar de appellanten maakten bezwaar tegen de besluiten van de minister, omdat zij van mening waren dat de referentiemaand niet representatief was voor hun loonsom. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellanten niet-ontvankelijk, omdat zij geen procesbelang hadden bij de beoordeling van hun beroep, aangezien de gevraagde subsidiebedragen al waren toegekend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de appellanten het maximale financiële resultaat hebben bereikt dat zij wilden behalen en dat er geen mogelijkheid is voor een gunstiger resultaat in deze procedure. De Raad stelt vast dat de appellanten de NOW-subsidie hebben ontvangen en dat zij geen verdere aanspraak maken op meer of minder subsidie. De Raad benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang vereist is dat het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk bereikt kan worden, wat in dit geval niet aan de orde is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de appellanten hun argumenten in een andere procedure tegen de besluiten tot vaststelling van de subsidies opnieuw kunnen aanvoeren. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

21.3762 NOW, 21/3763 NOW, 21/3764 NOW, 21/3765 NOW, 21/3766 NOW-PV

Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2021, 21/842, 21/843, 21/844, 21/845 en 21/846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de besloten vennootschap [naam B.V. 1] te [vestigingsplaats 1]
de besloten vennootschap [naam B.V. 2] te [vestigingsplaats 2]
de besloten vennootschap [naam B.V. 3] te [vestigingsplaats 3]
de besloten vennootschap [naam B.V. 4] te [vestigingsplaats 4]
de besloten vennootschap [naam B.V. 5] te [vestigingsplaats 5]
(appellanten)
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister)
Zitting hebben: H.G. Rottier, M. Schoneveld, S. Wijna
Griffier: R. van der Heide
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022. Namens appellanten zijn verschenen [gemachtigde] , drs. M. Koch en mr. J.P.C. Obbink. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. van Dongen, medewerker van het Uwv.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellanten hebben aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3), voor de maanden oktober, november en december 2020. In de aanvragen is een verwacht omzetverlies van 50% opgegeven.
2. De minister heeft bij besluiten van 24 november 2020 de gevraagde tegemoetkomingen toegekend en te betalen voorschotten vastgesteld. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens appellanten is de maand juni 2020 als referentiemaand in hun geval niet representatief voor de loonsom, omdat in december 2020 375 extra personeelsleden in dienst zijn gekomen. De minister heeft bij besluiten van 6 januari 2021 (de bestreden besluiten) de bezwaren ongegrond verklaard. Volgens de minister bestaat er geen mogelijkheid om af te wijken van de bepalingen in de NOW-regeling.
3. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellanten geen procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroep. De gevraagde subsidiebedragen zijn immers toegekend overeenkomstig de daartoe gedane aanvragen.
4. Appellanten zijn het hier niet mee eens en hebben in hoger beroep aangevoerd dat hun procesbelang is gelegen in het voorkomen van het onherroepelijk worden van de subsidieverlening, waardoor bepaalde onderdelen daarvan niet meer kunnen worden aangevochten.
5. Niet betwist is dat de aangevraagde subsidie is ontvangen. Appellanten wensen ook niet meer of minder te ontvangen.
6. Voor het aannemen van procesbelang is vereist dat het resultaat dat de indiener van het bezwaarschrift, beroepschrift of hogerberoepschrift nastreeft ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren daarvan voor de betrokkene feitelijke betekenis niet kan worden ontzegd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1156.). Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:464). Ook kan procesbelang worden aangenomen indien het bestreden besluit rechtstreeks gevolg heeft waarvan in een andere, al dan niet bestuursrechtelijke, rechtsverhouding nadeel zal worden ondervonden en de in de voorliggende zaak op bestuursrechtelijke gronden te nemen beslissing voor het intreden van dat gevolg beslissend is (zie de uitspraak van de Raad van 9 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:53).
7. Appellanten hebben de door hen gevraagde NOW-subsidie toegekend gekregen en hierop voorschotten ontvangen. Appellanten hebben daarmee het maximale financiële resultaat bereikt dat zij wilden bereiken. Een gunstiger resultaat kan in deze procedure niet worden behaald. Verder kan op de vaststelling van de subsidie in deze procedure niet worden vooruitgelopen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellanten de argumenten die zij in de onderhavige procedure naar voren hebben gebracht opnieuw en in volle omvang naar voren kunnen brengen in een procedure tegen de besluiten tot vaststelling van de subsidies. De bestreden besluiten hebben dus ook geen rechtstreeks gevolg waarvan in de procedure tot vaststelling van de subsidies nadeel zal worden ondervonden. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
8. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de meervoudige kamer
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) H.G. Rottier